1889: Jules Verne’s journalistieke toekomstvisie op 2889

Nathaniël Faithburn ? nomen est omen (geldt hier, lijkt ons; en als u nu verder leest, zult u begrijpen waarom) ? had zich in 2789 “laten bevriezen uit liefde voor de wetenschap”, maar als, in overeenstemming met zijn wensen, dokter Sam (Doctor Who? ? Een Neef van die Uncle Sam, waarschijnlijk) hem exact een eeuw later een “onderhuidsche inspuiting met enkele druppels van het beroemde Brown-Sequard extract, dat nog steeds in de mode is” toedient, dan blijft de mummie slechts mummie. Het nuchtere commentaar van de behandelende arts is vervolgens: “Wel…..ik geloof dat de winterslaap te lang geduurd heeft.” […]

Jules Verne, foto van Nadar, omstreeks 1890Fabuleerkunst ten top
Nathaniël Faithburn ? nomen est omen (geldt hier, lijkt ons; en als u nu verder leest, zult u begrijpen waarom) ? had zich in 2789 “laten bevriezen uit liefde voor de wetenschap”, maar als, in overeenstemming met zijn wensen, dokter Sam (Doctor Who? ? Een Neef van die Uncle Sam, waarschijnlijk) hem exact een eeuw later een “onderhuidsche inspuiting met enkele druppels van het beroemde Brown-Sequard extract, dat nog steeds in de mode is” toedient, dan blijft de mummie slechts mummie. Het nuchtere commentaar van de behandelende arts is vervolgens: “Wel…..ik geloof dat de winterslaap te lang geduurd heeft.” De al evenzeer onverstoorbare reactie van een der vele toeschouwers ? Francis Benett, die heeft kunnen vaststellen dat het niet mogelijk is geweest om de ultra-cataleptische toestand te overwinnen ? luidt: “Komaan, dat is dan blijkbaar een methode die nog voor verbetering vatbaar is.”

Welverdiend bad
En terwijl het wetenschappelijk winterslaap-comité zijn sombere last wegdraagt, meldt de dokter dat hij het geheel met die stelling eens is, waarna hij de heer Benett aanraadt een bad te nemen, alvorens zich ter ruste te begeven. Het was ook allemaal wel wat veel!
Francis Benett is directeur van de Earth Herald, en moet dagelijks een rondgang van twintig kilometer maken door zijn kantoren, gevestigd aan de 16823th Avenue. Francis Benett is de koning der journalistiek, sedert hij een oude, ingeslapen en vergeelde, krant nieuw leven heeft ingeblazen, en er binnen slechts enkele maanden reeds in was geslaagd de oplage welhaast onbehoorlijk in de vaart der Yanken te doen stijgen. 85 miljoen abonnees had de krant binnen de Verenigde Staten, wier roemrijke vlag wappert met het trotse aantal van 75 sterren. Dat doet het vermoeden rijzen dat Jules Verne de Bush-kongsi ook al had zien aankomen, doch dat wilde hij waarschijnlijk ? om de latere, en dus huidige, lezers en de nog weer lang daarna volgende Yanks de pret niet al te zeer te bederven ? zo lang mogelijk geheim houden, wel wetende dat de Verrader nimmer slaapt.
“Wat de koopers van losse nummers betreft, zij kunnen, gelijk algemeen bekend is, het nieuws van den dag voor enkele cents gaan hooren in een der tallooze fonograafcellen,” krijgt de lezer nog als informatie mee.
Afgunstwekkende hoeveelheden abonnees had die meneer Benett, en stel je eens voor dat het gemiddelde gezin dan drie mensen inhoudt, en er voorts onder de andere leden van al die geabonneerde gezinnen ook nog eens de helft tot de categorie der leesgeïnteresseerden zou behoren…. Ach, had deze elektronische krant, welke u thans raadpleegt, maar 0,1 procent van dat aantal abonnees, want dat halen we net niet, maar dat komt ook vast en zeker ooit nog wel…. Niet meer aan denken!

Schaamtegevoel
Men snapt dan ook wel dat een zo druk bezet, en in zakelijk opzicht gewiekste, man er wel voor heeft gezorgd dat de nieuwste snufjes op elk gebied in zijn burelen en ook thuis beschikbaar zijn. Als de dokter zegt dat hij wel een bad voor hem zou willen bestellen, riposteert de grote journalistenbaas dat hij de badkuip zo kan laten binnenkomen (’t wordt aanrukken, let u maar eens op!) “gevuld met water op lichaamstemperatuur”, en die letterknechtenhoofdman drukt vervolgens met ware doodsverachting op een knop.
“Men hoort een dof geluid, dat aanzwelt, luider wordt… Dan gaat een deur open en de badkuip komt te voorschijn, voortglijdend over rails….” En vervolgens schrikken de heren. “Terwijl dokter Sam het gelaat afwendt, stijgen gilletjes van gekwetst schaamtegevoel uit de badkuip op… Mrs. Benett, die een half uur geleden per luchtdrukkoker thuis was gekomen, bevindt zich juist in het bad.” Luchtdrukkoker! Alsof het om persweeën gaat!
Als directeur Benett een dag later van de schrik bekomen is en des avonds, als de telmachine haar werk heeft verricht, de winst berekent, stelt hij vast dat hij weer 50.000Omslag van de Nederlandse vertaling van het Verne-boekje, verschenen in 1945 dollar meer heeft verdiend dan de dag die daaraan is voorafgegaan.
“Het vak van journalist is tegen het eind van de 29e eeuw een goed vak!”
Die allerlaatste zin van dit onvolprezen meesterwerk is er waarlijk een om te onthouden. En daarom wil ik, thans en op deze plaats, u allen, allereerst de Letterknechtenhoofdman van All art is quite useless, alsmede de door hem op dit fraaie weblog bijeengebrachte (mede-)pennenlikkers, ’n levensgroot hart onder de naar ik hoop sterke riem steken: Toch nog even doorzetten, want alles sal reg kom!

Vanzelfsprekend
Ook een schrijver als Jules Verne, die hier toch bepaald niet willekeurig mag worden beschuldigd van enige of wel veelzijdige fantasieloosheid en gebrek aan inlevingsvermogen of ook van het ontbreken van o zo nodige, al dan niet bewust ingevoerde, humor, is aan het einde van zijn geschiedenis toch weer kwijt, wat hij aan het begin postuleerde:
“Wij, 29e-eeuwers, leven in een voortdurend sprookje, zonder dat wij ons ook maar in het minst er van bewust zijn. Wonderen zeggen ons niets meer en wij blijven ijskoud bij die welke de vooruitgang ons iederen dag weer brengt. Alles vinden wij vanzelfsprekend.” Ja, behalve wat mannenogen die kijken naar een zich in een badkuip bevindende dame ? hopelijk onder, of eventueel geboren uit, een zeer grote hoeveelheid aldaar aanwezig schuim ? die juist per luchtdrukkoker thuis (? op kantoor?) was gearriveerd. (Het mag duidelijk zijn dat het New York van anno dan geen GVB-perikelen zal kennen!) Dat alles mag dan enigszins een discrepantie lijken voor de lezer, de inleider en vertaler van het in 1889 voor het eerst verschenen verhaal weet hoe dat komt.
Juist in de dagen dat Jules Verne zijn boeken met wonderbaarlijke reizen schreef, kwam de psychologische roman tot ontplooiing, en deed tevens de bellettrie haar intrede in het proza. “Psychologische verwikkelingen lieten hem koud,” schrijft de heer Franquinet in het Voorwoord dat al bijna dezelfde lengte heeft als de novelle zelf, “en wat hij te vertellen had was voor hem van meer belang dan de vraag hoe hij het vertelde. Zijn romanfiguren waren over het algemeen geestelijk weinig gecompliceerde personen…”
Simple comme bonjour!

Moeizaam proces
Niet alle latere werken van Jules Verne zijn in het Nederlands vertaald. Ook de novelle die flink wat meesmuilen kan veroorzaken, is een dergelijke verspreiding aanvankelijk ontzegd. Sterker nog, het verhaal moest eerst in een andere taal verschijnen, alvorens er een Franse editie van werd uitgegeven. Medewerking verleende Jules Verne’s zoon Michel en waarschijnlijk ook nog een Amerikaanse journalist, en zo werd in de februari-aflevering (1889) van het in New York verschijnende tijdschrift The Forum de novelle voor het eerst afgedrukt onder de titel In the Year 2889. Twee jaar daarna las Jules Verne een Franse, enigszins gewijzigde, versie voor aan de leden van de Académie d’Amiens als La Journée d’un Journaliste américain en 2890.

Vignet op het voorplat van het Nederlandse boekje van uitgeverij “De Pelgrim”Franse publicaties
In Le Journal d’Amiens werd het verhaal reeds op 2 januari 1891 opgenomen en nog in hetzelfde jaar te Parijs in Le Petit Journal (supplement illustré) van 29 augustus, en vervolgens werd het verhaal gebundeld voor het eerst opgenomen in de in 1910 in druk verschenen bundel Hier et demain. Deze bundel werd in datzelfde jaar in het Nederlands vertaald en in 1983 nogmaals. Van de zes in het Nederlands opgegeven titels komt alleen Bezoek in de toekomst in aanmerking, hetzelfde verhaal te zijn, en daarmee zou ook het ontbreken van gegevens omtrent de eerste zelfstandige druk in boekvorm (in het uitgaafje uit 1945) nog verklaard kunnen worden. In 1992 verscheen er in de Franse collection Folio junior van uitgeverij Gallimard nog een pocket-editie.

Lees ook:  De zwijgende film staat deze maand extra in de belangstelling

Beste krachten
Vertaler Franquinet is van mening dat die Jules Verne in deze novelle, die in Nederland is verschenen als Een dagblad in de 29e eeuw ? Een journalistieke toekomstvisie, zijn beste krachten heeft ontplooid. De tweede druk van de Nederlandse vertaling is in 1945 verschenen bij uitgeverij “De Pelgrim” te Eindhoven.
Wel is in het tijdschrift Prana (12) van 1978 nog een versie van dit verhaal opgenomen, onder verwijzing naar de tweede Nederlandse druk uit 1945. Aangezien het verhaal in het tijdschrift slechts 11 bladzijden beslaat, wordt er getwijfeld met betrekking tot het antwoord op de vraag of de novelle wel integraal is opgenomen, of dat er wellicht sprake is van een ingekorte editie. Even letters tellen op één regel, daarna het aantal regels; en dan hetzelfde nogmaals in de andere gedrukte versie. ’t Is binnen twee minuten gepiept, maar dan moet je wel de beide uitgaven (relatief) tegelijkertijd beschikbaar hebben… Het leven is (soms heel) hard!
Het boekje is mij, zonder dat ik ernaar zocht, in vijfenveertig jaar een keer of vier in handen gevallen. Dus zoudt u er, hoewel verspreid niet al te vaak voorkomend, nog steeds eens beslag op kunnen leggen, of, na opgave van de titel aan de juiste antiquaar, een afwachtende houding kunnen aannemen.

Afbeeldingen
1. Jules Verne (1828-1905), foto van Nadar, omstreeks 1890.
2. Omslag van de Nederlandse vertaling van het Verne-boekje, verschenen in 1945
3. Vignet op het voorplat van het Nederlandse boekje van uitgeverij “De Pelgrim”.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *