In de negentiende eeuw ontstaan begrippen als Volksgeist en Volksseele. In Europa ontstaat overal een groeiend nationaal besef en daarmee ook een politiek nationalisme. Cultureel wordt dit geuit in patriottistische poëzie, nationaal-historische romans en in historiestukken in de schilderkunst. In de wetenschap onderzocht de Germanistiek bijvoorbeeld de essentie van het germanendom door middel van taal, literatuur, geschiedenis en mythologie. Filologie werd zo een studie van nationale psychologie, zoals is te lezen in het tiendelige Völkerpsychologie, einde Untersuchung der Entwicklungsgesetze von Sprache, Mythus und Sitte van Wilhelm Wundt, uitgegeven tussen 1900 en 1920.
In de periode rond 1900 werd er natuurlijk niet alleen gekeken naar de eigen wortels. Ook de beeldvorming ten aanzien van andere naties en culturen werd volop ontwikkeld en stereotyperingen werden daarbij niet geschuwd. De wetenschappelijke discipline die deze processen en dit discours bestudeert wordt imagologie genoemd. Joep Leerssen, hoogleraar moderne Europese letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam, is een expert op dit gebied en van zijn hand verscheen onlangs het handboek Imagology. The cultural construction and literary presentation of national characters. Het boek bevat een inleiding in het vakgebied, waarin de basisprincipes, de uitgangspunten en de methodologie van imagologie wordt uitgelegd. Daarna volgt een historisch overzicht van de oudheid, de middeleeuwen en de (vroeg)moderne tijd tot 2000.
Het meest interessante en ook amusante deel van het boek betreft de beschrijvingen van de diverse nationaliteiten en volken verspreid over alle continenten.
Zo valt van een hele reeks stereotyperingen de herkomst te vinden. Het lemma over de Fransen opent met de zin: ‘As tradition and popular wisdom will have it, the French are aristocratic, well-bred and hospitable, yet also changeable, fickle and profligate, according to the humanist Julius Caesar Scaliger in his influential Poetices libri septem (1561)’, om verder te gaan bij de manier waarop Julius Caesar de Galliërs karakteriseert in zijn De bello Gallico. Het ontstaan van de haan als Frans symbool stamt uit de dertiende eeuw, wanneer Alexander von Roes, uitgaand van het Latijnse ‘gallus’ een vergelijking trekt tussen de eigenschappen van de haan en de Fransen. De reputatie van seksuele losbandigheid blijkt verbonden met de eerste gevallen van syfilis die opduiken in het Franse leger rond 1500 waarna deze ziekte de ‘morbus gallicus’ wordt genoemd.
Elk lemma bevat beschrijvingen van nationale stereotyperingen van de oudheid tot nu. Met name de periode rond 1900 is erg interessant omdat in de aanloop naar oorlogen, zoals de Eerste Wereldoorlog, nationalistisch geïnspireerde negatieve karakteriseringen over de ander een belangrijke rol gaan spelen. Dergelijke mechanismes werken ook in onze tijden nog zeer effectief. In het laatste deel van het boek komen de kernbegrippen aan de hand waarvan deze mechanismes kunnen worden ontleed aan bod, zoals ras, stereotyperingen, patriottisme, tolerantie/intolerantie, beeld en mythe aan bod. Maar ook klassieke begrippen als de Noord-Zuid tegenstelling – die overigens niet alleen internationaal maar ook nationaal standaard aanwezig is – en de invloed van klimatologische kenmerken op nationale stereotyperingen komen aan bod.
Het handboek is niet alleen een must voor iedereen die zich professioneel bezighoudt met dergelijke thema’s, maar is door de veelheid aan interessante feiten en weetjes ook een aangename manier om de nieuwsgierigheid te bevredigen en zodoende de kennis over de wereld te vergroten.
Imagology. The cultural construction and literary presentation of national characters. A critical survey. Edited by Manfred Beller and Joep Leerssen, Rodopi, Amsterdam-New York, 2007, XVI/476 pp., ingebonden € 100,-, paperback € 45,-.