Is bibliofilie te genezen?
Een boek is niet eetbaar, men kan er niet mee rijden, telefoneren, of er zich in erotisch opzicht lichamelijk mee verenigen. Alle dingen die met een boek onmogelijk zijn, teveel om op te noemen. Maar wat dan? Als een boek zo mooi is, het bezit (en geld) waard, blijft het toch leesbaar? Inderdaad, maar dan wel in een andere, goedkoper en makkelijker verkrijgbare editie. Het boek moet mooi blijven en wordt bij tijd en wijle voorzichtig uit de kast genomen om het te bekijken met een pathologische en museale bezitsdrift.
Over deze vreemd esthetische hebberigheid valt zelfs niet altijd te praten met andere verzamelaars, het voortdurende verlangen om de collectie uit te breiden is wederzijds wel merkbaar. Maar over geld wordt niet gesproken. Nou ja, ook weer wel. Een eigenaardige vorm van visserslatijn. Wie de grootste gevangen heeft tegen het laagste tarief! Antiquarische hengelsport. Een vorm van schaamte?
Zo was in mijn woonplaats bekend dat Van oude menschen… bij De Slegte werd aangeboden, in de ‘wagenwielenband’ van Chris Lebeau uit 1906. De Slegte stond erom bekend dat afdingen niet mogelijk was. Het boek brandde zo op mijn maag dat ik het bedrag 700 (zegge: zevenhonderd) gulden kon uitgeven dankzij mijn partner en mijn lieve, oude moeder: ‘ik hoop dat je er rustig van wordt, jochie.’ Voor een poosje wel natuurlijk. Ik had toch niet te lang gewacht? Het boek was toch niet al verkocht! Je wist het immers nooit. Toen ik het perceel verliet ging een alarm af. Een metalen strip. Gelukkig niet in het boek vastgelijmd. Ik had contant betaald.
Natuurlijk was het bedrag in Utrecht bekend, en ging er een verhaaltje rond: wat de gek ervoor geeft. In kleine kring. Nadien vernam ik van een verzamelaar dat hij dit boek bij een ‘ander antiquariaat’ had gekocht voor net geen honderd gulden! Was ik mij daar even dom, met die zevenhonderd. Bovendien was zijn exemplaar veel mooier. Bijna voor niets vergeleken bij het ziekelijke bedrag dat ik ervoor had neergelegd. Zeker, hij was eens bij De Slegte langsgegaan en had het boek gezien. Zijn exemplaar heb ik nooit gezien, hij wilde zijn collectie niet openbaar maken, ook niet toegankelijk voor andere collecteurs. Zeer subtiel, maar met een nauwelijks verborgen nieuwsgierigheid, vroeg hij wat ik zoal in huis had. Een kast vol, ik loog geen woord. Wat het allemaal waard is weet ik niet, vertelde ik. Wel die drie deeltjes van Eline Vere. In zo’n omslagje. Die heb ik gekregen van mijn pianolerares. Ik ben van plan om er een cassette om te laten maken. Dat ze niet beschadigen. Zo zou een eerlijk man gaan liegen dat het gedrukt staat, want ik had Eline slechts in een tweede uitgave.
Een statistiek van één geval? Nee hoor. Er niet voor willen uitkomen, zo’n prijs voor een oud boek. Net of het geld uitgeven aan ouwe boeken een schande is, een soort boekenfetisjisme, een diep erotisch en geperverteerd verlangen, waarover het beter is om niet te praten. Ongeneselijk, dat wel.
Iemand met zijn handen aan die boeken laten komen, is iets anders. Zo trok, een jonge vriend op weg naar het concertpodium, ineens De oude menschen… uit de kast met zijn wijsvinger boven de kwetsbare rug, zijn duim tegen de rug. Hij vond er niets aan. Ik nam het kleinood rapide van hem over. De geur die uit de kast kwam noemde hij ‘wel lekker’. Op en rond zijn mond maakte een ietwat ontevreden uitdrukking plaats voor een glimlach. Hij stond naast me, ik kon de spoedige verandering, van stel op sprong, van zeer dichtbij zien. Maar hij keek naar de boeken. Die wel lekker roken. Die vind ik mooi, zei hij enthousiast. Hij wees naar de Verzamelde werken van Van Oorschot. Die nummering vind ik ook heel strak. De tweede uitgave met blauwe omslagen. Hij had groene ogen en was bezig met een lerarenopleiding geschiedenis en Nederlands.