Niet ieder die — in plaats van de altijd betere vorm van theezetten met losse thee — ervoor kiest zakjes met een, letterlijk, fijnstoffelijker inhoud te gebruiken voor de bereiding van deze drank — en in de meeste gevallen heeft dat dan, zowel qua dosering alsook op het gebied van de bereiding vèrstrekkende gevolgen —, beseft dat het brouwsel dat wordt gerealiseerd, niet of nauwelijks met een echte pot thee te maken heeft. Zolang de consument echter tevreden is over alle elementen die het brouwsel de naam thee doen verdienen— althans dat zouden moeten doen, en dit in de optiek en naar het gevoel van de zetter ook zeker zullen doen — mogen wij ons daar niet mee bemoeien, ook al hebben wij zo onze ideeën over de smaak, respectievelijk het gebrek daaraan, van degenen, die zich op die manier laten gaan, en, niet te vergeten, van wat die gezette pot dan eventueel schaft.
Evenmin zullen er veel van al die gebruikers van het theezakje te vinden zijn die er weet van hebben dat dit fenomeen door een verkeerde interpretatie van de bedoeling ervan, door derden is ontstaan. Van een bewuste uitvinding was helemaal geen sprake, maar de New Yorkse importeur, Thomas Sullivan, van de — ongetwijfeld massale hoeveelheden — blaadjes die toen eveneens moesten dienen voor het bereiden van een lekkere mok al dan niet sterke thee, besloot in 1904 zijn monsters aan eventuele belangstellenden — onder meer grossiers en inkopers van winkelketens — niet langer in kleine blikjes te versturen, maar hiervoor kleine zijden zakjes in de plaats te nemen. Zijn klanten echter trokken een verkeerde conclusie, en postuleerden zo een nieuwe maatstaf, die het inmiddels langer dan een eeuw heeft volgehouden. Maar pas na verloop van een halve eeuw werd het fenomeen theezakje eerst populair. Hoewel er tal van vormen zijn ontwikkeld — in dit jaar heb ik voor het eerst de builtjes in piramidevorm gesignaleerd — is het zogenaamde dobbertje in kleine, vooral milieubewuste kringen, populair. Een dobbertje heeft geen koordje en al helemaal geen nietje. Het blijft bovenop de thee drijven, evenals andersoortige dobbertjes, die door onder meer visclubs worden gepropageerd op het buitenwater blijven drijven. Maar dat is een ander verhaal.
Die laatste zin geldt echter ook voor het hoofdbegrip Theezakje. Zoekend naar eventueel passend illustratiemateriaal kreeg ik als eerste een Sekswoordenboek (ook nog eens gespeld met een X — Foei toch! Dus: s-n-e-l overgeslagen. Nog een geluk dat ik niet voor een kleintje vervaard ben, en voor uw grootje ook niet, die vast en zeker alleen losse thee gebruikte en, terecht, niets moest hebben van al die onzinnige nieuwerwetse fratsen.