Romantiek vol dissonanten – De muziek van Charles Ives (3)

Hoofdstuk apart
De sonates voor pianosolo vormen binnen de creatieve uitingen van Charles Ives weer een hoofdstuk apart. De Tweede is zonder twijfel de alom meest bekende en tevens de meest gespeelde. Deze sonate is ontstaan tussen 1909 en 1915, en is in absolute zin één der moeilijkst toegankelijke composities uit de gehele pianoliteratuur. Ives heeft later verklaard dat die sonate was bedoeld om “de geest van de literatuur, de filosofie en de mensen van Concord, Massachusetts, van meer dan een halve eeuw” opnieuw leven in te blazen. De poëzie en het proza van Ralph Waldo Emerson (1803-1882) hebben Ives geïnspireerd tot het eerste deel. Opvallend daarbij is dat de componist geen voorschriften heeft gegeven met betrekking tot het tempo, maar dit aan de uitvoerende kunstenaar overlaat, omdat “hetzelfde gedicht of essay van Emerson mogelijkerwijs een ietwat ander gevoel oproept wanneer het bij zonsopgang wordt gelezen dan bij zonsondergang”.

Ook de andere delen hebben een literaire figuur als onderwerp. Zo is het tweede gewijd aan Nathaniel Hawthorne (1804-1864), en in het derde deel worden we meegevoerd naar de familie Alcott. Eén lid daarvan, Louisa May (1832-1888), is de auteur van het over de hele wereld beroemd geworden boek Little Women, dat werd gepubliceerd in 1868. In dat derde deel van die sonate duiken plotseling de eerste noten van Beethovens Vijfde Symfonie op, omdat de Alcott-kinderen steeds de muziek van Beethoven op de piano speelden. De sonate besluit met een hommage aan David Henry Thoreau (1817-1862), die alom bekendheid heeft verworven met zijn boek over burgerlijke ongehoorzaamheid. In die idyllische muziek schijnt er plotseling uit het niets de klank van een korte fuitsolo op te doemen. Ives heeft dit bewust gedaan, omdat Thoreau altijd zo intens heeft genoten van fluitmuziek in de schemering.

Concord-Sonata
Deze compostie was het tweede opus dat Ives op eigen kosten heeft laten drukken (1919). Naast de vele versies die er bestaan voor uitsluitend pianosolo, zijn er ook wel, die gebruik maken van een fluit (en een altviool), hetgeen echter door de componist facultatief is gesteld. De meeste live-uitvoeringen zijn dan ook consequent zonder die extra instrumentalisten.
Bij de eerste volledige uitvoering van deze Concord Sonata, die in 1938 werd gegeven, heeft de toen vooraanstaande muziekcriticus Lawrence Gilman in de New York Herald Tribune deze sonate gekwalificeerd als “de meest grootse muziek, die ooit door een Amerikaan is gecomponeerd.” John Kirkpatrick (1905-1991) was de pianist die deze première heeft verzorgd, en in het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw van Ives is er een grammofoonplaatopname van de in de handel gebracht, die in Nederland met een Edison werd onderscheiden. Medio jaren tachtig had CBS deze opname helaas al niet meer in de catalogus. Maar toen was de versie van Gilbert Kalish (op Nonesuch) inmiddels beschikbaar gekomen, naast die van Roberto Szidon (op DG), die toen de voorkeur verdiende, simpelweg omdat diens LP ook nog Ives’ Three Page Sonata bood.

Veelzijdigheid
Ten onrechte wordt dikwijls gedacht dat Ives’ Eerste Pianosonate van mindere kwaliteit zou zijn, maar degenen, die de moeite hebben genomen zich wat verder in de materie te verdiepen, zijn wel tot een andere conclusie gekomen. Die sonate biedt veezijdigheid in muzikale uitdrukking: enerzijds is het een grote brok romantiek in de grote traditie, zonder daarbij huilerig of ook maar in de geringste mate versuffend te zijn. Daar staat tegenover dat de expressiviteit, die hier tentoongespreid wordt, de ritmiek de gelegeheid biedt zich volkomen vrij te ontplooien, en dat past in het flexibele karakter van het geheel. De pianist Noël Lee heeft deze sonate eveneens voor Nonesuch (H-71169) opgenomen.

Holidays
Tussen 1904 en 1913 heeft Charles Ives aan Holidays gewerkt, een suite van vier delen, doch veelal omschreven als A symphony of New England Holidays, waarin jeugdherinneringen van de componist aan Connecticut zijn verwerkt: George Washington’s Birthday, Decoration Day, The Fourth of July en Thanksgiving (ook wel Forefathers’ Day). Evenals in Ives’ overige symfonieën is ook hier sprake van een collage van originele en geciteerde gedeelten, die tesamen een ritmisch, harmonisch en polyfoon netwerk van marsen, quick steps en dergelijke vormen.

Central Park in the Dark
In 1907 heeft Ives de laatste hand gelegd aan Central Park in the Dark voor orkest, en dat is volgens de componist een “toonschildering van geluiden der natuur en van dingen die de mensen willen horen. . . als ze op een hete zomeravond op een bankje in Central Park zitten.”
Zeven jaar daarna voltooide Charles Ives zijn orkestsuite Three Places in New England, waaraan hij reeds in 1903 was begonnen. Het was tevens het eerste grote stuk van hem dat in z’n geheel werd gespeeld, en wel door het Boston Kamerorkest, doch pas in 1931.
De versie welke bij die gelegenhed ten gehore werd gebracht, was er één voor kleine bezetting, en juist die is heel populair geworden, maar oorspronkelijk had Ives het voor groot orkest geschreven. Helaas is het manuscript van die versie verloren gegaan.
Vana 1972 werkte James Sinclair aan de Ives Collection van de Yale University, en met behulp van het oorspronkelijke eerste deel is die in staat gebleken om de originele versie te reconstueren, zodat de orkestsuite een tweede première heeft beleefd in 1974. De componist had zijn inspiratie voor deze suite opgedaan uit historische en geografische feiten omtrent New England.

Lees ook:  Enkele trivia over Louis Couperus

Vierde Symfonie
Het meest omvangrijke stuk dat ves heeft geschreven, is de Vierde Symfonie, welke tevens zijn laatste zou worden. Deze is ontstaan tussen 1910 en 1916. In het eerste deel stelt de mens de vraag omtrent het Wat, en het Waarom van het leven, en Ives citeert dan drie christelijke gezangen, waaronder Nearer, My God, to Thee. In het tweede deel daarentegen duiken allerlei wijsjes op, onder meer de populaire Yankee Doodle. Nu en dan zijn die wijsjes gemakkelijk herkenbaar, dan weer zijn ze gefragmenteerd ofwel zelfs totaal ‘verminkt’. Het derde deel is een orkestrale transcriptie van het openingsdeel van het Eerste Strijkkwartet. Twee gezangen leveren het materiaal voor een enorme dubbelfuga. Voor de realisatie van deze symfonie is een zodanig omvangrijk apparaat vereist — groot orkest, uitgebreide batterij slagwerk, koor en brass band — dat daarvoor maar liefst drie dirigenten nodig zijn. De première, onder leiding van Leopold Stokowski in 1965, werd geheel overeenkomstig dat eisenpakket gerealiseerd.Sedertdien bestaat er echter ook een vereenvoudigde versie, waarvoor toch maar één dirigent benodigd is. (Tijdens het Holland Festival van 1976 waren dat er in het Concertgebouw te Amsterdam echter slechts twee. )

Universe Symphony
Het meest ambitieuze project dat Charles Ives ooit heeft geconcipieerd, maar dat heel lang niet werd gerealiseerd, is de Universe Symphony, waaraan hij reeds in 1911 was begonnen. He werk had een ‘plan’: “de representatie en contemplatie, meer in tonen dan in muziek, van de geheimzinnige schepping van de aarde en het firmament, de evolutie van alle leven in de natuur, van de mensheid aan het Goddelijke”. In 1916, toen Ives nog maar enkele schetsen gereed had, zag hij af van verder werken aan dit enorm project. Toch is het twee jaar geleden alsnog in Nederland in première gegaan, met vier assistenten naast de Hoofdman op de Bok.

Hartaanval
Alle belangrijke composities had Ives in 1918 reeds geschreven, toen hij in datzelfde jaar een hartaanval kreeg. In de tien daarop volgende jaren zou hij alleen nog af en toe iets schrijven, maar het zou allemaal relatief oninteressant blijken. In 1928 moest Ives het componeren helemaal opgeven als gevolg van suikerziekte, een trillende hand en een geruïneerd zenuwgestel. Weer twee jaar later moest hij ook zijn goed lopende verzekeringsmaatschappij de rug toekeren, doordat hij ook nog eens problemen kreeg met beide ogen, naast diverse andere lichamelijke ongemakken. Hij heeft zich toen uit New York teruggetrokken in zijn buitenhuis te West Redding, waar hij tot aan zijn overlijden op 19 mei 1954 een zeer afgezonderd bestaan zou leiden.

Overige werken
Naast alle hierboven genoemde composities heeft Ives nog koorwerken en orgelcomposities, kamermuziek, een ouverture — Browning, 1911 —, een Trio voor viool, cello en piano uit hetzelfde jaar, en nog vijf andere orchestral sets, geschreven. Daarmee is het belangrijkste uit zijn oeuvre hier de revue wel gepasseerd.
Uit dat alles blijkt dat Charles Ives niet alleen de eerste, echt oorspronkelijke Amerikaanse componist is, maar dat hij al evenzeer één van de meest fascinerende figuren uit de gehele moderne muziek is. Doordat hij weinig gevoel voor academisme had, en hij al even weinig respect toonde voor het doorgeven van zinloze tradities — met uitzondering van folkloristische elementen — maar daartegenover veel heeft overgelaten aan zijn rijke verbeeldingskracht, is hij erin geslaagd, vernieuwingen te realiseren die voor zijn tijdgenoten en ook voor zijn muziekleraren eerder uitingen van volslagen waanzin zouden lijken. Met hem — en sommige van zijn tijdgenoten — begint er vanaf de overgang van de negentiende in de twintigste eeuw in Noord-Amerika een geheel nieuwe, weliswaar volstrekt niet homogene, maar wel degelijk sterk expansieve ontwikkeling in het compositorische scheppingsproces. Charles Ives is daarbij een voorvechter en de volstrekt originele toonaangevende figuur binnen die stroming.

Ives’ invloeden
Op veel componisten heeft Charles Ives rechtstreekse of indirecte invloed uitgeoefend. Duidelijk is dat wanneer men luistert naar werken van William Schuman, of van Carl Ruggles (1876-1971). De plaats, die laatstgenoemde ten opzichte van Charles Ives innam, kan men vergelijken met die van Anton von Webern (1883-1945) ten opzichte van Arnold Schönberg (1874-1951). In de rij van ‘adepten’ mag tevens de naam van John Cage (1912-1992) zeker niet ontbreken.
Het is betreurenswaardig dat bij de beoordeling van Ives’ muziek door tijdgenoten de excentrieke aspecten daarvan meer naar voren zijn gekomen dan de grote lijn van het romantische, die toch in alles zo overduidelijk aanwezig is voor al degenen, die zich er zonder vooroordeel toe kunnen zetten om hun oren te openen voor al die romantiek, ook al is de structuur daarvan intens verweven met dissonanten.
___________
Afbeeldingen
NB:
Ook de bij deze aflevering behorende illustraties zullen na 18 september, als de bureauredacteur op zijn stek is teruggekeerd, worden aangebracht. De verklarende lijst zal dan eveneens worden toegevoegd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *