Rond 1900 zal er ongetwijfeld eveneens al heel veel overbodigs op dit ondermaanse te signaleren geweest zijn, maar als we dat fenomeen vandaag de dag nog maar weer eens aan een kritische beschouwing onderwerpen en dan zien in hoeveel verschillende vormen zich de vele snufjes en aanverwants aan ons opdringen, ontkomen we niet aan de hier en daar beangstigende indruk dat het soms toch wel gaat om gematerialiseerde waanideeën. Maar, door dat te bedenken, is de zo noodzakelijke relativiteit weer volop aanwezig.
Lexicon
In juli van dit jaar heeft de Berlijnse uitgeverij Rowohlt een nieuw boek van de Duitse journalist en (hoofd)redacteur Alexander von Schönburg gepubliceerd waarin deze, keurig alfabetisch gerangschikt, flink wat overbodigs ? van anno dazumal tot en met (bijna) de huidige dag ? heeft geïnventariseerd. Dat deze auteur zich daarbij heeft laten leiden door een subjectieve keuze ? wellicht nog aangevuld met een paar lemmata, waarmee hij de liefhebbers van een milde en niet al te diepgravende humor op zijn zijde weet te trekken ? zij hem vanzelfsprekend vergund, vooral omdat die keuze niet bij voortduring of zonder uitzondering als overbodigheid mag worden gekwalificeerd.
Het kader van de tamelijk korte periode die dit, uw, weblog bestrijkt ? op de lange weg van de geschiedenis der mensheid in het algemeen, en die van de ontwikkelingsgang der cultuur in het bijzonder ? is het begrijpelijk dat we in beginsel nader kijken naar al datgene wat in Schönburgs ogen overbodig is, maar dat tegelijkertijd (ruim) een eeuw geleden de (vooral westerse) mens reeds teisterde. Al te dwaze nieuwigheden komen vanzelf aan de orde.
Golven en Golfen
Dat we ons derhalve niet intensief hoeven bezig te houden met (na)gesynchroniseerde films, vakantiekiekjes, de Verenigde Naties en die nieuwerwetse soorten vitaminetabletten, is een hele opluchting: deze konden hun invloed in de dagen van weleer nog niet geldend maken, en dat is al even sterk het geval met bijzondere fietskledij op basis van intensief wetenschappelijk onderzoek, het verschijnsel televisie (en derhalve ook de vraag: Wie is De Mol?), kant-en-klare maaltijden, de fitnessclub en het rijbewijs. Onze overgrootouders zullen ook niet al te veel last hebben gehad van golfterreinen aan de Middellandse Zee, al zal menig terrein daar wel eens met golven te maken hebben gehad.
In die periode kreeg een product ook al niet licht het etiket ‘light’ opgeplakt. De workaholic ? iemand van alle rangen en standen, in eigen en andermans land, en van alle tijden ? kende men in het geheel niet, zij het dat die onbekendheid beperkt is gebleven tot de kwalificatie. En hetzelfde geldt voor de burn-out. Een antwoordapparaat was, behalve in spiri(tis)tische kringen, een onbekende grootheid, evenals de (politieke) talkshow, en ook de televisiequiz was non-existent. Kortom: in menig opzicht was de wereld rond 1900 aardig wat rijker dan onze tijdgenoten met hun plastic speelgoed, de dito ballpoint en, niet in de laatste plaats, het plastic geld.
Herkenningspunten
In eerste aanleg denk je dat je snel met zo’n lexicografisch werkje hebt afgerekend, doch bij nadere beschouwing sta je wel even te kijken…. Er blijkt al verdraaid veel te zijn geweest wat (meer dan) een eeuw geleden ook reeds als overbodig moet zijn beschouwd, maar toen was dit lexicon er nog niet, dus men lette er ook niet echt op. Maar onder ons, dïe onvolprezen Griekse wijsgeer was, bij het aanschouwen van het vele dat de markt in het oude Hellas te bieden had, reeds van mening: “Wat is er toch veel dat Sokrates niet nodig heeft.” Hij liet echter wel in het midden of hij dat alles tegelijkertijd als overbodig beschouwde.
Huisdieren en gierigheid bestonden aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw al wel, evenals horoscopen en het cabaret, dat al dan niet de extreem overschatte koffie en de rioolrat die roddelreportages publiceerde, satirisch aan de kaak stelde. Afval en pessimisme waren al net zo bekend als het bureaugarnituur en het zwarte schaap. Dat ze anno toen niet minder (on)nuttig waren dan anno nu ? zeker in de optiek van de samensteller van het onderhavige lexicon? verbaast niemand meer, die alleen maar de tien pagina’s lange inleiding heeft gelezen.
Subjectief
Zelfs een weblog-scribent kan gebukt gaan onder ? respectievelijk gesteund worden door en zelfs trots zijn op ? subjectiviteit. Wat voor de auteur van het boek wellicht een volstrekt onzinnig verschijnsel of object is, kan voor de weblog-auteur even hartstochtelijk of afstandelijk worden gekoesterd. Zo vind ik het flauw van die Duitse penne(n)likker dat hij het begrip Siegelring heeft opgenomen als iets overbodigs. En niet alleen maar omdat hij zich er als een Germaans jantje-van-leiden heeft afgemaakt door slechts één regel aan dat fenomeen te wijden en vervolgens met een heel miniem pijltje ? een truc die zo menig lexicograaf, inclusief uw correspondent, achter de hand houdt en te pas (of zelfs te onpas) uit de mouw schudt ? naar Wappen. U had het natuurlijk al begrepen: deze letter(en)lievende stukjesschrijver draagt ? en gebruikt, in combinatie met zeggellak ? zij het met geringe regelmaat, zo’n sieraad.
Herenhoed
En nu we dan toch geleidelijk aan bij de ontboezemingen zijn aangeland, moeten we hier en ook nu maar direct bekennen dat de bestraffend-waarschuwende vinger thans opnieuw in de richting van Alexander von Schönburg moet worden uitgestrekt, en wel omdat hij het zonder meer bestaat om de herenhoed nu ook al als iets overbodigs te catalogiseren. Is die man niet helemaal goed bij zijn hoofd? Wellicht dat het dragen van een hoed het overmatig snel vervluchtigen van grote hoeveelheden hersencellen enigszins kan tegengaan. Is de Duitse tournee van ons Herenleed dan voor niets geweest? Daarin etaleert toch zeker één der protagonisten, onverdroten en met verve, het belang van de Herenhoed. In de aflevering De Vader dragen, in bepaalde situaties, alle hoofdpersonen een hoed, en één van hen zelfs eventjes twee hoeden opgestapeld, maar dat was beslist teveel van het goede. Toch klonken daarin, zonder omhaal en zonder voorbehoud, de onsterfelijk geworden woorden: “Hulde aan de rechtmatige eigenaar van de hoed.” Zoiets zeggen zulke mensen toch niet zomaar….
Enig eigenbelang ? het zij hier toegegeven, want u komt er toch ooit achter ? is aan deze kritische afstand jegens dit lemma ? in het kader van dit boek ? niet vreemd, en velen uwer verwachten nu vast wel een bekentenis van deze zijde: Jawel, al sedert 1990, steeds van oktober tot (en met) april draag ik zelf een hoed. Tot verleden jaar was dat een echte Borsalino, maar in de kerstvakantie van 2005 vond zoonlief (21) het welletjes: niet alleen schafte hij voor zichzelf een zwarte hoed aan ? die door zijn omgeving van vrijwel uitsluitend twintigjarigen, een enkele uitzondering daargelaten, met veel instemming werd begroet: een kinderhoofd is snel bedekt ? nee, ook werd het volgens junior de hoogste tijd dat papa een nieuwe hoed ging dragen. De keus viel op een chapeau de luxe, maar wel een uit Paderborn, dus een echte Herrenhut, zij het ‘made in France’.
Cultuurverschijnsel
Heeft Alexander von Schönburg dan niet reeds als jonge knaap het schone lied van Hännschen geleerd waarin de onvergetelijke strofe: Stock und Hut steh’n ihm gut. Zo’n bewering komt toch niet von ungefähr? En voor u allen, die nog twijfelen: op de dag dat de laatste voorbereidingen voor deze tekst werden getroffen, kregen we van een bekende uitgeverij uit München een reeks persmededelingen met daarin de aankondiging van de heruitgave van Kleider machen Leute, van Gottfried Keller, wat in het Nederlands Kleren maken de man moet heten, en dan zijn we toch alweer bij de hoed, als kroon op de geklede man, terecht gekomen?
Onze, niet al te bescheiden, mening hieromtrent zal de opmerkelijke lezer niet verbazen: in een, eventueel te verschijnen, Nederlandse vertaling van dit boek ? dat overigens heel vlot leest en niet is gespeend van humor, al is deze er soms wel met de haren bijgesleept, maar dat is met deze kritische op- en aanmerkingen misschien ook wel het geval ? mag dit lemma van de Herrenhüte niet voorkomen. Om de bladspiegelproblematiek en aanverwants uit de weg te gaan, kan men altijd de Herrenhutter daarvoor in de plaats zetten.
Nobelprijzen
Het onderscheiden van geleerden en geletterden uit alle windstreken, met een dotatie uit de nalatenschap van de dynamietfabrikant Alfred Nobel ? iets wat rond 1900 is begonnen ? vindt Alexander von Schönburg ook een overbodige zaak, al maakt hij wel één restrictie: het feit dat Literatuur-Nobelprijswinnaar Günter Grass bij die gelegenheid in een (verplicht) rokkostuum te aanschouwen viel, was de kosten, moeite en ophef, wel weer waard, meent die jolige Alexander. We zullen hem scherp in de gaten houden, niet alleen met het oog op eventueel nieuwe boeken, maar ook voor wat betreft een ongetwijfeld snelle herdruk van dit lexicon ? dat wel, net als zijn eerder verschenen, tweede, boek (*), een bestseller zal worden ? omdat we beslist willen zien of die Günter Grass ? na alle, buitenproportionele en derhalve grotendeels onterechte, ophef ? in dat lemma blijft staan of dat er nu een ander slachtoffer wordt gezocht. Gezien het ‘enorme’ aantal Nobele kandidaten, zou dat niet/wel eens moeilijk moeten/kunnen zijn/worden…..
Het Hoge Woord: Weblog
Na deze inleidende alinea’s durf ik eindelijk de reden op u los te laten, waarom ik dit boek hier in uw aandacht wens aan te bevelen. Ook het verschijnsel Weblog kan in de ogen van die Alexander von Schönburg geen genade vinden. Je had, tijdens het lezen van al die andere lemmata, nog zo gehoopt dat zo’n collega (misschien succesvoller en gewiekster, beminder en eventueel zelfs nog gevreesder) ? die toch in principe voor zijn boeken ook niet meer dan 26 letters gebruikt en derhalve evenzeer de eindigheid aller dingen onder ogen moet zien ? de lettergoochelaars in de elektronische kranten (waarvan deze er ééntje is) zou sparen. Gelukkig blijkt, bij acribische, nadere beschouwing van het gewraakte artikel in zijn boek, die afwijzing het al te veelvuldig voorkomende, andere type weblog, te betreffen, waarop particulieren hun al te persoonlijke, dikwerf o zo onsmakelijke, ontboezemingen aan den volke kond doen.
Het bovenstaande in overweging nemende, zou Alexander von Schönburg ons ? en dan echt in de pluralis majestatis, omdat al die nietsvermoedende en integere medescribenten van dit onnavolgbare weblog niet verantwoordelijk zijn voor de inhoud van deze bijdrage ? toch weer wel kunnen bedoelen. Daarom vragen wij hem hier, naar alle mogelijke eer en geweten, voor All art is quite useless een uitzondering te maken en dit dan ook in de nadruk van zijn fraaie meesterwerk met nadruk te vermelden.
Vervolg(en)?
Zou het kunnen dat de auteur reeds plannen koestert voor (een) vervolgde(e)l(en)? De kans daarop wordt vanzelfsprekend aardig wat groter als dit lexicon zich mag verheugen in een redelijke tot goede populariteit. Dan ligt er nog een wereld aan eventuele aanvullende boeken voor hem open. Bijvoorbeeld een dito Lexicon van Overbodige Lieden. Indien Alexander von Schönburg niet zelf op bepaalde liede(rlijke)n komt, zijn wij van hieruit best bereid hem enkele tips te geven, opdat ook (een) dergelijk(e) publicatie(s) evenveel succes zal zijn beschoren. Staatslieden in de grootste en in kleinere naties kunnen zijn pagina’s gaan bevolken: de eigen kanselier en eveneens de president van de Bondsrepubliek D kunnen daar onmiddellijk in worden opgenomen, en dat geldt al evenzeer voor (minister, lees: mini-ster)presidenten van tal van die staat omringende landen. En dan hebben we het nog niet eens gehad over de thans nog kleine kring ? dat was rond 1900 wel anders ? van al dan niet goed functionerende gekroonde hoofden. Kom, Alexander, schroomt U ? jij en jou is immers ook al in uw lexicon opgenomen ? niet en verblijdt ons met een omvangrijke reeks nuttige, en, als het even kan, niet al te overbodige boeken vol wetenswaardigs en ander aardigs.
Alexander von Schönburg: Lexikon der überflüssigen Dinge. 208 pag., geb. met stofomslag. Rowohlt Berlin Verlag, Berlin, juli 2006, ISBN 3-87134-543-1. Prijs € 16,90 (in Duitsland en in Amsterdam bij Die Weisse Rose).
(*) De auteur is in 1969 geboren; hij was eerst geruime tijd freelance journalist en schreef bijdragen voor Die Zeit, Vogue en de Süddeutsche Zeitung. Hij was daarna redacteur voor de Berlijnse pagina’s van de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Tegenwoordig is hij hoofdredacteur van het ‘Gesellschaftsmagazin’ Park Avenue. In 2003 verscheen zijn boek Der fröhliche Nichtraucher, twee jaar later werd het gevolgd door Die Kunst des stilvollen Verarmens (wie man ohne Geld reich wird). Dat boek werd een bestseller (eveneens Rowohlt: ISBN 3-87134-520-2).
Het doet verdraaid veel denken aan de buitengewoon aardige miscellany-boekjes van de auteur Ben Schott waarvan enkele delen ook in het Nederlands vertaald zijn; daarbij gaat ’t om zeer overbodige wetenswaardigheden.
Kan Evert Paul Veltkamp wat meer over die boekjes van Ben Schott vertellen? Er daagt mij wel iets, doch niet voldoende. Data van verschijnen, in het Nederlands, maar ook in de oorspronkelijke taal, uitgever, enz.?