Een leven vol uitersten
In de bescheiden houten bungalow waar Jack London de laatste jaren van zijn leven, in de beginperiode van de twintigste eeuw, veel tijd heeft doorgebracht — meestentijds zonder zijn vrouw Charmian, doordat de partners steeds verder van elkaar vervreemd geraakt waren en zij veelvuldig op reis was —, bevinden zich lange rijen boeken: voornamelijk encyclopediedelen, doch nauwelijks literatuur van zijn vele tijdgenoten. Kaartenbakken reiken van de vloer tot het plafond en naast zijn schrijfmachine op het bureau staat nog de dictafoon waar hij de beschikking over had. Voor Jack London was dat een noodzakelijk instrument, want hij beantwoordde per jaar 10.000 brieven.
Dat alles trof de journalist en programmamaker voor de Duitse televisie, Georg Stefan Troller (geb. 1921), aan toen hij in 1966 met een cameraploeg de diverse stadia in het bestaan van Jack London op de voet heeft gevolgd omdat hij een film over diens leven wilde maken. Over dat alles heeft Troller bericht in zijn Personenbeschreibung, zowel in de televisiereeks met die titel, alsook in het gelijknamige (inmiddels niet meer leverbare) boek.
Dochter Joan
Daarin heeft Troller eveneens bericht over een ontmoeting met Londons dochter Joan, van wie hij beweert dat ze toen al zeventig jaar was. Joan was druk in de weer voor de vakbeweging van Californië, waar ze zich sterk heeft gemaakt voor de Chicano’s (1). Zij was in wezen een verbitterde vrouw, die toen nog maar kort een houding van vergiffenis had aangenomen jegens haar vader en diens verraad — het in de steek laten van vrouw en kinderen voor een nieuwe liefde — waar ze levenslang onder had geleden. Maar ze was er wel van overtuigd dat Jack London, indien hij nog had geleefd, zich zou hebben opgesteld in de voorste gelederen van de burgerrechtenbeweging. “Mijn vader was een goede man. Hij heeft er alleen helemaal niets van begrepen. Hij was een naïeveling. Ons heeft hij niets dan bitterheid nagelaten.”
In die succesperiode, reeds vanaf de eeuwwisseling, werd Jack London min of meer begeleid door grote aantallen en bedragen, en niet alleen met betrekking tot zijn correspondentie. Met een inkomen van 70.000 dollar per jaar was hij niet alleen de best verdienende schrijver van zijn tijd, maar in de topjaren ook nog eens de meestgelezen schrijver van de wereld. In zijn laatste anderhalve decennium heeft hij met zijn, eindelijk succes boekende, verhalen zo extreem veel geld bijeen gekregen: meer dan een miljoen dollar. En dan te bedenken dat dat nu zo ongeveer een eeuw geleden is!
Kinderjaren en jeugd
Een grotere tegenstelling is nauwelijks denkbaar: de man die enige tijd zo’n immense som aan inkomsten uit zijn werk als schrijver genoot, had in zijn jeugd de bitterst denkbare armoede geleden. Hij was op 12 januari 1876 geboren als John Griffith Chaney, kind van Flora Wellman en William Henry Chaney, een spiritistisch filosoof, astroloog en rondreizende prediker. Vader en zoon hebben elkaar nooit leren kennen, en de verwekker beweerde ook twee decennia later nog in een brief, dat hij in die tijd reeds aan uitputting had geleden en steriel was geweest, en derhalve niet de vader van Jack kon zijn. Jacks moeder leerde een jaar later John London kennen, een farmer zonder farm, die als gelegenheidsarbeider niet veel geluk had met het vinden van werk, sedert kort weduwnaar was en ook al zeven kinderen had. Hij was bereid als vader voor het jonge kind van Flora te fungeren. Hun beider levensdoel was het om de armenwijk de rug toe te keren en een nieuw leven te beginnen. Hun idealistisch-spiritische geloof ondersteunde hen daarbij weliswaar, maar stond een praktische realisatie tegelijkertijd in de weg. In perioden dat het slecht ging met de inkomsten van het gezin, moest Jack bijspringen en zien dat er geld binnenkwam. En hoewel ook hij, zoals zovelen, al jong droomde van een steile en inmiddels ook reeds klassiek-Amerikaanse carrière — van bordenwasser tot voornaam hoteleigenaar — moest hij toch wel onder aan de ladder beginnen en dat deed hij door her en der allerlei klusjes op te knappen. De karige beloning verdween in de huishoudpot.
Hang naar kennis
Na een tijdje ging hij ’s ochtends vroeg kranten bezorgen bij de abonnees, de avondbladen probeerde hij in de kroegen en andere druk beklante etablissementen aan de man te brengen. In die periode ontwikkelde zich zijn eigen weetgierigheid steeds verder en daardoor ging hij ook steeds meer lezen. Eerst zelfstandig, later met behulp van Ina Coolbridge, de bibliothecaresse van de volksleeszaal, die belangstelling had gekregen voor dat kind met die sterk versleten kleding, die toch haar beste klant was. En ook na sluitingstijd van de bibliotheek wist Jack in de stille momenten altijd wel weer een plek te vinden waar hij zijn leeshonger kon stillen. Een schitterende foto uit 1886 toont de jongen aan een tafel in een havenkroeg waar hij helemaal opgaat in de teksten van Websters Dictionary.
Zijn kinderjaren had hij grotendeels gesleten op Californische ranches — toen zijn ouders daar binnen vijf jaar op drie verschillende boerderijen hadden gewoond en gewerkt — en in de straten van Oakland; de latere jeugdperiode had hij veelal op het water in de Baai van San Francisco doorgebracht.
Over de entourage van zijn jonge jaren in San Francisco heeft Jack London zelf opgemerkt dat er dwars door de stad een tram reed, die werd aangedreven door een draadkabel. Ten noorden daarvan bevonden zich de theaters en de bankgebouwen, de hotels en ook de vele warenhuizen. Hijzelf woonde aan de zuidkant, waar de fabrieken en de ketelhuizen stonden en waar zich het woongebied bevond van de werkende klasse. En Jack London was, volgens zijn eigen overtuiging, beslist aan de verkeerde kant van die rails geboren. Een aardige aanvulling op die eigen inschatting is een opmerking in het artikel dat over deze auteur is opgenomen in The Cambridge Handbook of American Literature: “Much of his youth was spent on the wrong side of the law.”
Veelzijdigheid in tal van opzichten
Vanaf zijn zestiende jaar moest Jack werken om het gezin te kunnen onderhouden, zodat er van hogere scholing niet al te veel terecht kon komen. De stiefvader had niet alleen twee van zijn zeven kinderen meegebracht in het huwelijk, ook had hij zeer dikwijls te lijden onder zijn lichaamszwakte en, zakelijk gezien, steeds opnieuw tegenslag. Op een gegeven ogenblik liep Jack London van huis weg en zwierf hij lukraak rond en onderzocht hij allerlei aspecten van het leven zonder vaste woon- of verblijfplaats. Hij is in die periode nog veroordeeld tot een maand gevangenisstraf wegens landloperij, en hij heeft onder meer zijn krachten beproefd als illegale oesterduiker, in een groep die bekend stond als “vagebonden van de onguurste soort, die in donkere nachten in wrakke vaartuigjes langs de kust voeren en de oesterbedden plunderden,” schrijft professor A.G. van Kranendonk in zijn Geschiedenis van de Amerikaanse literatuur (1947). De opbrengsten, die dikwijls aanzienlijk waren — soms leverde dat illegale vissen tweehonderd dollar in één nacht op —, werden al snel in de herbergen ‘on the waterfront’ omgezet in ruime hoeveelheden ‘kostelijk vocht’ en alles wat daar zo bij komt. Die overmatige consumptie zal er wellicht toe hebben bijgedragen dat Jack London, ondanks zijn ijzersterke gestel, bijna ten onder gegaan is.
Zeeman
Na een verhaal dat hij op zijn zeventiende in een herberg oppikte, raakte hij zo gefascineerd dat hij op een schip voor zeehondenjacht aanmonsterde. Daarmee kwam hij niet alleen in het Poolgebied, maar zelfs tot in Japan. Tijdens die tochten bevredigde hij zijn enorme leeshonger, die hem aardig compenseerde voor het gebrek aan meer traditioneel onderwijs.
Een jaar later was hij genezen van zijn drankzucht, doordat hij aan boord geen druppel had kunnen drinken. Na zijn terugkeer in de VS bleek hij, als gevolg van de economische depressie, die de VS in de ban hield, geen geluk te hebben bij het vinden van werk. Dat stelde hem echter in staat deel te nemen aan de March on Washington van 1894 onder leiding van Jacob Sechler Coxey (1854-1951), om aldaar te pleiten voor een verbetering van de positie van de armen in het land. Hoewel de onderneming geen politiek succes oogstte — er liepen uiteindelijk slechts 500 mensen mee, in plaats van de 10.000 die waren aangekondigd — wist Jack London, die net een eerste prijs had gewonnen in een krantencompetitie, deze gebeurtenis wel een plaats te geven in zijn snel groeiende ‘voorraad’ aan ervaringen.
Socialisme
Jack London had de smaak te pakken gekregen: hij wilde niet alleen een erkend schrijver worden, maar tevens wilde hij zich actief inzetten voor sociale hervormingen. Nadat hij het Communistisch Manifest (van 1848) had gelezen, werd hij een daadkrachtige socialist. In 1896 liet hij zich met van zijn vriend Johnny Heinold geleend geld, — dat Jack volgens zoon George van de ruimhartige gever nooit heeft gerestitueerd — inschrijven als student aan de University of California, maar al na één semester hield hij het voor gezien, omdat hij weer voor het gezin moest zorgen en geen tijd meer kon vinden voor het volgen van de colleges. Hij ging in een stomerij werken, maar daarnaast zette hij als autodidact in eigen tempo de studie der sociologie en politieke wetenschappen voort. Een jaar later werd ook Jack London gegrepen door de goudkoorts en in de zomer vertrok hij naar de Klondike, met in zijn rugzak de werken van evolutionist Charles Darwin (1809-1882) en die van de dichter John Milton (1608-1674).
In 1898, nadat bij hem scheurbuik werd geconstateerd, keerde London terug naar Oakland en begon hij met het op schrift stellen van zijn ervaringen. Al tijdens zijn verblijf in het goudzoekerskamp had hij regelmatig verhalen geschreven en deze ook naar diverse tijdschriften opgestuurd. De portokosten, zo wordt wel beweerd, kon hij soms nog net opbrengen met een laatste beetje stofgoud. Al die inspanningen bleven echter zonder enig succes.
Literaire massaconsumptie
Rond 1900 hebben tal van vernieuwingen in het literatuurbedrijf van de Verenigde Staten voor dramatische ingrepen gezorgd. De almacht van de hoge heren, die van achter hun directietafel bepaalden welke boeken zouden worden uitgegeven, kwam tussen 1890 en 1900 onder hoge druk te staan, mede doordat er — als een gevolg van veel goedkopere productiemethoden en de daaraan onverbrekelijk verbonden prijsverlagingen van drukwerk — al zeer snel een grotere vraag naar leesvoer was ontstaan, en in dat laatste decennium van de negentiende eeuw was het aantal jaarlijks verschijnende romans en vertellingen zelfs verdubbeld. Die massaconsumptie bood mogelijkheden voor onder andere nieuwe genres in de literatuur en in het tijdschriftenwezen. Wildwestverhalen en science fiction in romanvorm raakten, evenals spectaculair vertelde historische romans, in korte tijd uiterst populair, en datzelfde gold voor nieuwe bladen, die nadrukkelijk gericht waren op een ander lezerspubliek dan tot dan toe. De kwaliteitsbladen raakten wat op de achtergrond en de amusementslectuur — met foto’s en tekeningen, en niet te vergeten: reclame — wist zich snel een plaats te veroveren in de vorm van bladen, die — tot ver in de twintigste eeuw, respectievelijk ook heden nog — een reputatie hebben weten hoog te houden, zoals Cosmopolitan, Collier’s en ook de Saturday Evening Post. Eveneens is Ladies Home Journal in die tijd van de grond gekomen.
Avonturen en onthullingen
Met die verruiming van de afzetmogelijkheden kwam er eveneens meer ruimte voor bijdragen in een zeer directe stijl: avonturenverhalen en onthullingen met een kritische afstand jegens de gezagsdragers in politiek, handel en industrie. De toon werd daardoor wat minder gepolijst en het, al dan niet oprechte, effectbejag deed in die verschillende geledingen zijn intrede. Het gevolg was dat de tot dan toe redelijk vertegenwoordigde lyriek meer en meer het veld moest ruimen, totdat er een nieuwe groepering dichters opstond die eveneens de tekenen des tijds had begrepen en in een veel directere, aan het proza verwante stijl was gaan schrijven.
Grote winnaars van die snel voltrokken veranderingen werden de auteurs van verhalen, die via die nieuwe bladen een betere afzet konden realiseren. De snel groeiende populariteit zorgde ervoor dat binnen dat genre de aandacht nog weer werd toegespitst op de kortere vorm. Beroemde voorbeelden daarvan zijn O’Henry (2) en diens voorganger Ambrose Bierce (3), die hun weg ook naar het Europese lezerspubliek hebben gevonden. Ook aan Stephen Crane (4) mogen we in die context niet voorbijgegaan. Van hen allen zijn teksten aan te halen van kort beschreven ‘gebeurtenissen’ die in de jaren negentig van de negentiende eeuw zijn gepubliceerd en tevens in dat nieuwe genre van die — thans als Progressive Era gekwalificeerde — periode een voorbeeldfunctie hebben vervuld.
Die klassieke status geldt inmiddels tevens voor het in 1899 gedrukte verhaal van Jack London, To Build a Fire. Daarnaast zijn Londons verhalen met grote regelmaat gepubliceerd, vanaf het januarinummer 1899, met het verhaal To the Man on the Trail, in The Overland Monthly (5) in het westen van de VS, in het oosten daarentegen in The Atlantic Monthly (6), maar pas na dat jaar.
Een vaste baan bij de Posterijen wees Jack London echter van de hand om zich beter op zijn schrijverschap te kunnen concentreren. Hij slaagde er zelfs in tweeduizend woorden per dag te produceren.
Een van die in The Overland Monthly (april 1899) afgedrukte verhalen droeg de titel The Son of the Wolf, en werd 1900 opgenomen in een bundel met dezelfde titel.
Privéleven
Kort nadat zijn eerste boek was verschenen, trad Jack London op 7 april 1900 in het huwelijk met Elisabeth Maddern. In het daarop volgende jaar werd dochter Joan geboren. Midden tussen dat inmiddels zeer woelige literatuurgebeuren, waarvan hij deel uitmaakte, was Jack London ook lid geworden van de pas opgerichte Socialist Party, en had hij zich kandidaat gesteld voor het burgemeesterschap van Oakland. Terzelfdertijd werd de waardering voor zijn schrijverschap merkbaar groter. Reeds in 1903 ontstonden zeer persoonlijke contacten met Charmian Kettridge, die hij tijdelijk heeft aangezien voor een bijzonder intellectuele vrouw. Zijn echtgenote en beide dochters kregen als gevolg daarvan te weinig aandacht. Twee jaar later is het huwelijk tussen Elisabeth en Jack London ontbonden en kort daarna trouwde hij met Charmian. Direct daarna besloot hij tot aankoop van een ranch in Glen Ellen, en opnieuw heeft hij zich kandidaat gesteld voor het burgemeesterschap. Mede daarom werd er nog in diezelfde periode een campagne op touw gezet om zijn boeken te boycotten.
Enorme productie
Zijn eerste roman, A Daughter of the Snows uit 1902 was, net als die reeds uitgegeven verhalen, gebaseerd op zijn belevenissen in de Klondike. Zijn tweede roman, The Cruise of the Dazzler, uit hetzelfde jaar, beschrijft de ervaringen in zijn puberteit als oesterpiraat.
Zijn meest succesvolle boek, The Call of the Wild (1903), is eveneens in tal van edities in een Nederlandse vertaling verschenen, eerst enige malen onder de titel Als de Natuur roept, later als De roep van de wildernis. Dit boek viel zo’n weergaloze ontvangst ten deel, dat er sprake was van een zeer abrupte ommekeer: vanaf dat moment hoefde hij zelf geen enkele uitgever meer te benaderen, maar werd hij als het ware overspoeld met aanbiedingen, waarbij de redacties en uitgevers elkaar overtroffen in hun onwaarschijnlijk positieve voorwaarden voor de auteur, als hij maar met nieuwe teksten kwam.
Diverse andere romans en verhalenbundels zijn in het Nederlands vertaald en hebben een relatief grote lezersschare weten te boeien. Pas zijn roman Martin Eden biedt ons meer autobiografische elementen dan al zijn andere werk. De titelheld (in diverse vertalingen ongemoeid gelaten, althans in ons land en in de Duitse versie) doet alle moeite om een geliefd schrijver te worden en als dat eenmaal het geval is, moet hij leren met het behaalde succes om te gaan. Eveneens autobiografisch is John Barleycorn uit 1913, in Nederland verschenen in een reeks kleine, gebonden boeken van de Republiek der Letteren, onder de titel Koning Alcohol, waarin de ondermijnende invloeden van ‘de drank’ worden beschreven.
Veelschrijver
Literair historicus, romancier, toneelcriticus en vooraanstaand Zionist Ludwig Lewisohn (1883-1955) schreef over de letterkundige productie van Jack London: “He wrote, as is generally recognized, far too much and his best-known books are by no means his best.” . . . “It is quite probable that he will be remembered in literature by the sincere, plain pathetic narrative of his struggles with that what used to be called the demon Rum in John Barleycorn.” Jack Londons beste roman kon, zo meent Lewisohn, wel eens The Sea Wolf zijn, die zowel kan dienen als verklaring van de persoon Jack London en diens instelling, alsook van diens populariteit. In dat boek vinden we niet alleen het pseudo-nietzscheaanse Blonde Beest in de persoon van een sadistische kapitein, maar tevens al diens uitingen van afgunst en tevens van de wens en wil tot bevrediging van (aanvankelijk nog latente) homo-erotische verlangens, die hij door zijn machtspositie kan uitleven op een jongen, die lang in de beschermde hoek van de kapitalistische maatschappij heeft geleefd en derhalve weinig verweer heeft. En toch moet die uiterlijk zo sterke kapitein het uiteindelijk afleggen doordat hij, als gevolg van die sterke fixaties, zijn eigen innerlijk al te zeer heeft uitgehold. Daarmee geeft Jack London aan dat bruut geweld niet meer is dan een masker van innerlijke zwakheid, en is agressieve wreedheid in wezen niets meer dan een bekentenis van ultiem onvermogen: figuurlijke dan wel letterlijke impotentie! De lezer kan van al die elementen ook een graantje meepikken en het zwaartepunt daar leggen, waar hij zichzelf het beste herkent, of met wie hij verlangt zich, al dan niet bewust, te identificeren.
En daar ligt tevens de kern van al die dierenverhalen: De Wolf(shond) als teken van macht en kracht in de Natuur, die het in Londons optiek dikwijls wint van de Cultuur. Ook Jack London als persoon is in diverse fasen van zijn leven, zij het dan steeds weer tijdelijk, geneigd geweest nadrukkelijk te luisteren naar de roepstem der natuur, die in tal van leefsituaties ook niet meer was dan een wildernis.
Non-fiction
In 1905 is Londons verhandeling over het socialisme verschenen onder de titel War of the Classes. Daarin zijn zeven opstellen bijeengebracht, die de diverse aspecten van het ontstaan van die levensvisie in het algemeen, en in één afdeling hoe Jack London zelf door deze stroming werd meegezogen: How I became a socialist. Verder stelt hij zowel het verschijnsel tramp alsook scab aan de orde, en onderbouwt hij zijn roep om een nieuwe wet: Wanted: a new law of development. Wel beseft hij dat aan elke groei een limiet is en niet alles ongebreideld kan voortwoekeren in The question of the maximum.
Hoezeer Jack London ook oprecht is geweest in zijn sympathie voor het socialisme — en in veel door hem aangekaarte en aan de kaak gestelde situaties wordt die houding ook wel onderbouwd —, toch is daar ook een keerzijde aan: mede dankzij die instelling is hij ertoe gekomen veel in zijn boeken via verhalen duidelijk te maken, en precies die — niet zozeer literatuur dan wel de lectuur producerende — man heeft een enorm vermogen verdiend, dat hij in allerlei grote en grootse, maar tegelijkertijd veel geld verslindende, projecten en andere eigendommen heeft gestopt.
Twee jaar eerder had hij voor uitgever Hearst een reportage gemaakt tijdens een verblijf in Londen. In principe zou hij toen een verslag maken van de Boerenoorlog, en daartoe had hij een langere reis gepland, maar toen hij, vanuit New York met een stoomschip, in Londen aankwam, was de oorlog al in de laatste fase en werd de opdracht telegrafisch ingetrokken. Maar Jack had echter direct een nieuw thema: de vele daklozen en andere armoedigen in het zeer rijke Londen waar voorbereidingen werden getroffen voor de kroning van Edward VI. Bij een uitdrager kocht hij een erg versleten pak, afgedragen schoenen en een kleppet. Hij huurde een kamer in East-End en van daaruit mengde hij zich tussen de mensen uit de onderwereld en de achterbuurten, om vervolgens vanuit hun perspectief de kroningsfestiviteiten te ondergaan. Anderhalve dag achtereen was hij met die mensen onderweg, en eenmaal weer in zijn kamer, volkomen doorweekt en afgepeigerd, slaagde hij erin, vierduizend woorden over al zijn observaties op papier te zetten. “Deze menseljke hel heeft me volkomen ziek gemaakt,” schreef hij aan zijn gezin. Drie maanden bleef hij fanatiek met het thema bezig: hij bestudeerde satistieken en las rapporten van de regering, verder fotografeerde hij veel. Het geheel heeft geresulteerd in een van de belangrijkste en strijdlustigste boeken van zijn hand: The People of the Abyss.
Biografie
November jongstleden is er in de reeks dtv-portrait een heldere biografie over Jack London verschenen, geheel volgens het inmiddels bekende, overzichtelijke patroon van de serie: rijk geïllustreerd, indien mogelijk in vierkleurendruk, maar, gezien de periode die het leven van de protagonist bestrijkt, zal het niemand verbazen dat het aantal zwart/wit-afbeeldingen hier zoveel ruimer is vertegenwoordigd. In dertien hoofdstukken zet Michail Krausnick dat turbulente, rauwe leven vol verrassingen, diepe dalen en hoge toppen uiteen. Hij laat ons zien dat London niet alleen een literair werker was, maar eveneens een tijdlang (1903-1906) zeer nadrukkelijk een literair ondernemer. Het is een goede zaak dat ieder bijzonder aspect in de ontwikkeling van het kind tot man en van de (huis)vader en utopist in afgesloten segmenten aan de orde komt. Van Kind ohne Kindheit tot en met Der Farmer, en dan tot besluit een hoofdstuk over de Jack London-Legende, die tevens in 1916, direct na het einde van zijn leven is ontstaan. Tal van geruchten over dood-door-eigen-hand zijn blijven circuleren, ondanks dat bijna alles erop wijst dat de langdurige roofbouw, die de man — vanaf zijn kindertijd (ongewild) tot in latere jaren (door compensatiedrift opgezweept tot onmetelijke hoogten) — op zijn eigen lichaam heeft gepleegd, de oorzaak is geweest voor de feitelijke en ook letterlijke ineenstorting via een bloedvergiftiging.
Amerikaanse Literatuurgeschiedenis
De Duitse uitgeverij J.B. Metzler geniet terecht een voortreffelijke reputatie, onder meer in de categorie lexica en overzichtswerken. In de context van Jack London — zijn leven, het tijdperk, de historisch gegroeide, politieke en sociale structuren en de, al dan niet directe, gevolgen daarvan — willen we wijzen op de recentelijk geactualiseerde versie van een voortreffelijke literatuurgeschiedenis van de Nieuwe Wereld, beginnend bij de belangrijkste perioden van de Puriteinen — vanaf de vroegste kolonies in het begin van de zeventiende eeuw — tot en met de nieuwste ontwikkelingen aan het eind twintigste eeuw, in alle verschillende stromingen die vandaag de dag hun tol opeisen: die van de Indianen, de Joden, de Afro-Amerikanen en de literatuur van de Chicano’s. De functie van de literatuurkritiek en -theorie — onder meer in het kader van algemene maatschappijkritiek —, alsmede studies met betrekking tot de positie en het belang van de feministische stroming komen eveneens aan bod. Een hoofdstuk over literaire ecologie en ecocriticism besluit het tekstgedeelte voordat er een behoorlijke bibliografie wordt gepresenteerd.
Juist in het leggen van verbanden, het aanwijzen van invloeden van binnenuit en van buitenaf — waardoor oorzaken en hun gevolgen duidelijk naar voren komen — zijn de auteurs van deze literatuurgeschiedenis heel sterk. Het gaat om oorspronkelijke, Duitstalige hoofdstukken van in totaal twaalf gerenommeerde literatuurwetenschappers, wier bijdragen uiterst informatief en, zowel figuurlijk alsook letterlijk, rijkelijk zijn geïllustreerd, zij het voornamelijk doch niet uitsluitend in de vluchtkolommen.
Dit uitstekende overzichtswerk, dat we dan ook met een gerust geweten in uw aandacht kunnen aanbevelen, is voor het eerst in 1996 verschenen en heeft zowel bij tal van critici en bij het beoogde lezerspubliek een zeer positieve resonantie gevonden, en het is dan ook niet zonder (terechte trots) dat eindredacteur Hubert Zapf in het Voorwoord bij de tweede druk vermeldt dat het boek inmiddels een standaardwerk voor de Amerikanistik is geworden. Hoewel er geen behoefte bestond om veranderingen in het overzicht aan te brengen, bleken er in de acht jaar sedert de eerste editie zoveel nieuwe ontwikkelingen te hebben plaatsgegrepen dat een aanvulling nodig geacht werd, waarin de nieuwe werken van reeds opgenomen auteurs aan bod komen, en er aandacht wordt besteed aan die nieuwe ‘stemmen’ welke in de literatuur van het Amerika van de jaren negentig van de twintigste eeuw voor het eerst van zich hebben laten horen.
Eén opvallende wijziging ten opzichte van de eerste druk is het ontbreken van de bijdrage over Canadese literatuur in wisselwerking met die van de VS. De auteur van die bijdrage, Walter Pace, is in 2000 overleden, en verder is in de tussenliggende jaren de literatuur van Canada in belangrijkeid zo enorm toegenomen dat de uitgever reeds een op zichzelf staand boek met de literatuurgeschiedenis van Canada in de planning heeft opgenomen.
*****
(1) Chicano’s: Mexicaanse landarbeiders, die veelal met kun kinderen op het land werken, in die tijd tegen het laagst denkbare loon.
(2) O’Henry: William Sidney Porter (1862-1910) was de oprichter, in 1894 van een humoristisch tijdschrift getiteld The Rolling Stone. Reeds in 1899, terwijl hij net wegens een vermeende verduistering tot een gevangenisstraf van drie jaar was veroordeeld, begon hij korte verhalen te schrijven onder het pseudoniem O’Henry. Na zijn vrijlating in 1902 vertrok hij direct naar New York, waar hij, als gevolg van zijn grote productie, voor tal van tijdschriften werkzaam was. Zijn verhalen worden gekenmerkt door een altijd weer ironische of puur toevallige wending van het gebeuren.
(3) Ambrose Bierce (1842-1914) werd geboren in Horse Cave Creek, Ohio. In de Amerikaanse burgeroorlog zag hij aanvankelijk een mogelijkheid aan de benauwenis van het leven van alledag te ontkomen, maar hij raakte vervuld met walging en afschuw en zag uiteindelijk in een soldaat weinig meer dan een betaalde moordenaar. Die ervaringen hebben bijgedragen tot de kwaliteit van zijn verhalen vol desillusie en nederlagen. Net als Jack London werkte Bierce mee aan het befaamde tijdschrift The Overland Monthly.
(4) Stephen Crane (1871-1900) was als zoon van een Methodisten-predikant geboren te Newark, New Jersey. Na zijn schoolopleiding vertrok hij naar New York waar hij werkzaam was voor de Tribune en voor de Herald. Zijn eerste roman, Maggie: A Girl of the Streets (1893), werd weliswaar hogelijk geprezen, maar had toch minder succes dan zijn tweede, The Red Badge of Courage (1895). Hij publiceerde in datzelfde jaar eveneens een bundel poëzie, die sterk is beïnvloed door Emily Dickinson (1830-1886).
(5) The Overland Monthly werd voor het eerst uitgegeven in juli 1868. Tussen 1875 en 1880 lag de publicatie stil, en na hernieuwde uitgave kreeg het blad eerst een andere titel, maar vanaf 1985 werd de oorspronkelijke naam in ere hersteld. Het blad bleef bestaan tot 1935. Naast Jack London en Ambrose Bierce publiceerden tal van, vooral veelgelezen, Amerikaanse schrijvers en ook medewerkers van overzee, hun bijdragen in dit maandblad.
(6) The Atlantic Monthly werd opgericht door een groep schrijvers, waartoe Ralph Waldo Emerson (1803-1882) en James Russell Lowell (1819-1891), Oliver Wendel Holmes (1809-1894) en Henry Wadsworhth Longfellow (1807-1882) behoorden: de Amerikaanse culturele elite van die dagen. Het blad verscheen vanaf november 1857. Ook gedichten van Emily Dickinson (1830-1886) en romans, in afleveringen, van Mark Twain (1835-1910) werden in dit tijdschrift afgedrukt. Daaronder zelfs één die tot 2001 nog niet als boek was gepubliceerd. In 1963 werd Martin Luther King jr. door de Atlantic de gelegenheid geboden om zijn burgerlijke ongehoorzaamheid nader te verklaren. Ooit had het blad zo’n half miljoen lezers. Vandaag de dag verschijnt het nog maar tien keer per jaar met artikelen over politieke wetenschappen, zogenaamde ‘foreign affairs’ en boekbesprekingen.
*****
Amerikanische Literaturgeschichte. Herausgegeben von Herbert Zapf.
Unter Mitarbeit von Helmbrecht Breinig, Heiner Bus, Maria Diedrich, Winfried Fluck, Brigitte Georgi-Findlay, Renate Hof, Alfred Hornung, Heinz Ickstadt, Hartwig Isernhagen, Susanne Opfermann und Jürgen Schlaeger. 590 pag., met 420 afbeeldingen, gebonden; Verlag J.B. Metzler, Stuttgart/Weimar, 2004 (2de, geactualiseerde editie); ISBN 3-476-02036-3. Prijs € 29,95.
Michail Krausnick: Jack London. 160 pag., met 40 illustraties z/w en in kleuren; paperback in de reeks dtv-portrait, Originalausgabe; Deutscher Taschenbuch Verlag, München, november 2006; ISBN 3-423-31085-5. Prijs € 10,—.
(De genoemde prijzen gelden uitsluitend in de BRD en in Amsterdam bij Boekhandel Die Weisse Rose.)
*****
Afbeeldingen
1. Werkkamer van Jack London in zijn houten bungalow te Glenn Ellen, waar hij in ovember 1916 is overleden. Op het bureau de (in die tijd nog levensgrote) dictafoon; geheel links een deel van de vele kaartenbakken.
2. De beide dochters van Jack London: Joan en Becky.
3. Jack Londen als achtjarige, met zijn hond Rollo.
4. De tienjarige Jack London, hier aan een tafel in een havenkroeg, bestudeert Websters Dictionary. (Foto uit de dtv-biografie van Michail Krausnick.)
5. Jack London, gehuld in bont, hier in Alaska tijdens de gold rush eind negentiende eeuw.
6. Charles Darwin: zijn opvattingen speelden een belangrijke rol in het leven en in veel van de boeken van Jack London.
7. Voorkant van een Cosmopolitan Magazine uit 1894. Jack London was toen nog geen medewerker van het maandblad, opgericht in 1886. De oprichting en de geschiedenis van de eerste periode van het tijdschrift zijn dusdanig interessant dat we daar binnenkort nog graag separaat in deze kolommen nader over willen berichten.
8. Stephen Crane, één van de Amerikaanse schrijvers, die aan het eind van de negentiende eeuw een voorbeeldfunctie hebben vervuld met hun nieuwe aanpak in de literatuur.
9. Charmian Kettridge, de tweede vrouw (vanaf 1905) van Jack London. De foto is rond 1900 genomen.
10. Voorzijde van de Nederlandse ABC-pocket uit 1955: Als de natuur roept, later opnieuw uitgekomen als Prisma-pocket onder de titel De roep van de wildernis.
11. Amerikaanse Signet-editie uit 1964 van The Sea-Wolf and selected stories.
12. In Londen heeft Jack zich verkleed als zwerver om ongemerkt een reportage over hun leven en lijden te kunnen maken.
13. Voorkant van de recentelijk verschenen, geïllustreerde biografie over Jack London in de reeks dtv-portrait.
14. Voorplat van de nieuwste editie van J.B. Metzlers Amerikanische Literaturgeschichte. De afbeelding toont ons de schrijver Nathaniel Hawthorne (1804-1864).
stom stom en noch is stom
Nomen est omen. Al is het diminutief in de naam van de afzender volstrekt niet passend: daar hoort een superlatief te staan, want een zin van vijf woorden die in alle betekenissen zinloos èn nodeloos èn nutteloos is, kan maar beter achterwege blijven. Kortom: weerzinwekkend en volslagen idioot!