De zee met haar steeds veranderende wolkenluchten en grillig duinlandschap is voor de schilders uit de Haagse School, zoals Willem Mesdag, een onuitputtelijke inspiratiebron geweest. Den Haag heeft er als enige stad in Nederland het prachtige Panorama Mesdag aan overgehouden. Minder bekend is de fascinatie voor het kustlandschap van twee schilders die een generatie later leefden, Jan Toorop (1858-1928) en Piet Mondriaan (1872-1944). Toorop die al vanaf 1903 in Zeeland inspiratie voor zijn werk opdeed, had een huisje in de Zeeuwse badplaats Domburg en wees Mondriaan op de bijzondere lichtval en de grillige kust die zich zeer goed leenden als onderwerp voor diens schilderijen. Mondriaan ging er vanaf 1908 aan het werk en zou er tot aan de Eerste Wereldoorlog blijven komen. Aan de doeken die hij daar schilderde, wijdt het Gemeentemuseum in Den Haag een tentoonstelling onder de titel ‘Zeeuws Licht. Mondriaan in Domburg’.
Centraal in deze tentoonstelling staan de schilderijen die Mondriaan tussen 1908 en 1915 in Domburg maakte en die in feite al de omslag van zijn figuratieve naar abstracte periode markeren. Mondriaan, die als schilder en als mens steeds zoekende was naar een nieuwe vorm, begon als portretschilder en was een groot bewonderaar van Vincent van Gogh. Maar rond het jaar 1908, waarin hij voor langere tijd in Domburg verblijft, bekeert hij zich tot sterk gestileerde landschappen waarbij hij steeds meer afstand neemt van het dan in zwang zijnde realisme en zich in navolging van Toorop toelegt op het luminisme, het uitbeelden van de sensatie van het licht. De sfeer op de schilderijen doet soms wat sprookjesachtig aan,wat misschien mede te danken is aan Mondriaans bekering tot de theosofie. In 1910 exposeert Mondriaan op de tentoonstelling van de Amsterdamse schildersvereniging St. Lucas een aantal van zijn Domburgse schilderijen,waaronder ‘Zeeuwsch meisje en Zeeuwsche boer’ en ‘Duinen in Zeeland’.
Na 1911, wanneer Mondriaan heen en weer reist tussen zijn atelier in Parijs en Domburg, gaat hij steeds een stapje verder richting kubisme; hij is dan zeer onder de indruk van Picasso en Braque. Rond 1914 vormen zijn Domburgse schilderijen al meer een lijnenspel van verticalen en horizontalen dan een figuratieve voorstelling, schildert hij vooral in grijs- en zwarttinten en noemt hij zijn doeken composities, gevolgd door een nummer. Het is de laatste stap naar de abstractie, bekroond met de serie ‘Pier en Oceaan’, die later zou worden aangekocht door Hélène Kröller-Müller. In 1915 is de serie te zien geweest in het Stedelijk Museum in Amsterdam.
Zijn grootste roem en bekendheid ontleent Mondriaan onder een groot publiek echter aan de schilderijen uit de New Yorkse periode tijdens de Tweede Wereldoorlog, zoals de ‘Victory Boogie-Woogie’, dat sinds 10 augustus 1998 ook in het Gemeentemuseum in Den Haag te zien is. De aankoop van dit schilderij deed destijds nogal wat stof opwaaien — er werden zelfs kamervragen gesteld — omdat de Nederlandse Stichting Nationaal Kunstbezit met behulp van de Nederlandse Bank het schilderij voor het enorme bedrag van ruim tachtig miljoen gulden van een Amerikaanse kunstverzamelaar kocht.
De tentoonstelling ‘Zeeuws licht. Mondriaan in Domburg’ is te zien tot en met 5 augustus 2007 in het Gemeentemuseum in Den Haag.
Van Staatsbosbeheer is een publicatie verschenen onder de titel ‘Zeeuws licht’, over de ontstaans- en ontginningsgeschiedenis van het kustgebied en de bad- en kunstenaarscultuur. In dit boekje, dat is geschreven door Marcel van Ool, Anton van Haperen en Matthijs Schouten, wordt veel aandacht aan Piet Mondriaan besteed. Het is te koop in de museumwinkel of verkrijgbaar in de online shop.