I —Al wat de mens vermag, is afkomstig van Prometheus
De letterlijke betekenis van de naam Prometheus is: die van tevoren overlegt, of (degene) die vooruit denkt. Volgens de Griekse mythologie is Prometheus de zoon van de Titaan Iapetos, en de broer van Atlas en Epimetheus: degene, die pas achteraf nadenkt). Volgens de sage, die door Hesiodos (1) is overgeleverd, doorkruiste Prometheus het beleid van de oppergod Zeus door deze bij een zogenaamd vrije keus uit twee offerandes — waarvan de tweede voor de mensen bestemd was — te bevoordelen. Uit wraak besloot Zeus toen om de mensen het vuur te onthouden. Daarop roofde Prometheus het vuur en bracht hij het zelf naar de aarde.
Zeus, die daarover zeer gebelgd was, zond Pandora naar de mensen, Prometheus liet hij aan een rots in de Kaukasus vastbinden, waar een adelaar hem dagelijks van zijn lever beroofde door deze uit zijn lichaam te pikken. Die lever groeide echter in de loop van de nacht weer aan. Uiteindelijk liet Zeus zijn zoon Herakles de geboeide Prometheus bevrijden.
Aischylos-Trilogie
De tragedieschrijver Aischylos (ca. 525-455 vóór onze jaartelling) schreef een trilogie over de figuur Prometheus [2]. Het eerste deel, Prometheus geboeid, is ook vertaald in diverse talen, dikwijls door vooraanstaande dichters. Het tweede, Prometheus bevrijd, is veel minder bekend en van het derde deel kennen we alleen de titel: Prometheus, de Vuurdrager. Aischylos’ versie is een andere dan die van Hesiodus. Prometheus zou in de strijd van Zeus tegen de zijde van de oppergod hebben gekozen, maar in een later stadium alsnog met hem in conflict geraakt zijn, omdat Zeus alsnog het mensengeslacht wilde verdelgen. Prometheus bracht hun toen het vuur en de cultuur. Daarop liet Zeus hem door Hefaistos (de god van het vuur) en zijn (beuls)knechten Kratos (Macht) en Bia (Geweld) aan de rots vastsmeden. Na enkele andere incidenten wordt Prometheus ook in deze versie uiteindelijk door Herakles bevrijd.
Mindere godheid
Uitgaande van het feit dat er in de latere Griekse cultuur nog rituele erediensten voor Prometheus werden gehouden — onder meer in Athene met een fakkeloptocht — is het waarschijnlijk dat Prometheus oorspronkelijk ook een godheid is geweest. Weer een andere overlevering meldt dat Prometheus zelf de mens uit leem heeft ‘geconstrueerd’, wat hem eveneens ‘goddelijk’ maakte, zij het minder almachtig dan één van de ‘grotere’ goden, aangezien de uit leem ‘vervaardigde’ mens nog wel een ziel nodig had, die hem uiteindelijk tot leven zou kunnen brengen. In die functie kan Prometheus worden gezien als de intermediair tussen ziel en materie, en wordt hij zelfs beschouwd als het Prototype (Oerbeeld) van de mens.
Latere Griekse auteurs, zoals Herakleitos (ca. 500 vóór het begin van onze jaartelling) of de Romein Ovidius (43 vóór tot 18 na) hebben het oerelement beschreven dat in Prometheus gestalte heeft gekregen.
Opleving tijdens de Renaissance
Vervolgens komt er dertien eeuwen lang niets van de kant van de schrijvers en geleerden over Prometheus. Pas in de periode der Renaissance (wedergeboorte: van met name de antieke idealen in kunst en cultuur) duikt de Prometheus-figuur opnieuw op in de literatuur. In de Brenger van het Vuur wordt dan de Schepper van de Cultuur gezien, zoals in een essayistisch werk van Boccaccio [3], en in een boek uit 1691, over de Wijsheid van de Ouden door Francis Bacon (1561-1626). Twaalf jaar daarvoor had de Portugese dramaschrijver Pedro Calderon de la Barca (1600-1681) de Prometheus-figuur reeds in één van zijn stukken ten tonele gevoerd.
De oude Franse dichter Pierre de Ronsard (1524-1585) beschouwde deze protagonist als een zinnebeeld van de niet-verloste mensheid. Tevens werd Prometheus beschouwd als de antipode tot Zeus, als een wezen dat in opstand komt en tevens op zoek is naar de waarheid. In die laatste hoedanigheid komt Prometheus sedertdien voor in werken van Anthony Shaftesbury (1671-1713) in 1710, in het drama Pandora (1741) van Voltaire (1694-1778) en in een fragment uit 1773 van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Daarnaast nog bij tal van anderen.
Van Lord Byron tot Heiner Müller
De Engelse dichters George Gordon, Lord Byron (1788-1824), in een werk uit 1816, en Percy Bysshe Shelley (1792-1822), in Prometheus Unbound uit 1820, zien de held als een symbool voor de mens de zijn lijden geduldig ondergaat. In weer een andere functie komt Prometheus in de negentiende en twintigste eeuwse literatuur voor. Dan is hij tevens woordvoerder in de controverse tussen christendom en atheïsme. Maar ook de Übermensch-theorie van Friedrich Nietzsche (1844-1900) is met de Prometheus-figuur in verband gebracht.
De beide Franse auteurs Paul Claudel (1868-1955) en Albert Camus (1913-1960) hebben zich in een dramatische, respectievelijk essayistische zin met Prometheus bezig gehouden. Latere bemoeienissen vinden we bij ook nog de (opera)componist Carl Orff (1895-1982) in 1968, en bij de (toen Oostduitse) toneelschrijver Heiner Müller (1929-1995), die Aischylos’ held naar het politieke toneel ’transponeerde’.
Bezielend element
Prometheus blijft de mensheid boeien. Veel kunstenaars zien in hem degene, die niet alleen het Vuur in letterlijke zin brengt, maar ook het Heilige Vuur waarvan een scheppend kunstenaar afhankelijk is. In mystieke kringen zal hetzelfde met betrekking tot het Heilige Vuur gelden, maar dan niet zoals in artistiek opzicht om een kunstwerk te creëren, maar als ‘bezielend element’ dat ‘religeuze’ gevolgen heeft. Menigeen zal tot in de verre toekomst nog door Prometheus worden geboeid.
II — Aleksandr Skrjabins Vijfde Symfonie: Prometheus — Le Poème du Feu, opus 60 (1911)
Instrumentatie: ‘Tastatiere per Luce’ , piccolo, 3 fluiten, hobo’s, Engelse hoorn, klarinetten, basklarinet, 3 fagotten, contrafagot, 8 hoorns, 5 trompetten, 3 trombones, tuba, pauken, trom, bekkens, tamtam, triangel, buisklokken, klok, celesta, 2 harpen, orgel, piano, strijkers (in grote bezetting), en een vierstemmig koor.
Met Prometheus, zijn Vijfde Symfonie, sluit Aleksandr Skrjabin de logische ontwikkeling in zijn orkestwerken, die met zijn zesdelige Eerste Symfonie (1900) werd ingezet, praktisch af. Weliswaar had de componist voor ogen gestaan dit pas te doen in zijn allesomvattende kunstwerk Mysterium, doch dat bleef slechts een concept.
Skrjabins Eerste Symfonie is een hymne aan de kunst als (nieuwe) religie. Voornamelijk instrumentaal, maar in het laatste deel nog eens separaat voorgedragen door een tenor en mezzosopraan, gevolgd door een vierstemmig koor, dat een Ode aan de Kunst zingt: “Slava izkoesstvo (Heil aan de Kunst). In de Tweede Symfonie (1901) wordt reeds duidelijk dat de componist in muzikaal-technisch opzicht zoekt naar nieuwe vormen, maar hij blijft toch binnen de door de traditie voorgeschreven normen, al wordt in het afsluitende, majestueuze vijfde deel reeds een doorbraak aangekondigd die in de Derde Symfonie — Het Goddelijk Gedicht — (1904) in praktijk gebracht wordt. Daar werkt Skrjabin in het eerste deel, Gevechten, twee contrasterende thema’s ten dele atonaal uit. De achterliggende gedachte van de Derde Symfonie is die der Bevrijding. De mens moet zijn ketenen afwerpen, zich geestelijk ‘losmaken’ en een creatief-handelend wezen worden. Dan kan ook het Zelf zich verder ontwikkelen en handhaven. Deze vrijheid wordt nog weer verder ‘uitgewerkt’ in de Vierde Symfonie — Extatisch Gedicht — (1907). De inmiddels gerealiseerde Vrije Wil dient te worden getransformeerd tot dadendrang, waarbij de extase het scheppende element vormt en niet een soort van trancetoestand.
Gedicht van het Vuur
In de Vijfde Symfonie, Prometheus — Le Poème du Feu (1911) krijgt dat scheppende element een definitieve gestalte in Skrjabins kunst. Terwijl de ‘geestelijke voorbereidingen’ voor zijn Mysterium in volle gang zijn, doet de componist een concessie aan zichzelf: in Prometheus beperkt hij zich tot het ‘kleurenspel’ als enige begeleidende kunstvorm bij de muziek.
Ondanks het feit dat Prometeus uit slechts één deel bestaat, kan men toch zeggen dat de structuur van deze symfonie nauwelijks afwijkt van die der Romantiek. Skrjabin vogt het A-B-A schema, waarin het eerste onderdeel (A) bestaat in de inleiding, gevolgd door de expositie — met vier thema’s. In de doorwerking (B) volgen allerlei variaties, waarna de reprise vrijwel gelijk is aan de expositie (A).
In de langzame inleiding is het de bedoeling van de componist om twee heldere kleuren te realiseren. Dat gebeurt via een mystieke harmonie, waarna het eerste thema in de hoorns klinkt: de oernevel oftewel Chaos. De Wil van de scheppende geest wordt geopenbaard in het tweede thema — voor trompetten. Het derde thema klinkt in de fluiten en is een muzikale uitbeelding van het Verstand. In het vierde thema wordt opnieuw de Wil — maar thans in versterkte mate — voorgesteld: dat gebeurt in de piano.
Skrjabins Prometheus-harmonie bevat een breed spectrum aan nuances, variërend van de onherbergzaamheid der Chaos, via stralende extase tot enigszins terughoudende erotiek. Nooit eerder in de geschiedenis van de muziek kwam er een zo groots crescendo tot stand dan kort voor het einde van Prometheus. Volgens de bedoeling van de componist moeten dan alle instrumentale en vocale krachten worden gemobiliseerd, terwijl de gehele zaal in een verblindende straal wordt ‘gedompeld’. Dan klinkt opnieuw het hoofdthema in de trompetten tegen de achtergrond van breedvoerige orkest- en orgelharmonieën.
Daarna wordt het heel stil en dooft het licht. Opnieuw is er de nevel van de Inleiding. Vervolgens klinkt er een dansmelodie, ook hier weer ondersteund door lichteffecten. Sprankelende, lichtgevende pianopassages — met op de achtergrond ‘sissende’ bekkens — zorgen voor een fascinerend klankenspel: de triomf van de Menselijke Wil over de Chaos. Opnieuw volgt een crescendo en weer wordt het orkest meegesleurd in een zee van klanken, die in het slotakkoord ineenvloeien.
Bijzonderheden
Het bijzondere van het slotakkoord is dat dit de enige drieklank is die Skrjabin in Prometheus heeft gebruikt. Het vierstemmige koor, dat volgens voorschrift van de componist in witte pij dient te zijn gekleed, vervult een andere functie dan gewoonlijk. Hier is het bedoeld om het rituele element van de partituur extra gestalte te geven. Het koor zingt ook niet in de traditionele zin, maar vocaliseert met gesloten lippen dan wel op diverse klinkers.
De omslag van de partituur was voor de componist van bijzonder belang. Deze is uitgevoerd met een enorme vlammende zon met daarin centraal een androgyn gelaat dat de eenheid van het mannelijke en het vrouwelijke symboliseert. Het geheel omsloten door de ‘lier der wereld’ en omgeven door kosmische en magische symbolen zoals sterren, kometen en kringelende wolken. Deze omslag werd ontworpen door een vriend van Skrjabin, de Begische kunstenaar en theosoof Jean Delville (1867-1953).
Die omslag heeft als kleur oranjerood: het vuur. De doordringende blik van het androgyne wezen geeft uitdrukking aan de Wil. Het wezen wordt omgeven door de oorspronkelijke Chaos, van waaruit “de Wil van de Wereld alles tot leven brengt!” Allereerst in materieel opzicht, waarna de materie verandert in geest. Dan volgt in een orgiastische dans de vereniging met het goddelijke.
Orkest met piano
Oorspronkelijk had Skrjabin zich Prometheus voorgesteld als een symfonisch gedicht voor orkest met piano. Zelfs heeft de componist de zeer aanzienlijke en uiterst moeilijke pianopartij bij diverse gelegenheden gespeeld, zoals in Londen in 1913, toen Prometheus onder leiding van Sir Henry Wood maar liefst tweemaal op dezelfde avond tijdens één van de inmiddels legendarische Prom-concerten werd uitgevoerd. Dertien maanden later, in maart 1914 besloot Skrjabin ook zijn eigen Pianoconcert in fis te spelen, omdat hij het publiek wel enige ontspanning wilde bieden na de gecompliceerde harmonieën van Prometheus.
III. Het Lichtorgel / kleurenklavier
De eerste uitvoering — te Moskou in 1911 — van Prometheus werd al dadelijk gegeven zonder het in Skrjabins partituur als luce benoemde kleurenklavier. Volgens enkele scribenten, met name lexicografen, als gevolg van technische problemen. Er is weinig voor nodig om je dat te kunnen voorstellen. Maar die première was niet de enige gebeurtenis waar een uitvoering van het Gedicht van het Vuur met problemen, in het bijzonder met dat ongewone instrument, gepaard is gegaan. Nu ongeveer een kwart eeuw geleden gebeurde het in Leeds, dat door de tocht in de zaal de glasfiberstroken aan elkaar waren gaan kleven.
_____
[NB] Meer over Aleksandr Skrjabin kunt u vinden in ons artikel van donderdag 8 maart, getiteld Het mysterieuze klankencentrum van Aleksandr Skrjabin.
[1] Hesiodos is één van de vroegste dichters, eigenlijk zelfs de eerste, werkelijk aanwijsbare, in de Europese geschiedenis. Omstreeks 700 vóór onze jaartelling geboren te Askra (Boiotia).
[2] Van de Prometheus-stof, die aan Aischylos wordt toegeschreven, wordt door modernere geleerden aangenomen dat deze van een jongere schrijver afkomstig is, en daarbij wordt onder anderen gedacht aan de zoon van de oude tragedieschrijver, Ion, die in de vijfde eeuw vóór onze jaartelling leefde.
[3] Giovanni di Boccaccio (1313-1375) verwierf internationale roem die tot in onze dagen aanhoudt met zijn raamvertelling Il Decamerone (1349-1353). Letterlijk betekent dat De tien dagen.
___________
Afbeeldingen
1. Prometheus modelleert de mens. Overgenomen uit P. Decharm: Mythologie de la Grèce Antique (Paris, Garnier Frères).
2. Aischylos — Aeschylus — (ca. 525-456 vóór onze jaartelling), de ‘vader’ van de Griekse tragedieschrijvers.
3. Giovanni di Boccaccio door Andrea del Castagno, fresco overgebracht op hout, circa 1450, Uffizi of Cenacolo di Sant’ Apollonia, Florence.
4. Prometheus modelleert ook hier de mens. Eveneens uit P. Decharme’s werk over de antieke mythologie.
5. Prometheus-afbeelding, zoals die te vinden is op een oorspronkelijk Attische vaas van omstreeks 560 vóór onze jaartelling. Links staat Prometheus’ broer Atlas, die de aarde torst. Op het lichaam van Prometheus daalt een adelaar neer, die het slachtoffer (elke dag opnieuw) de lever zal uitpikken, die dan vervolgens ’s nachts weer aangroeit.
6. De Belgische schilder Jean Delville; zelfportret uit 1896.
7. Titelpagina de vertaling van P.C.Boutens-vertaling van Aischylos: Prometheus geboeid, zoals deze is verschenen bij Wereldbibliotheek, Amsterdam.