Dagboeknotities uit 1903 van Karel van de Woestijne (1)

In 1974 is een herdruk in een beperkte oplaag verschenen van het Dagboek van Karel van de Woestijne. Hier eerst één citaat; een tweede volgt binnenkort.

Op 10 juli 1903 heeft de Vlaamse auteur Karel van de Woestijne (1878-1929) in zijn Dagboek het volgende genoteerd:
“Wij kunnen nog moeilijk flaminganten zijn: ‘was man hat‘ is bij ons overwegend geworden op ‘was man ist‘; onze opleiding heeft onze heriditeit ziek gemaakt; onze Vlaamse over-erving werd met vreemde, Fransche cultuur geënt. — Daarom is heilzaam ons entoesiasme, en tevens uitgelegd, voor onze dichters die het dichtst bij ons volk en zijne overlevering staan: Gezelle en Streuvels. — Onbewust zijn wij, die schrikten en afkeerig waren voor flamingantisch lawaaieren, naar die zuivere bronnen, die ons eene nationaliteit terug laten beseffen, weergekeerd: wie weet zijn zij het niet die ons morgen Vlaanderen terugschenken, en ons leeren lief te hebben ons geneezend ‘Vlaamsch-zijn’ boven ons aangeleerd ‘Europeesch hebben’. — Benoit [1], Gezelle, Streuvels, Claus [2]: sociale betekenis voor ons.”

Dit is wel iets om — ook na ruim een eeuw — nog weer eens over na te denken, helemaal nu ons aller dagelijks bestaan —  inmiddels wordt vergiftigd door zulke volstrekt verkeerde invloeden — vooral in de vorm van zoveel afgrijselijke Yankismen — en vanzelfsprekend niet alleen in het Nederlands of Vlaams, doch in welhaast alle Europese talen. Waarom hebben mensen tegenwoordig zoiets platvloers als kids en waarom spreken in vooral Duitse televisiefilms politiecommissarissen de patholoog aan met doc? Het is een vorm van ernstige degeneratie en taalverloedering, die zijn oorsprong vindt in onder meer tal van zo intens laag bij de grondse Amerikaanse televisieseries waarmee we ons in de oude wereld laten overspoelen: als lammeren ter slachtbank laten leiden.  Volstrekt inhoudsloze,  doorgaans slordig geregisseerde films welke, in het kader van hun onverteerbare cultus, niets anders bewerkstelligen dan het van lieverlee verspreiden van een allengs, doch in het verloop pijlsnel zich verder verspreidend gebrek aan cultuur, alsmede een bedreigend conglomeraat van grofstoffelijkheden in het (gebrek aan) niveau waaronder ook en vooral de (thans — begin januari 2009 — nog huidige)  president van de Verenigde Staten van Amerika — buiten elke twijfel een uitzinnig boosaardig wezen — en de rest van zijn kongsi — en onnoemelijk velen met hen — zeer nadrukkelijk gebukt gaan.
__________
[1] Bedoeld is hier de componist Peter Benoit (1834-1901). Zie daartoe een kort artikel dat ik op zaterdag 8 maart 2008 heb opgenomen op mijn muzieksite Tempel der Toonkunst.
[2] Karel van de Woestijne kan hier vanzelfsprekend niet doelen op de grote Vlaamse auteur van onze tijd, Hugo Claus (1930-2008).

6 gedachten over “Dagboeknotities uit 1903 van Karel van de Woestijne (1)”

  1. “Het is een vorm van ernstige degeneratie en taalverloedering, die zijn oorsprong vindt in onder meer tal van zo intens laag bij de grondse Amerikaanse televisieseries waarmee we ons in de oude wereld laten overspoelen: als lammeren ter slachtbank laten leiden. Volstrekt inhoudsloze, doorgaans slordig geregisseerde films welke, in het kader van hun onverteerbare cultus, niets anders bewerkstelligen dan het van lieverlee verspreiden van een allengs, doch in het verloop pijlsnel zich verder verspreidend gebrek aan cultuur, alsmede een bedreigend conglomeraat van grofstoffelijkheden in het ”

    Beste Heinz,
    Ik ben geen mediasocioloog noch is het helemaal ter zake maar voor zover ik [32] weet, kijken bv. mijn leeftijdsgenoten zo goed als geen tv meer maar worden genoemde series (voor zover die nog uitgezonden worden, weet dat niet goed dus) voornamelijk door 50plussers bekeken. Het valt dus wel mee met die verloedering van de jongste generatie enzo.
    Vriendelijke groet
    S.

  2. Een pijnlijk staaltje wensdenken. De werkelijkheid is echter volstrekt anders; bijna niemand van die generatie kan nog een correcte zin Nederlands formuleren — en daarbij horen ook docenten en professoren; over ambtenaren in het bestuursapparaat wil ik het hier maar helemaal niet hebben. Eventuele uitzonderingen vormen degenen, die zich uit zichzelf voor ons Nederlands interesseren en zich ervoor willen inzetten.
    De negatieve kwalificatie geldt in even sterke mate voor journaal-presentatoren en redacteuren van actualiteitenrubrieken op de radio en op het gifscherm, in kranten en in andere printmedia. De meest gevierde quiz-presentatrice zegt onder meer “Het NRC”; “Dan hadden hun gewonnen”; “Dan had het goed geweest”, etc.
    Als dat geen verloedering is…..
    En dan heb ik het nog helemaal niet gehad over de Belgische ‘oelewapper-presentator’ en diens Nederlandse vrouwelijke collega van het programma Tien voor taal. Hun dient een speciale boete met een heel hoge hardleersheidstoeslag te worden opgelegd.

    Kortom, het valt helemaal niet mee; het valt steeds opnieuw tegen.
    Men kent het verschil niet meer tussen schijnbaar en blijkbaar, ook niet dat tussen materiaal en materieel, en al evenmin dat tussen werkloosheid en werkeloosheid. Zelfs schrijvers van literaire kwaliteit weten veelal niet wanneer ze hun en wanneer ze hen moeten gebruiken. Om hier toch vooral niet in een essay-lengte aan voorbeelden te vervallen, laat ik verdere opsommingen van dagelijkse taalperikelen maar achterwege.
    In een Nederlandse journaaluitzending van tien minuten glijd je soms uit over tientallen enormiteiten; het ergst zijn nog de mannen en vrouwen die ons over het weer informeren: “Het vriest dan min vijf graden.” (Een integrale rekenkundige bewerking van die mededeling zij hier achterwege gelaten.) Die liederlijk-taalverloederde lieden spannen met groot gemak de kroon: met windvaan en stormwimpel.
    Maar dat alles is helemaal niets in vergelijking tot de volstrekte taal-minderbegaafdheid die BNN-medewerkers op het genoemde vlak aan de dag leggen, en dat zijn vooral, zo niet uitsluitend, jongeren van de leeftijdscategorie die S. hierboven noemt. Zij kunnen geen enkele zin in een zin aanbrengen, doch in lukraak raaskallen zijn ze meesters.
    In Groningen studeren 50.000 jongeren; ik maak elke dag een deel van hen mee; nooit hoor ik in hun gesprekken één correcte zin Nederlands. Eigenaren en medewerkers van boekhandels en antiquariaten in de bovengenoemde Stad melden exact hetzelfde als ik. Ook voor hen is die on-zin dagelijkse kost.
    Een zeer trieste balans.

  3. Deze Claus is Emile Claus naar ik aanneem. En dat men niet goed meer weet hoe de taal gebruikt dient te worden, ben ik geheel met je eens, zie je overal, maar dat het door ‘Amerikaanse tv-series’ komt, dat denk ik dus niet.
    S.

  4. Alle gebruikte Yankismen komen uitsluitend uit dergelijke debiliserende (televisie)programma’s en andersoortige leeghoofdigheid die via o.a. de buis wordt uitgeworpen als strooigoed; die liggen niet op straat of worden op school onderwezen.
    Slecht taalgebruik op zich komt van heel wat meer: verkeerde voorbeelden thuis van ouders en medebewoners, door slecht onderwijs en door steeds dalende normen, bijvoorbeeld.

  5. Het zal vast ook nog wel door soaps en aanverwante, hersendood veroorzakende, overbodigheden van eigen en Vlaamse bodem komen, maar die mag ik niet zonder meer als (mede-)oorzaak kwalificeren, omdat ik niet de tijd en de moeite wil nemen ernaar te kijken — en het daardoor niet uit ervaring kan melden —, omdat ik beters te doen heb. Dat veel stupditeit van Héla Hóla Hollywood afkomstig is, blijkt niet alleen uit het ’taalgebruik’, dat niet bepaald Engels is, maar vooral uit de wijze waarop woorden en zinsdelen, of alleen kreten, worden uitgesproken.

  6. Sander heeft gelijk: het moet Emile Claus (1849-1924) zijn. Maar Van de Woestijne kon toen ook nog niet weten — en later ook niet omdat hij inmiddels, in 1929, de kraaienmars had geblazen — dat er nog eens een Claus (1929-2008) als protagonist in het Vlaamse cultuurleven zou opduiken, die het zo’n halve eeuw in die positie zou volhouden.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *