Gemeenschappelijkheden
De in dit tweeluik beschreven en geciteerde dichters hebben niet alleen hun geboortejaar en hun voornaam gemeen, beiden zijn ook al te jong gestorven. Georg Heym zakte op 16 januari 1912 tijdens het schaatsen op de Havel door het ijs, als gevolg van een poging zijn, hem in die afgrond voorgegane, vriend en dichter-collega Ernst Balcke van de letterlijke ondergang te redden. Heyms voornaamgenoot Trakl, die begin oktober van 1914 in het garnizoenshospitaal te Krakau was opgenomen ter observatie van zijn geestestoestand, stierf vier weken later aan de gevolgen van een cocaïnevergiftiging. Daarnaast vertonen beiden expressionistische trekken in hun werk, en mede daarom zijn ze opgenomen in een bundel met Text und Darstellung over het Duitse literaire expressionisme. Direct moet daar echter aan worden toegevoegd dat Georg Heym zijn expressionistische periode al achter zich had gelaten toen al deze verschillende uitingen een echte stroming zijn geworden. Veeleer is hij verankerd in de literaire Jugendstil, en dientengevolge zijn er velen van de literaire grootheden in de eerste helft van de twintigste eeuw, die hem dank verschuldigd zijn.
Georg Heym
Hoewel Georg Heym (1887-1912) voornamelijk bekend is geworden als dichter, heeft hij toch ook de nodige prozateksten geschreven, zoals novellen. In de categorie drama heeft hij zich evenmin onbetuigd gelaten, en in de discipline brieven is ook één en ander openbaar gemaakt. Datzelfde geldt in dezelfde mate voor zijn dagboekaantekeningen en de notities over dromen.
Als twaafjarige begon Heym al te schrijven en vanaf zijn zeventiende jaar hield hij een dagboek bij. Kort voor zijn overlijden was hij begonnen aan een nieuw deel, dat zijn laatste zou worden en de titel meekreeg, Tagebuch des Georg Heym. Der nicht den Weg weiß. Enig pessimisme is hier wel herkenbaar, en dat geldt ook voor de negatieve metaforen die zich steeds vaker en intensiever aandienen vanaf 1910: visioenen van een katastrofe beheersen tal van zijn gedichten: een zelfmoordenaar, een dode in het water, het mortuarium en demonen van de steden. He(y)m heeft men derhalve ook wel beschouwd als de literaire profeet van de eerste wereldoorlog.
Afkomst en ontwikkeling
Toen Georg Heym op 30 oktober 1887 in het Silezische Hirschberg (1) werd geboren, scheen de toekomst hem geen andere optie te bieden dan de weg van een rechtenstudie. Zijn vader was een, in negatieve zin, zeer behoudende Officier van Justitie, met een uiterst opvliegend karakter. Hij zou simpelweg geen andere loopbaan voor zijn zoon kunnen (lees: willen) overwegen dan een juristencarrière. Geheel overeenkomstig de vaderlijke wens ging de jongeman, na zijn gymnasiumtijd ― waarin hij voor de nodige opwinding had gezorgd ― eerst in Würzburg en Jena, en vervolgens in Berlijn rechten studeren, en daar slaagde hij medio januari 1911 voor zijn eerste staatsexamen. Direct daarop verbrandde hij plechtig zijn leerboeken en studiemateriaal.
Uit de praktijk van de juridische volontairs, waar Heym als referendaris werkzaam was, werd hij ontslagen als sanctie op een door hem moedwillig vernietigde akte.
Andere richting
Die situatie heeft hij aangegrepen om te kunnen toegeven aan zijn andere wensen. Aan de Berlijnse universiteit volgde hij ook nog een cursus Oriëntaalse studies met de bedoeling dragoman (2) te worden. Tegelijkertijd solliciteerde hij bij diverse regimenten, in de hoop voor een officiersopleiding in aanmerking te komen. Dat alles laat de overweging toe dat hij waarschijnlijk nimmer aan een loopbaan als professioneel schrijver heeft gedacht. In een dagboekaantekening van 1911 staat echter wel: “Ich wäre einer der größten deutschen Dichter geworden wenn ich nicht einen solchen schweinernen Vater gehabt hätte.” Men merkt dat niet alleen gevoelsuitingen in de beschouwelijkheid van de dichtkunst en haar bedrijvers meer ruimte hebben gekregen, maar dat de invloed van Sigmund Freud en consorten in die dagen langzaam maar zeker aan terrein ging winnen.
En in een andere aantekening, van ongeveer eind oktober van datzelfde jaar passeert ook de prins, koning en keizer der Duitse dichters, “Der aus Frankfurt”, (3) de revue als “das Schwein Göthe”. Ook de sociaaldemocraten krijgen er in 1911 flink van langs als hij meldt dat er ― zelfs als die aan de regering zouden komen na de verkiezingen in 1912 ― in de Rijksdag gedurende nogmaals vijf jaar alleen maar weer gepraat zal worden en niet gehandeld. Tijdens hun verkiezingsbijeenkomsten was hij immers “van dodelijke verveling onder het frasengebral van deze miniatuur-Robespierretjes gestoven.”
In een relatief kort bestek heeft Georg Heym zich flink afgezet tegen drie modellen van indentificatie, die allen op hun beurt verstek hebben laten gaan: de biologische vader, die als ijdeltuit niets anders zag dan de eigen eisen, wensen en verlangens, de modeldichter Goethe die niets had gedaan toen hij volgens Heym handelend had moeten optreden (**), en de sociaal-democratie die ook geen verandering ten gunste meer zou bewerkstelligen. Tradities en conventies staan in zijn optiek model voor die mensen en instituties, die hebben gefaald, en hem van zijn vrijheid ― die om dichter te worden ― hebben beroofd.
De jaren 1910-1912
In het voorjaar van 1910 kwam er enige beweging in de bekendheid van Georg Heym als schrijver. Naar aanleiding van een korte mededeling in het Berliner Tageblatt, waarin werd gemeld dat de Neue Bühne op zoek was naar toneelwerk van onbekende auteurs, bood Heym zijn eenakter Die Hochzeit des Bartolomeo Ruggieri, waardoor hij in contact kwam met Wilhelm Simon G(h)uttmann, de oprichter van de Neue Bühne. Een maand later introduceerde Guttmann de jonge dichter in de Neue Club waar hij in de gelegenheid werd gesteld zijn Berliner Sonnette voor te dragen. Algemene instemming was het gevolg en tevens het begin van vriendschappelijke betrekkingen met diverse leden van de genoemde sociëteit, zoals met de publicist Kurt Hiller (1885-1972) en de dichter Jakob von Hoddis (1887-1942).
Drie maanden later stelde Heym in het kader van een speciaal georganiseerd Neopathetisch Cabaret gedichten voor, waarna besprekingen in tal van kranten volgden. Verderop in dat jaar werden er tal van Heyms teksten publiekelijk voorgedragen of afgedrukt. Door de publicatie op 23 november, in Der Demokrat, van het gedicht Berlin trekt Georg Heym de aandacht van uitgever Ernst Rowohlt (1887-1960), die hem een week nadien uitnodigde manuscripten in te sturen.
Nieuwe uitgave
Deze maand is er een nieuwe werk-editie van Georg Heym verschenen, die, in drie afdelingen een een Aanhangsel, een uitstekend overzicht geeft van de literaire werkzaamheid van de nauwelijks volwassen geworden jongeman. Een al te sterk verzetten tegen autoriteit en alle daaraan gelieerde toestanden en gebeurtenissen, kan een relatief normale ontwikkeling van de persoonlijkheid danig in de weg staan.
Bijna de helft van het boek ― een kleine 200 bladzijden van de ruim vierhonderd ― wordt ingenomenen door de Gedichten; één derde gedeelte daarvan is tijdens het leven van de schrijver in enige vorm gepubliceerd, de resterende, thans opgenomen gedichten zijn afkomstig uit de nalatenschap. De tweede afdeling wordt opgesplitst in drie gedeelten: het Novellenbuch Der Dieb, verspreid gepubliceerde teksten en proza die eveneens afkomstig zijn uit de literaire nalatenschap. De derde afdeling is maar klein: dagboekgedeelten en aantekeningen over dromen, alsmede een selectie uit Heyms brieven. Ook deze selectie is niet groot: van de twaalf zijn er zes gericht aan zijn uitgever Ernst Rowohlt, alle tussen december 1910 en juli 1911. Vier andere brieven zijn gericht aan “Meine geliebte Hilde” of zelfs aan de “Teure Hilde”: Hildegard Krohn in Berlijn. Haar heeft hij in de zomer van 1911 leren kennen en is hals over kop verliefd geworden. Aan haar heeft hij ook enkele van zijn laatste gedichten opgedragen.
Gedegen verzameling
Zijn eerste gedichtbundel, Der ewige Tag, geldt als het belangrijkste poëtische document van het literaire expressionisme. Invloeden van Charles Baudelaire (1821-1867) en Arthur Rimbaud (1854-1891) spelen hierin een belangrijke rol. De Reclam-editie opent met de onderhavige bundel, waarvan Georg Heym op 20 april 1911 het eerste exemplaar ontving van uitgever Rowohlt. In het jaar daarop,weer in april, verscheen de tweede druk, maar dat heeft de auteur niet meer meegemaakt.
Het Aanhangsel, met onder meer een uitleg over de editie, een calendarium met betrekking tot Heyms leven en werk, en een literauurlijst bieden de lezer overzichtelijk gerangschikte gegevens die behulpzaam kunnen zijn bij het vormen van een opinie over de dichter en zijn werk. In een ‘Nachwort’ wordt een heel ruime inleiding op het werk van de dichter gepresenteerd, en ― geheel in de traditie van het betere boek ― is er voorts een alfabetische opsomming van de titels der gedichten en de eerste regels daarvan. Een overzicht, met de data van ontstaan van alle in de bundel opgenomen werken van Georg Heym, besluit het boek
Herfst
Van de in totaal vier herfstgedichten die Georg Heym heeft geschreven, is er niet één gedurende zijn leven gepubliceerd, maar zijn deze thans, uit de nalatenschap, opgenomen. Eén daarvan stellen we hieronder voor. De tekst is niet alleen objectief passend omdat het bij publicatie van onze tekst, volop herfst is, maar ook omdat het heel fraai de subjectieve, dieper gaande beleving van een jonge dichter toont, en, ongeveer een eeuw na dato, nog steeds goed invoelbaar.
DER HERBSTLICHE GARTEN
Der Ströme Seelen, der Winde Wesen
Gehet rein in den Abend hinunter,
in den schilfigen Buchten, wo herber und bunter
Die brennenden Wälder im Herbste verwesen.
Die Schiffe fahren im blanken Scheine,
und die Sonne scheidet unten im Westen,
Aber die langen Weiden mit traurigen Ästen
hängen über die Wasser und Weine.
In der sterbenden Gärten Schweigen,
in der goldenen Bäume Verderben
gehen die Stimmen, die leise steigen
in dem fahlen Laube und fallenden Sterben.
Aus gestorbener Liebe in dämmrigen Stegen
winket und webet ein flatterndes Tuch,
und es ist in den einsamen Wegen
abendlich kühl und ein welker Geruch.
Aber die freien Felder sind reiner
Da sie der herbstliche Regen gefegt.
Und die Birken sind in der Dämmerung kleiner,
die ein Wind in leiser Sehnsucht bewegt.
Und die wenigen Sterne stehen
Über den Weiten in ruhigem Bilde.
Lasst uns noch einmal vorübergehen,
Denn der Abend is rosig, und milde.
*****
(1) Hirschberg ligt tegenwoordig in Polen en draagt de naam Jelenia Góra.
(2) Dragoman. Ook wel drogman: tolk bij de volken in het Nabije Oosten.
(3) Georg Heym was boos op Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), omdat hij vond dat deze in de jaren van de Franse revolutie niet rustig thuis had mogen blijven zitten, maar naar de plaats van de handeling had moeten gaan om daadwerkelijke hulp te bieden. Goethe heeft de benaming “Der aus Frankfurt” posthuum opgeplakt gekregen door de hedendaagse paus der Duitse literatuurkritiek, Marcel Reich-Ranicki (*1921), omdat Goethe in Frankfurt was geboren. Deze benaming volgt een veel oudere wijze van naamgeving, zoals aan de middeleeuwse dichter Der von Kurenberg, over wie niet veel bekend is, behalve dat hij een edeling was uit de omgeving van Linz aan de Donau. Zijn teksten ontstonden in het midden van de twaalfde eeuw, en gelden als de eerste minneliederen.
*****
Georg Heym: Werke ― Mit einer Auswahl von Entwürfen aus dem Nachlass, von Tagebuchaufzeichnungen und Briefen. Herausgegeben von Gunter Martens. 432 pag., kleine paperback in de reeks Universal-Bibliothek. Philipp Reclam junior, Stuttgart, oktober 2006; ISBN 3-15-018547-6. Prijs € 9,60.
Die deutsche Literatur in Text und Darstellung (14): Expressionismus und Dadaismus. Herausgegeben von Otto F. Best. 336 pag., paperback in de reeks Universal-Bibliothek. Philipp Reclam junior, Stuttgart; ISBN 3-15-009653-7. Prijs € 7,90.
(De prijzen gelden, zoals dat bijna vanzelfsprekend is, uitsluitend in de Bondsrepubliek Duitsland en bij de bijzondere boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam.)
*****
Afbeeldingen
1. Georg Heym.
2. Omslag van Reclams UB-uitgave met werk van Georg Heym.
3. Johann Wolfgang von Goethe in 1891, ets van Johann Heinrich Lips (1758-1817).
4. Arthur Rimbaud in juni 1872, getekend door zijn collega en vriend Paul Verlaine (1844-1896).