De boekenweek staat dit jaar in het teken van literatuur en muziek. Twee disciplines die elkaar door de eeuwen heen vruchtbaar hebben bestoven. Hoe vaak worden ze niet met elkaars kwaliteiten geprezen? Een gedicht als een zoete melodie; een symfonie als innige poëzie…
Toch kun je je niet aan de indruk onttrekken dat auteurs vaker met zekere afgunst kijken naar hun componerende kunstbroeders dan andersom. Waar dichters nog woorden nodig hebben, drukt muziek uit ‘wat niet gezegd kan worden maar waarover niet gezwegen kan worden ,’ zoals Victor Hugo het formuleerde. Of zoals Richard Wagner zei: ‘De muziek begint daar waar de macht van het woord stopt.’
Vooral in het fin de siècle werd door veel kunstenaars de muziek als hoogste kunstvorm beschouwd. Dichters met aspiraties van een ware Ziener, die zich geroepen voelden om het ‘onzegbare’ te zeggen, de Waarheid achter de waarheid te onthullen, zochten hun inspiratie bij de muziek. Muziek is immers het medium dat per definitie nergens over gaat, niet naar een zichtbare werkelijkheid verwijst maar slechts suggereert, en in die hoedanigheid iets van een hogere orde weet op te roepen.
‘De la musique avant toute chose’ dichtte Paul Verlaine in zijn beroemde Art poétique, ‘et tout le reste est littérature.’