Het debuut van Carel de Nerée tot Babberich

Het is vandaag 102 jaar geleden dat de hier veelbesproken dandy-kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich overleed. Ter gelegenheid daarvan strooien wij met wat kruimels uit het niet-gepubliceerde archief. De Nerée begon zijn kunstenaarschap met schrijven. Wat bracht hem ertoe om het ganzenveer ter verruilen voor het penseel? […]

Het is vandaag 102 jaar geleden dat de hier veelbesproken dandy-kunstenaar Carel de Nerée tot Babberich overleed. Ter gelegenheid daarvan lichten wij wederom een tipje van de archiefsluier op. Binnen de — niet bepaald uitvoerige — De Nerée-studie is het bekend dat hij in 1898 uit liefhebberij is begonnen met tekenen. Details hierover zijn te vinden in al dan niet gepubliceerde teksten van zijn vriend Henri van Booven. Zo lezen we bij Van Booven dat hij vanaf begin 1899, in januari om precies te zijn, De Nerée bezocht en dat zij vele avonden samen schrijvend en tekenend doorbrachten. Aanvankelijk was het De Nerée die schreef en Van Booven die tekende, later werd dat andersom. Van Booven begon in deze jaren te werken aan zijn roman Tropenwee, die in 1904 zou verschijnen, en De Nerée begon zijn fascinerend beeldend oeuvre te creëren. Wanneer hij de eerste keer zijn penseel op het papier zette was nog niet bekend. Welnu, als we de volgende fraaie anekdote uit een brief van Gerard Gratama (1874-1965) aan Van Booven mogen geloven — en dat mogen we — is dat begin juli 1898 geweest. Gratama is net als Van Booven goed bevriend geweest met De Nerée. Hij heeft overigens ook een zeer fraai portret van zijn jong gestorven vriend geschilderd.

In het jaar 1898 had de eerste  tentoonstelling van Vrouwenarbeid plaats op een terrein hoek  Stadhouderslaan/Scheveningse weg tegenover de Promenade. [De tentoonstelling opende 6 juli, SB.]  Het was toen  nog een onbebouwd duinterrein. Mevrouw de Nerée-van Houten, zijn Moeder, zat in het Comité van deze expositie voor de  Westindische afdeling. De ruimte, waarin deze afdeling was ondergebracht, was met jute bekleed en zij vroeg mij en nog enige  anderen om te helpen deze ruimte wat aan te kleden en een beschildering op de jutebekleding aan te brengen. Wij, die niet gewend waren op jute te schilderen met lijmverf, brachten er niets van terecht tot groot vermaak en bespotting van Karel. Eindelijk werd  het ons te gortig en zeiden wij: “Steek jij nu maar eens een poot uit den doe het zelf.” En het wonder geschiedde; Karel, die nooit  getekend had, bracht met enkele fraaie lijnen een decor tot stand, waar wij met verbazing naar stonden te kijken. Van dat ogenblik af,  toen hij voelde wat hij in zijn mars had, is hij begonnen met tekenen als tijdverdrijf.
(Brief G.D. Gratama aan H. van Booven, 23-1-1952, Van Booven Archief, met dank.)

Lees ook:  'De schemerende ziel van juwelen': Henri van Booven Rafaelita (1905)

_______________
Afbeelding:
Carel de Nerée tot Babberich, Salome, voor 1901?. Oost-Indisch inkt, 284 x 188 mm. Collectie Gemeentemuseum Arnhem.

2 gedachten aan “Het debuut van Carel de Nerée tot Babberich”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *