Een prerafaëlietententoonstelling in Oxford

De tentoonstelling The Pre-Raphaelites and Italy in het Ashmolean Museum in Oxford is een ware publiekstrekker. Het is dan ook over de koppen lopen op de dag dat ik haar bezoek. Oxford pronkt hier met het Engelse cultureel erfgoed waar niet alleen de Engelsen zelf trots op zijn, maar waar ook nieuwsgierige fans van andere nationaliteiten op af komen. Maar dat het merk ‘Pre-Raphaelite’ goed verkoopt, wil nog niet zeggen dat alles wat ‘Pre-Raphaelite’ heet ook daadwerkelijk van hoge kwaliteit is. […]

De tentoonstelling ‘The Pre-Raphaelites and Italy’, waarmee het Ashmolean Museum in Oxford heropent na een lange renovatieperiode, is een ware publiekstrekker. Het is dan ook over de koppen lopen op de dag dat ik haar bezoek. Oxford pronkt hier met het Engelse cultureel erfgoed waar niet alleen de Engelsen zelf trots op zijn, maar waar ook nieuwsgierige fans van andere nationaliteiten op af komen.

Dat de tentoonstelling juist in Oxford plaatsvindt is passend, want hoewel de Pre-Raphaelite Brotherhood, in 1848 opgericht door Dante Gabriel Rossetti, William Holman Hunt en John Everett Millais, nooit werkelijk een samenwerkingsverband is geweest, mag Oxford zich de trotse eigenaar noemen van de uitkomst van het enige echte groepsproject: de muurschilderingen in de bibliotheek van de Oxford Union Society uit 1857.  Het was bij het werken aan deze schilderingen dat Rossetti vriendschap sloot met William Morris en Edward Burne-Jones, de twee kunstenaars die later, en vaker dan de initiële leden van het broederschap, als prerafaëlieten werden bestempeld. Ook is er een relatie tussen Oxford en John Ruskin, profeet en financieel ondersteuner van de prerafaëlieten en een befaamd kunstcriticus. Hij studeerde in Oxford en gaf er later zelf college. Het Ashmolean Museum beschikt over een uitgebreide ‘Ruskin School Collection’ met tekeningen van en voor Ruskin, waarvan een groot aantal nu tentoongesteld is.

Dante
Dat het merk ‘Pre-Raphaelite’ goed verkoopt, wil nog niet zeggen dat alles wat ‘Pre-Raphaelite’ heet ook daadwerkelijk van hoge kwaliteit is. De Oxfordse tentoonstelling valt wat dat betreft enigszins tegen. Het thema van de tentoonstelling, de prerafaëlieten en Italië, is multi-interpretabel en in de tentoonstelling is er dan ook op verschillende manieren invulling aan gegeven, waardoor het geheel een nogal versplinterd karakter krijgt. In totaal telt de tentoonstelling ongeveer 120 stukken. Millais is niet vertegenwoordigd, maar van Rossetti en Burne-Jones zijn een groot aantal werken (waaronder veel schetsen en studies) te zien en ook van Ruskin zijn tekeningen en schilderijen te bewonderen. De route leidt eerst langs prerafaëlitische kunstwerken bij motieven uit de Italiaanse literatuur. Met name Rossetti maakte die in overvloed. Zijn schetsen en aquarellen bij scènes uit de Vita Nuova en de Divina Commedia van Dante Alighieri zijn hier te zien.  Minder bekende prerafaëlitische schilders zoals William Dyce en Sir Joseph Noel Paton traden in Rossetti’s voetsporen. Ook deze schilders hebben de liefdesaffaire van Paolo en Francesca, in navolging van Rossetti, verbeeld. Dyce maakte het enige schilderij waarop ook de boze broer van Paolo, Gianciotto, stond afgebeeld, die eigenlijk met Franscesca behoorde te trouwen, maar dit werk is later bijgesneden zodat alleen het geliefde stel overblijft. Slechts een verloren hand in de linkerhoek verraadt de aanwezigheid van de verliezende partij.

Italiaanse reizen
Een tweede subthema van de tentoonstelling vormen de Italiaanse reizen die de prerafaëlieten maakten en de inspiratie die ze er opdeden in de kunst, de architectuur en het landschap. In deze selectie vinden we vooral tekeningen van Ruskin – met name tekeningen naar Venetiaanse architectuur die aan de basis hebben gelegen voor zijn beroemde studie The Stones of Venice – en schetsen van gebouwen die in opdracht van Ruskin zijn gemaakt. Ook vinden we er vier schilderijen van de graven van Shelley en Keats, die beiden op het protestantse kerkhof in Rome begraven liggen. Deze schilderijen zijn wel in Italië gemaakt, maar hebben mijns inziens weinig met Italië zelf te maken: het was de schilders William Bell Scott en Walter Crane hier juist om hun nationale culturele voorvaderen te doen, en niet zozeer om de sfeer van het Italiaanse kerkhof. In een zelfde los verband met het thema staan de ontwerpen van Burne-Jones voor mozaïeken voor de Amerikaanse kerk in Rome. Deze ontwerpen hebben op zichzelf niets met Italië te maken en kunnen gemakkelijk naast Engelse ontwerpen van Burne-Jones worden geplaatst.

Lees ook:  Helene Kröller-Müller: een biografie, een documentaire en een tentoonstelling

Aesthetic Movement
Hoogtepunt van de tentoonstelling vormt de laatste wand, met schilderijen uit de periode van de Aesthetic Movement. Het bindende element vormen de Italiaanse titels van de geselecteerde schilderijen. Het zijn weer vooral werken van Rossetti, die zelf nooit in Italië is geweest, maar het Italiaans wel perfect beheerste. Tentoongesteld zijn onder andere de prachtige krijttekeningen Perlascura (zwarte parel) en La Donna della Finestra (naar een personage uit Dantes Vita Nuova), beide getekend naar Rossetti’s latere vaste model Jane Morris. Deze tekeningen zijn veel groter, mysterieuzer en ingetogener van kleur dan ze in de catalogus lijken, en alleen daarom al een bezichtiging waard. Ik snap nu nog beter wat de dichter P.C. Boutens in 1906 aantrok, toen hij een sonnet schreef bij deze portretten naar Jane Morris. Zij lijkt een wezen uit een andere werkelijkheid.

Culturele kruisbestuivingen
Dit laatste deel van de tentoonstelling had naar mijn mening wel wat verder uitgebreid kunnen en mogen worden. Er zijn namelijk van Rossetti nog veel meer schilderijen te bedenken die onder grote invloed van de Italiaanse primitieven, met name Titiaan, zijn ontstaan. Ik denk dan aan de levensgrote vrouwsportretten die hij vanaf 1859 schilderde om pure Schoonheid, met hoofdletter, te verbeelden. Er hangen wel een paar van deze schilderijen, maar alleen vanwege hun Italiaanse titel, en niet vanwege de Italiaanse invloed in de thematiek en stijl.  De Bocca Bacciata (1859) had hier goed gepast (en draagt zelfs een Italiaanse titel!), evenals bijvoorbeeld The Blue Bower (1865) en Helen of Troy (1863), schilderijen die wat sensualiteit en stijl betreft direct teruggaan op Titiaanse exemplaren. Wat mij betreft had ook dit soort Italiaanse inspiratie in de tentoonstelling aan bod mogen komen, liefst ook met een aantal Italiaanse primitieve voorbeelden ernaast, zodat de overeenkomsten duidelijk in beeld komen. Zou een dergelijke tentoonstelling van culturele kruisbestuivingen in de toekomst mogelijk zijn? Ik zou hem in Nederland wel willen maken.

De tentoonstelling ‘The Pre-Raphaelites & Italy’ is nog tot 5 december te bezichtigen.

Dit artikel is eerder gepubliceerd op het persoonlijke blog van de auteur.

_______________
Afbeeldingen:
– Dante Gabriel Rossetti, Perlascura (1871). Ashmolean Museum, Oxford.
– William Dyce, Francesca da Rimini (1837). The National Galleries of Scotland, Edinburgh.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *