‘Schoonheid en angst om het schoone’ – Vincent van Gogh en de decadent

Op rond1900.nl is het Tooropjaar, in de Hofstad is het Mesdagjaar, en in Amsterdam is het Van Gogh-jaar. Het is bijkans niet bij te houden, maar wij, als immer met de vinger op de pols van de artistieke actualiteit, doen ons best om keurig mee te doen. Deze keer doen wij dat door wederom een misschien wat minder bekende tekst te presenteren. Alhoewel: wie las ooit alles over Van Gogh? Wij niet, maar in ieder geval konden wij de tekst niet zo gauw online of elders terugvinden, al dan niet in de vorm van bibliografie of citaat, dus documentair gesproken bewijzen we de geïnteresseerden wellicht een klein dienstje.

Het is een ons inziens opmerkelijk fragment uit Plasschaerts eenmansperiodiek Kritiek van Beeldende Kunst en Kunstnijverheid, dat in 1904-1906 verscheen. Het is een buitengewoon interessant tijdschriftje: een omslag van Thorn Prikker, veel en vroege bijdragen over Van Gogh, Toorop en zélfs enige regels over Carel de Nerée.

In het navolgende fragment – als me niet vergis uit februari 1905, p. 20-21; helaas bezit ik alleen een kopie – legt Plasschaert uit waarom Van Gogh géén decadent of dandy was. Zelf naar verluidt wel een dandy, zet hij Van Gogh opvallend genoeg af tegen enkele andere kunstenaars die dat wél zijn. Een enkele noemt hij nadrukkelijk niet, en dan wij lezen daar natuurlijk zelf meteen De Nerée in, maar hoe het zij, het is in ons bescheiden optiek een heel aardig, vroeg en wellicht vergeten stukje Vincent-receptie:

Toen Baudelaire leefde, bestond nog de ‘frayeur’, ze riepen in hunnen nood. Ik weet dat er nog sommigen zijn, Veth heeten ze niet: Maris heet hij, Vincent heette hij – en sommigen nog levenden zijn zoo die ik niet noemen al. Ze weten wie ik meen en ik zend mijnen dank. Ze maken der moeite waard oogen en geest te laten kijken over kleurig vlak en bewegende lijn. Ook Vincent. Hij was een stuip – maar van een die baart. Schoonheid en angst om het schoone kwam van hem. Hij miste alles wat een decadent heeft. Deze heeft het koele technische spel, de voldongen koele meesterschap over de middelen. Hij is vol stil verzwegen meening, de decadent; hij duidt even uit (niet het groote gevoel) maar er van de uiterste spitsen, zijn franjes. Hij scherpt zijn woord tot een vlijm. Hij is nooit een dichter van het Tumult zooals Delacroix was. Hij is de dandy. Het zit, met ongekende rankste strakheden in hem. Tot de vingertoppen trilt hij, niet met een volle hand grijpt hij. Hij is een minnaar van ’t bizondere om de houding die den geest daarbij aanneemt en die daardoor scheidt hem van de rest. En Vincent? Hij greep met handen. De ontroering barstte uit, en overstroomde. Hij zocht het nieuwe maar niet een verfijning van het oude. Hij was altijd breed en altijd ruim en tragisch. Hij was een die een werkman zag met de sporen van den Eeuwige aan zijn lijf; hij zag de Aarde als een vrouw die veel baarde en moe lag soms en altijd toch weer vruchtbaar rees na iederen zwaren dood: de nieuwe resurrectie der vruchtbaarheid. Vincent is niet gecompliceerd, als een decadent is uit zijn aard. Hij is meeningvol, hij is oorzaak van het ontstaan van meeningen. Ik weet dat sommigen van de piteuse schilders van nu zulke dingen phrasen noemen. Druiven zijn ver en zuur. Gij geeft geen aanleiding daartoe, ik weet het, ik weet het. Een schilderij wordt met verf geschilderd, een woord met inkt geschreven; het is een kwestie van even aan te gaan bij Stam, of het is zaak van even inkt te halen, een fleschje Pelikan-Dinte dan is alles klaar. Druiven zijn ver, en zuur. Toch staan de geesten stil bij een meisjesportret als dat van Vermeer of als de Mona Lisa van da Vinci en ze vergeten zelfs de verf om de lach en om den blik, om de zuiverheid en om de wondre diepte van den weemoedigen wellust. Verf is leeg, en letters zijn niets: bloed is alles: ‘schreib mit Blut’.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *