Janáčeks Jenůfa op de radio, rechtstreeks vanuit New York

Karita Mattila als Jenůfa in de uitvoering van de Metropolitan OperaOp zaterdag 17 februari wordt de opera Jenůfa, die tussen 1894 en 1903 isgeschreven door de Tsjechische componist Leoš Janáček (1854-1928), door diverse klassieke radio-omroepen tegelijkertijd uitgezonden: onder meer door onze Nederlandse zender Radio 4, alsmede door de Duitse WDR3; ook op BBC Radio3 is de opera direct te volgen. Weliswaar verschillen de aanvangs- en eindtijden van de diverse programma’s onderling, maar dat heeft te maken met de parafernalia in de presentatie. De NPS begint met het programma Opera live op Radio 4 om 19:02 uur, de WDR daarentegen pas om half acht, evenals de radiozender BBC3. Bij ons wordt vooraf doorgaans een relatief uitgebreide toelichting gegeven, elders beperkt men zich tot korte commentaren tussen de bedrijven.

Uitvoerenden in New York
In de opvoering, die wordt gerealiseerd in de New Yorkse Metropolitan Opera, worden de belangrijkste rollen voorgesteld door Karita Mattila (Jenůfa), Anja Silja (de stiefmoeder Kostelnička), Jorma Silvasti (Števa) en Kim Begley (Laca). Koor en orkest van de Metropolitan Opera worden gedirigeerd door Jiři Bĕlohlávek. Deze — in 1946 te Praag geboren — dirigent debuteerde in 2004 in hetzelfde operahuis met Katja Kabanova, eveneens van Leoš Janáček. Hoewel het op de website van de Metropolitan Opera niet nadrukkelijk wordt vermeld, kunnen we er van uit gaan dat het geheel in het Tsjechisch zal worden gezongen. Deze voorstelling — voor New York een matinee! — is één van de vele opera-uitvoeringen die rechtstreeks via de radio kunnen worden gevolgd.

Bezetting
Jenůfa heeft 13 solopartijen: 4 sopranen, 3 mezzo-sopranen, 2 alten, 2 tenoren, 1 bariton en 1 bas. Het optredende koor verbeeldt muzikanten en het dorpsvolk. In het eerste bedrijf is het mannenkoor opgesplitst in recruten en boerenvolk. In het eerste bedrijf treedt eveneens een ballet op met een dans van de jongens en meisjes. Een middelgroot orkest begeleidt het geheel: 2 fluiten, piccolo, 2 hobo’s, 1 Engelse hoorn, 2 klarinetten, basklarinet, 3 fagotten, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, basuba, pauken, slagwerk, harp en strijkers. Verder is er sprake van een Bühnenmusik: strijkkwintet, 2 hoorns, één kindertrompet, slagwerk en xylofoon.
Het geheel speelt aan het einde van de negentiende eeuw, binnen een tijdsbestek van acht maanden: tussen het eerste enDe Tsjechische schrijfster Gabriela Preissová het tweede bedrijf verstrijkt een half jaar, tussen het tweede en laatste bedrijf liggen twee maanden. De scènes gaan zonder pauze in elkaar over, en de totale speeltijd bedraagt ongeveer tweeënhalf uur.

Achtergronden
Jenůfa, in het Tsjechisch eveneens getiteld Její Pastorkyňa (Haar Stiefdochter), is een opera in drie bedrijven over het boerenleven in Moravië. Het oorspronkelijke, Tsjechische libretto bestaat uit de, door de componist zelf sterk ingekorte, tekst van een drama uit 1890 over het Moravische dorpsleven, geschreven door Gabriela Preissová (1862-1946). (1) Janáček deed dat om een snellere ontwikkeling van het dramatische gebeuren te bewerkstelligen.
In een periode van tien jaar heeft de componist aan dit opus gewerkt, zij het niet onafgebroken. In 1894 was hij eraan begonnen en toen het eerste bedrijf gereed was, duurde het zeker vijf jaar voordat Janáček verder ging.

Handeling
Jenůfa verwacht een kind van een man die haar in de steek laat. Haar stiefmoeder doet zoveel mogelijk om ervoor te zorgen dat de schade van deze schande zo beperkt mogelijk blijft, en het meisje op die manier ‘wijs’ wordt.
De componist is erin geslaagd een werkelijkheidszin zonder romantiserende elementen in muziek om te zetten, zoals die tot op dat moment geen plaats had gevonden in de Tsjechische muziektaal van onder meer zijn collega’s Bedřich Smetana (1824-1884) en Antonín Dvořák (1841-1904). Hier hebben de ritmische aspecten van de taal de overhand gekregen: alles blijft in beweging. Als de dramatische handeling het toelaat, haalt Janáček echter wat meer uit in een bredere melodische lijn. Zo wordt het eventuele gevaar van muzikale monotonie vermeden.

Premières
De eerste uitvoering, op 21 januari 1904 in Brünn, was weliswaar een succes, maar lexicograaf John Tyrell (2) is van mening dat dat meer te danken was aan de Moravische context dan aan het inzicht van het “provinciale publiek”. Het Portret van Leoš Janáčekgeheel was niet op een niveau dat de componist wenselijk achtte: het orkest was te klein bezet en niet opgewassen tegen deze zware muzikale taak. Janáček bracht dan ook flink wat veranderingen aan voordat hij in 1908 het werk liet drukken. Net als met zijn Počaték románu (Het begin van een romance) in 1891 was de componist ook nu met zijn werk naar de Nationale Opera van Praag gegaan, voordat hij het in Brünn liet uitvoeren. De Praagse chef-dirigent, Karel Kovařovic (1862-1920), kwam weliswaar naar de eerste uitvoering in de provincie luisteren, maar hij weigerde Jenůfa in het repertoire op te nemen. Pas een hele tijd later zou hij zijn waardering voor en zijn houding jegens Janáček wijzigen. Het is niet uitgesloten dat het om een stille, late wraak ging: zijn eigen opera, Ženichové (De Bruidegommen) was in 1887 door Janáček met flinke kritiek bedacht.

Duitse en Weense versie
Na de opvoering in Brünn zou het nog twaalf jaar duren voordat Jenůfa in Praag kon worden gespeeld. De toen al — mede door zijn vriendschap met Kafka — befaamde dichter Max Brod (1884-1968), die meer Tsjechische operateksten in het Duits heeft vertaald, maakte ook van Jenůfa een Duitse versie. Speciaal voor de eerste uitvoering in Wenen in de Hofoper, op 16 februari 1918, werd een eigen tekst, op basis van Max Brods Duitse vertaling, gerealiseerd door Hugo Reichenberger (1873-1938). Deze dirigent en componist onderhield ook een briefwisseling met Janáček.

Zegetocht
Daarna kwam er wat schot in met opvoeringen in Keulen (1918), Berlijn (1924). Ook in New York werd in 1924 de Duitse versie voorgesteld, met onder anderen Maria Jeritza (3). Daarna ging de zegetocht over de gehele wereld relatief snel verder. In Nederland werd Jenůfa in het kader van het Holland Festival van 1951 opgevoerd met onze eigen diva Gré Brouwenstijn (1915-1999) (4) enDe sopraan Gré Brouwenstijn Frans Vroons (1911-1983).
Tijdens de oorlogsjaren werd Jenůfa niet alleen in Venetië en Stockholm (beide in 1941) opgevoerd, maar tevens in Berlijn, in 1942. Na die periode van diepe duisternis werd Jenůfa verder nog opgevoerd in Wenen en in Buenos Aires, Rome en Londen (Covent Garden), opnieuw in Wenen, te Edinburgh, en elders. In New York stond deze opera weer in 1974 op het programma, toen met in de titelrol Teresa Kubiak. In 1985 werd Jenůfa in de operatempel The Met gezongen door Roberta Alexander.

*****
(1) Sommige opera-handboeken noemen de schrijver Gabriele Preiss, en beschouwen deze dus als een man; ze geven diens levensdata met 1882-1946 aan. Indien deze jaartallen juist zouden zijn, en er alleen sprake is van een vergissing qua sexe, zou dat betekenen dat de auteur het regionale drama als achtjarige zou hebben gerealiseerd. Hoewel niet onmogelijk, is dat toch heel onwaarschijnlijk.
(2) John Tyrrell heeft niet alleen als lexicograaf zijn bijdragen over Leoš Janáček geleverd, hij schreef tevens een omvangrijke biografie in het Engels, waarvan het eerste deel reeds is verschenen en het tweede voor november van dit jaar gepland staat.
(3) Over de zangeres Maria Jeritza valt meer te lezen in ons artikel over Erich Wolfgang Korngold, geplaatst op woensdag 11 oktober 2006.
(4) De Nederlandse sopraan Gré Brouwenstijn. maakte niet alleen in ons eigen land furore als operazangeres, maar zij kreeg, verspreid over de belangrijkste operahuizen van de wereld, het publiek aan haar voeten. Ze heeft onder meer in Bayreuth Wagner-rollen gezongen. In 1959 zong ze opnieuw Jenůfa, ditmaal in Chicago.

*****

Afbeeldingen
1. Karita Mattila als Jenůfa in de uitvoering van de Metropolitan Opera.
2. De Tsjechische schrijfster Gabriela Preissová.
3. Portret van Leoš Janáček.
4. De sopraan Gré Brouwenstijn.

2 gedachten aan “Janáčeks Jenůfa op de radio, rechtstreeks vanuit New York”

  1. Brouwenstijn was een ideale vertolkster zowel van het Duitse repertoire,Wagner,Beethoven,Fidelio als van het italiaanse. Zij zong Verdi helemaal,vanuit de italiaanse stijl en in Fidelio van Beethoven was ze onovertroffen.Ze had dramatische kracht en tegelijkertijd tijd lyrische intensiteit.Zeldzaam! Jammer dat haar Fidelio nooit als cd is verschenen.Bruno Walter had haar gekozen voor de titelrol…maar hij overleed voor de opnames!
    Gerard Nijenhuis

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *