Het verhaal van de hoge hoed

Hoge hoedHet zou in 1797 voor het eerst gedragen zijn door de fourniturenhandelaar John Hetherington en een heuse rel hebben veroorzaakt: passanten raakten in paniek bij de aanblik ervan, vrouwen vielen flauw, kinderen schreeuwden het uit, honden zetten het op een janken. Het fenomeen zou daarna uitgroeien tot dé modeaccessoire van de ware gentleman: de hoge hoed.
Rond 1900 was de Top Hat over zijn hoogtepunt heen, en werd het gevaarte alleen nog uit de doos gehaald voor ceremoniële gelegenheden. Heden ten dage zie je er alleen nog maar goochelaars mee in de weer en dient het hoofddeksel soms nog als misplaatst, chique bedoeld anachronisme op de knar van een bruidegom.
Lees meer over dit symbool par excellence van het Victoriaanse tijdperk in de augustuseditie van het digitale tijdschrift Victoriana.com.

2 gedachten over “Het verhaal van de hoge hoed”

  1. Moet ik nog eens een verhaaltje schrijven over de symbolische functie van de (Hoge) Hoed, volgens niet alleen Sigmund Freud, maar ook Wilhelm Stekel en tal van andere grootheden – dan gaat het tenminste over de periode van Peter Hoffmans bloedeigen Fin de siècle-website.
    Je kunt hem (hoed is mannelijk en dus nimmer Het) mutatis mutandis vergelijken met koksmutsen: hoe hoger, des te belangrijker de drager is (vooral meent, hoopt en bidt te mogen zijn). Kortom, in het kader van het verhaal van de Mannelijkheid(swaan) valt er, net als over de Stropdas als representatie van de mannelijke IJdelheid, nog veel te vertellen. Maar misschien moet ik dat niet doen: in mijn gymnasiumtijd zag geen leraar of medeleerling mij ooit zonder stropdas en pochet. Ik draag nu al decennia regelmatig een trui, of een overhemd met open kraag. Het Einde der Tijden is vast en zeker Nakende, en niet gewoon, maar met rasse schreden.

  2. Wat is de beschaving toch ver voortgeschreden sedertdien. Vooropgesteld dat ik vrijwel elke dag weliswaar een hoed, maar geen Hoge Hoed, draag, kan ik uit ervaring vertellen dat mijn Hond Amber heel hard begint te kwispelen – ja, zo hard dat ik wel eens vrees dat ze de eigen staart er vroeg of laat afdraait – als ze ziet dat ik de hoed op mijn volgens Peter Hoffman knar – dus: oude knar – plaats. Diverse jonge vrouwen kijken mij veel stralender aan dan wanneer ik ongehoed en tevens onbehoed door de contreien zwier, al dan niet in woeste cadans. En dus kennelijk toch weer iets van mannelijkheid uitstraal, welke zonder dat attribuut wellicht geheel en al, en anders gedeeltelijk, onbreekt. Zelfs een jongeman in een winkel begroette mijn zoon en mij stralend met de woorden: “Mooie hoedjes.” Gelijk had hij; al was het alleen voor junior die dag een nieuwtje, en was ik zelf alweer zo’n oude rot in het hoed dragen dat het fenomeen inmiddels wellicht enigszins was gaan aanvoelen als een Hoge Hoed.
    Geen enkele hond loopt nog jankend weg als ik met, of zelfs zonder, hoed nakende ben, maar begroet mij vrolijk, blij en opgewekt. Vrouwen rennen niet weg en zelfs kinderen weten welk hoofddeksel ik dan op de knar medezeul.
    Kortom, het is alleen maar een kwestie van wennen, net als dat wordt gezegd van hangen, maar er is ergens in onze contreien, zo fluistert men, ook een damesjuffertje dat zeker weet dat alles went, behalve dat wat onder die hoed zit.
    Ik raak nu wel helemaal uit mijn gewone doen: moet ik het hier thans toch maar bij heimelijk meesmuilen laten of zal ik in ongebreideld schateren uitbarsten? Ik kan natuurlijk ook net doen of mijn neus is gaan bloeden van zoveel onnozelheid. Ik ga daarom eerst in retraite, OPZIJ zeg maar, om mij te beraden.
    In HERENLEED van anno dazumal droegen al de drie heren een hoed, vond de éne er één en sprak hij de historische woorden: “Meneer, ik heb een hoed op mijn hoofd.” De andere zocht er één ondanks dat hij dit fenomeen/hoofddeksel op de knar droeg, en de derde was al geheel en volkomen met het Garibaldi-type hoed vergroeid, zal ik maar zeggen. Uiteindelijk zette hij de gevonden Hoed van Heer 1 bovenop de bolhoed, die reeds op de knar was geplaatst. Deksels, wat een Behoed Hoofd; moge Karl Marx of een ander wijs man waarlijk verhoeden dat ik er ooit zo zal bijlopen.
    De aflevering in casu heette De Vader, doch had gerust Hoeden getiteld kunnen zijn, of zelfs – mede gezien de boven omschreven reacties van de vrouwelijke kunne – Damesgenoegens. Maar ja, dames hadden geen plaats in Herenleed.
    Kortom, de Hoed, voor en Rond 1900, en ook nog daarna, heeft een geheel eigen (cultuur)geschiedenis, welke haar talrijke uitlopers tot op de dag van heden doet voortbewegen.
    Wordt, ongetwijfeld, vervolgd.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *