Richard Dehmels poëtische tekst die in 1897 werd verboden

Richard Dehmel, lithografie van Karl BauerVeroordeling
Onder verwijzing naar het artikel van zondag 11 maart over Arnold Schönberg en Richard Dehmel, althans voor de beknopte biografische gegevens over laatstgenoemde dichter en zijn oeuvre, is er nog een heel interessant aspect aan diens oeuvre. In dezelfde bundel, waarin ook Verklärte Nacht eerst afzonderlijk verscheen — voordat het in Zwei Menschen (1903) werd geïntegreerd — onder de titel Weib und Welt (1896), is tevens het gedicht Venus consolatrix (Venus troosteres) opgenomen, en dat heeft Dehmel een proces opgeleverd wegens “Verletzung religiöser und sittlicher Gefühle.” Heel vervelend was de uitspraak, dat de tekst in kwestie geheel zwart gemaakt moest worden, maar de keerzijde van het gebeuren is, dat Dehmel, juist daardoor, wijd en zijd bekend raakte.

Acht Venus-gedichten vormen de inhoud van de kleine verzameling Die Verwandlung der Venus — Erotische Rhapsodie. De Troosteres is aanstootgevend, maar er zijn nog een paar substantiva achter de persoonsnaam Venus, die eerder de verdenking op zich zouden (kunnen) laden dat er in Dehmels tijd, iets zedenverwilderends aan de hand zou kunnen zijn,Madonna 1894-95; olie op canvas zoals de Overspelige (Adultera), de Perverse (Perversa) dan wel de Occulte (Occulta). De cyclus met die bovenaan genoemde Venus-titel was al eerder verschenen: in 1893 in de verzamelbundel Aber die Liebe, maar deze is later aangevuld met nog drie Venus-gedichten: één van 1895 en twee uit 1896.

Münchhausen als zedenmeester
In 1897 deed de jonge Duitse lyrische dichter Börries von Münchhausen (1874-1945) — die met zijn eerste bundel gedichten, welke dat jaar was verschenen, een aardig succes had geboekt — aangifte bij Justitie over de inhoud van dat éne Venus-gedicht, en het Berliner Landgericht stelde hem, bij vonnis van 30 augustus 1897, in het gelijk.
Het gedicht in kwestie telt, in vijf afdelingen van verschillende lengte, in totaal 57 strofen, en 22 daarvan moesten worden verwijderd. Hieronder laten we het gehele gedicht volgen, en aan het vet afgedrukte gedeelte valt af te lezen wat 110 jaar geleden niet mocht!

Venus consolatrix

Da kam Stern Lucifer; und meine Nacht
erblaßte scheu vor seiner milden Pracht.
Er schien auf meine dunkle Zimmerwand,
und wie aus unerschöpflicher Phiole
durchflossen Silberadern die Console,
die schwarz, seit lange leer, im Winkel stand.

Auf einmal fing die Säule an zu leben,
und eine Frau erhob sich aus dem Glanz;
die trug im schwarzen Haupthaar einen Kranz
von hellen Rosen zwischen grünen Reben.
Ihr Morgenkleid von weißem Sammet glänzte
so sanft wie meine Heimatflur im Schnee,
die Rüsche aber, die den Hals begrenzte,
so blutrot wie die die Blüte Aloe;
und ihre Augen träumten braun ins Tiefe,
alsob da Sehnsucht nach den Südmeer schliefe.
Sie breitete mir beide Arme zu,
ich sah erstaunt an ihren Handgelenken
die starken Pulse springen und sich senken,
da nickte sie und sagte zu mir: Du —
du bist mühselig und beladen, komm:
wer viel geliebt, dem wird auchviel verziehen.
Du brauchst das große Leben nicht zu fliehen,
durch das dein kleines lebt. O komm, sei fromm!

Und schweigend lüpfte sie die rote Rüsche
und nestelte an ihren seidnen Litzen
und öffnete das Kleid von weißem Plüsche
und zeigte mir mit ihren Fingerspitzen,
die zart das blanke Licht des Sternes küßte,
die braunen Knospen ihrer bleichen Brüste,
dann sprach sie weiter: Sieh! dies Fleisch und Blut,
das einst den kleinen Heiland selig machte,
bevor ich an sein großes Kreuz ihn brachte,
Maria ich, die Nazarenerin —
o sieh, es ist desselben Fleisches Blut
für das der große Heiland sich erregte,
bevor ich in sein kleines Grab ihn legte,
Maria ich, die Magdalenerin —
komm, stehe auf, und sieh auch Meine Wunden,
und lerne dich erlösen und gesunden!

Und lächelnd ließ sie alle Kleider fallen
und dehnte sich in ihrer nackten Kraft;
wie heilige Runen standen auf der prallen
Bauchhaut die Narben ihrer Mutterschaft,
in Linien die verliefen wundersam
bis tief ins schwarze Schleierhaar der Scham.

Da sprach sie wieder und trat her zu mir:
Willst du mir nicht auch in die Augen sehn?!
Und meine Blicke badeten in ihr.

Und eine Sehnsucht: du mußt untergehn,
ließ mich umarmt durch tiefe Meere schweben,
mich selig tiefer, immer tiefer streben,
ich glaube auf den Grund der Welt zu sehn —
weh schüttelt mich ein nie erlebtes Leben,
und ihren Kranz von Rosen und von Reben
umklammernd, während wir verbeben,
stamml ich: o auf — auf — auferstehn!

Börries von Münchhausen. Naar een portret in olieverf van het Domkapitel WürzenEn hoewel wij de bewuste regels thans ook zwart hebben gemaakt, kunnen we, met Richard Dehmel, maar niet begrijpen wat zo’n Münchhausen bezielde, al zou het best eens kunnen zijn dat hij een verdoolde was: later tekende hij ook nog een convenant met de Hitlerianen, en bij de komst van de geallieerden heeft hij zijn eigen lichaam ook maar als de wiedeweerga ontzield. Al zitten aan zijn nazi-periode ook haken en ogen van een zodanig kaliber dat hij bij de gestaalde kaders ook niet bepaald in een goed blaadje stond. Enerzijds verwijderde Börries von Münchhausen bijdragen van alle Joodse auteurs uit bloemlezingen die onder zijn redactie een nieuwe druk mochten beleven, anderzijds zette hij zich bij de machthebbers juist weer nadrukkelijk in voor auteurs die in ongenade waren gevallen — ook voor Joodse schrijvers. Zo inktzwart als veel op het eerste gezicht lijkt, is niet alles, al is het dikwijls een kwestie van goed zoeken, wil men het witte element alsnog naar boven halen.

Een laatste verzoek
Een kort gedicht van tweemaal drie strofen, dat door iedereen, Münchhausen en door de rechters met rust gelaten werd, heeft als titel Letzte Bitte. De handgeschreven versie draagt de datum 22 juni 1897. Op 18 september van datzelfde jaar is het opgenomen in het tijdschrift Jugend, en in 1898 kreeg het tevens een plaats in de bundel Erlösungen — Gedichte und Sprüche, verschenen te Berlijn bij Schuster & Loeffler.'Letzte Bitte' in handschrift.

Letzte Bitte

Lege deine Hand auf meine Augen,
daß mein Blut wie Meeresnächte dunkelt:
fern im Nachen lauscht der Tod.

Lege deine Hand auf meine Augen,
bis mein Blut wie Himmelsnächte funkelt:
silbern rauscht das schwarze Boot.

*****

Afbeeldingen
1. Richard Dehmel, lithografie van Karl Bauer.
2. Edvard Munch: Madonna 1894-95; olie op canvas 91 x 70,5 cm; National Gallery Foto: Mark Harden, © Nicolas Pioch (Webmuseum Edvard Munch).
3. Börries von Münchhausen. Naar een portret in olieverf van het Domkapitel Würzen.
4. Letzte Bitte in handschrift. Het origineel bevindt zich in het Dehmel-archief van de Staats- und Universitätsbibliothek Hamburg.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *