Bibliografie

Voor degenen die niet alle talen ter wereld spreken (ik bijvoorbeeld), maar toch leuke en/of malle buitenlandse eindeeuwsche ‘decadenten’ willen lezen, bij deze geheel belangeloos een eerste en niet bepaald systematische aanzet tot een incomplete ‘bibliografie’ hiervan. (Veel ervan is overigens wel gemakkelijk in het Engels te krijgen, maar nu blijven we keurig bij Nederlandstalige teksten.) We beginnen natuurlijk met de grote Fransen decadenten. Dat houdt niet altijd over.

– Voor een stereotiepe decadente roman als Elémir Bourges‘ (1852-1925) Les Crepuscule des Dieux (1884) moet men toch echt de Franse lessen weer ophalen. Bourges heeft in Nederland zover ik kan overzien weinig sporen achtergelaten: Van Deyssel noemt hem een keer ergens (afkeurend), bij zijn overlijden werd stilgestaan in Den Gulden Winckel en aan mijn muur hangt een lijstje met een handgeschreven briefje van hem.

– Hetzelfde geldt ongeveer voor typisch decadente en moeilijk door te komen romans als Zo’har (1886) of La Première Maitresse (1894) van Catulle Mendès (1841-1909). Ook van hem heb ik een handgeschreven briefje aan mijn muur, doch door zijn romans heenkomen is ook mij niet gelukt. Wel heb ik onlangs een prachtig verhaal (sprookje) van hem gelezen in zijn ‘Contes du Rouet’ (1884). Oh… ik vergeet Nederlandse vertalingen te noemen, maar die zijn er volgens mij ook niet. Hij kwam aan zijn eind door te vroeg uit de trein te stappen. Ik heb dat altijd weinig decadent gevonden.

Jean Lorrain (1855-1906): met deze representant van de meer extreme, over-the-top-kanten van het Franse decadentisme is het bibliografisch wat beter gesteld. Zijn prachtige Monsieur de Bougrelon (1897) is in 1978 vertaald als Denkbeeldige Genietingen (Amsterdam, Meulenhoff) en een aantal van zijn verhalen in 1986 als Verhalen van een Etherdrinker (Antwerpen/Breda, Exa). Ik weet ook zeker een aantal jaren geleden een aankondiging van een bibliofiele editie van zijn verhaal ‘De Pad’ te hebben gezien, doch kan daar nu geen spoor van terugvinden. Ook verscheen in de jaren 1890 een enkel verhaal van hem in De Kroniek. Zijn magnum opus ‘Monsieur de Phocas’ (1901) is echter vooralsnog onvertaald. (Couperus heeft overigens zijn bewondering voor Lorrain eens uitgesproken en in Een witte stad van weelde. Louis Couperus en Nice (1900-1910) beweert Caroline de Westenholz dat Couperus daar Lorrain ook ontmoet zou hebben, doch elk bewijs daarvoor ontbreekt in feite.)

Lees ook:  'De vertering bevorderen door opgewekte gesprekken' — Over Couperus Culinair

Rachildes (pseud. Marguerite Emery, 1862-1953) notoire ‘Monsieur Venus’ (1884) werd in 1988 vertaald door Mirjam de Veth, doch dit was in 1904 ook al eens gebeurd (Amsterdam, Bauer & Co.). Deze uitgave is heden echter onvindbaar. Toen trouwens ook al, want het werd beschouwd als pornografie. De brave Hélène Swarth bewerkte in 1907 Rachildes Son Printemps tot Haar Lente (Amsterdam, Holkema & Warendorf). Ook van Rachilde verschenen enkele verhalen in De Kroniek. De rest van haar gigantische oeuvre bleef vooralsnog onvertaald. Daar mist men niet veel aan, maar haar La Marquise de Sade (1887) is toch wel lezenswaardig als het wat meer bizarre uit de periode u kan bekoren. De grootste sporen heeft Rachilde in de Nederlandse letteren achtergelaten in het werk van Edith Werkendam. (Zie, als ik zo schaamteloos mag zijn, mijn artikel over haar in het literair-historische tijdschrft ZL van oktober 2005.)

J.K. Huysmans hoeft hier eigenlijk niet genoemd te worden, want een ieder die dit leest zal wel weten dat À Rebours, La-Bas, A Vau l’Eau en En Hollande vertaald zijn. Iets minder bekend is misschien de Nederlandse vertaling van En Rade, die in 1989 bij de Vlaamse uitgeverij Dedalus verscheen.

6 gedachten aan “Bibliografie”

  1. Zou Raymond Roussel (1877-1933) ook als decadent auteur kunnen worden beschouw? Er zijn enkele werken van hem in het Nederlands vertaald.

  2. Veel van Roussel is er niet verschenen in het Nederlands, ben ik bang.

    Wel is er: Indrukken van Afrika / Raymond Roussel ; vert. [uit het Frans] door Marij Elias. Nieuwe indrukken van Afrika / Raymond Roussel ; vert. [uit het Frans] door Sjef Houppermans ; [onder red. van Sjef Houppermans … et al.]. Amsterdam: Van Oorschot, 1996.

    Voorts bestaat er een uitgave Raymond Roussel. Arnhem : Hogeschool voor de kunsten Arnhem, [1994].

    Dan: er staat iets over hem in: Bzzlletin, ISSN 0165-0858 ; 26e jrg., nr. 243.

    Sjef Houppermans is in 1982 op hem gepromoveerd in Groningen maar zijn proefschrift is geschreven in het Frans.

  3. [Meer info over de Afrika-boeken:] Uitgeverij van Oorschot, Amsterdam, 1997. Paperback/ingenaaid. Book Condition: Net exemplaar. 2e druk. 20cmx12,5cm. ‘Franse Bibliotheek – klassiek’. Oorspronkelijke titels: ‘Impressions d’Afrique’ – 1910 – (vertaald door Marij Elias) en ‘Nouvelles impressions d’Afrique’ – 1932 – (vertaald door Sjef Houppermans, die beide titels van een nawoord voorzag). Typografie: Collage. Gezet uit de Remer van Gerrit Noordzij. ‘Indrukken van Afrika’ is een verbazingwekkende avonturenroman. Op weg naar Zuid-Amerika lijdt een groep kunstenaars, uitvinders, geleerden en circusartiesten schipbreuk voor de kust van Afrika. Zij worden door een plaatselijke potentaat in gijzeling gehouden met het oog op een losprijs. Om de tijd nuttig door te brengen, bereiden zij een galavoorstelling voor, tijdens welke zij ieder een verbluffend staaltje van hun kunnen zullen laten zien. Het gala zelf speelt zich af tegen de achtergrond van een verbeten stammenoorlog, gevoed door familievetes. In het maar enkele tientallen bladzijden tellende ‘Nieuwe Indrukken van Afrika’ keren vele elementen uit de avonturenroman terug, maar op heel andere wijze. Hier vormen vier ‘zangen’ tezamen een duizelingwekkend labyrint, dat in deze uitgave toegankelijk wordt gemaakt door een verrassende weergave in zeskleurendruk, opdat de lezer de verschillende ‘lagen’ waarop Roussel zijn werk vormgaf vrijwel moeiteloos kan volgen. De schatrijke Raymond Roussel (1877-1933) kon, net zoals zijn jeugdvriend Marcel Proust, zijn hele leven wijden aan het schrijven. Tijdens zijn leven verguisd, dankt hij zijn latere roem aan surrealisten als André Breton en Marcel Duchamp, die hem als hun voorloper beschouwden. Zeeën van tijd, zijn fascinatie voor het bestaan van gelijkluidende woorden met verschillende betekenissen én zijn ongebreidelde fantasie: deze drie factoren hebben twee van de merkwaardigste werken uit de wereldliteratuur opgeleverd. Beide verschijnen hier voor het eerst in Nederlandse vertaling. 354 + (5) pag.

  4. Gaarne zou ik bij het lemma ‘Jean Lorrain’ willen aantekenen dat Louis Couperus en Jean Lorrain 1) allebei lid waren van de Cercle Artistique in Nice tussen 1900-1906, en 2), allebei aanwezig waren op het geuzenfeest van deze club op 8 februari 1902 (volgens verslagen in locale kranten van dat feest). Om nu te zeggen dat ‘elk bewijs’ dat ze elkaar gekend hebben DUS ontbreekt lijkt me een beetje grof. Je mag toch op zijn minst veronderstellen dat de leden van een club aan elkaar worden voorgesteld, nietwaar? De etiquette in Frankrijk vereist dergelijke goede manieren tot op de dag van vandaag. Of ze elkaar GOED gekend hebben is natuurlijk nog maar de vraag.

  5. Beste Caroline de Westenholz,

    Grof wou ik natuurlijk niet zijn, maar wat ik mij herinner uit de lezing (ja, ik had het er bij moeten pakken) werd er in uw (belangwekkende) studie over Couperus in Nice met een mij niet geheel overtuigende stelligheid beweerd dat dat de beide heren elkander kenden, vandaar mijn opmerking. Uw hier geplaatste opmerking klinkt echter ook aannemelijk. Met vriendelijke groet,

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *