Joplin-culminatie
Ook in het bestaan van een muziekcriticus kan er plots een opeenhoping van gebeurtenissen plaatshebben, die soms de vraag doen rijzen of het eigenlijk toch allemaal wel toeval is. In de herfst van 1975 ging ik op een zaterdagmiddag ‘voor de krant’ naar een Orgelconcours in de NH-kerk van Meppel. In de pauze van het Concours kwam ik daar pas aan (omdat ik die ochtend ook al een bijeenkomst voor de krant had gehad, en diezelfde avond van daaruit nog weer elders naar een concert moest), en terwijl ik over het kerkplein liep, speelde het carillon een ragtime: The Entertainer, uit 1902, van Scott Joplin (1868-1917). De zondagochtend daarop volgend ging ik met een collega/vriendin naar een Koffieconcert in De Klinker te Winschoten, waar pianist Polo de Haas een tamelijk gevarieerd programma afwerkte. En jawel, ook hij droeg daar toen The Entertainer voor.
En omdat alle goede dingen nu eenmaal in drieën bestaan, bleef het Scott Joplin ‘wat de klok sloeg’ en kreeg ik maandagmiddag een set van drie grammofoonplaten ter bespreking van een firma, welke ik toen nog niet kende, maar die, op basis van gepubliceerde artikelen, redactie-secretariaten van diverse kranten benaderde voor de adressen van de recensenten die men iets wilde toezenden. U raadt het vast al wel: uitsluitend werk van Scott Joplin, en op de bovenste elpee in het pak stond een meegedrukt etiket, tevens extra blikvanger, met daarop: Including “The Entertainer”. Kom er eens om, zou ik bijna zeggen. Was dat alles, denkt u? Niet helemaal: kort daarna werd in de grootste van de twee bioscopen achter het gebouw van de krant de film The Sting, uit 1973, wekenlang vertoond, met muziek van Scott Joplin. Het leek wel of het om afgesproken werk ging tussen al die verschillende disciplines. En ook ik moest in diezelfde periode nog een aantal bijdragen voor tijdschriften realiseren over deze muziek in de vorm van die drie platen uit 1974, welke door pianist Joshua Rifkin waren volgespeeld met elk acht ragtimes [1].
BBC-programma met Scott Joplin
Nu het herfst is geworden, ook op het grote eiland aan de overzijde van de Noordzee, werkt BBC Radio3 weer normaal voorzover dat het programma Composer of the week betreft, en zo kan men vijf middagen, in dit geval van maandag 1 oktober tot en met vrijdag 5 oktober, tussen 13:00 uur en 14:00 uur dat programma beluisteren, met elk van die avonden tussen 21:45 uur en 22:45 uur een herhaling van de uitzending van die middag. Scott Joplin is deze week de protagonist; vandaar de ietwat uitzonderlijke inleidende regels.
Scott Joplin werd op 24 november 1868 in Texarkana, in de Amerkaanse staat Texas, geboren. Vanaf zijn zeventiende jaar trad hij als solo-entertainer op in Saint Louis. Tijdens de Wereldtentoonstelling van 1893 in Chicago was hij bandleider. Daarna vestigde hij zich in de staat Missouri te Sedalia, waar hij als componist werkte. Al snel kreeg hij de reputatie van een verbluffende pianist, en nog in het laaste decennium van de negentiende eeuw had hij de kwalificatie ‘King of Ragtime’ verworven, een eretitel, die zowel op zijn pianospel, alsook op zijn componeren van toepassing was. Hij publiceerde tal van rags, die door andere jazzmusici als thema werden gebruikt. Zijn eerste succesvolle ragtime was de Maple Leaf Rag uit 1899.
In 1900 ging hij terug naar St. Louis, en zeven jaar later, toen hij eenmaal wijd en zijd roem had verworven, vestigde hij zich in New York. Daarna ging het snel bergopwaarts met de belangstelling voor deze musicus en zijn werk, en tal van zijn rags werden op walsen voor in mechanische piano’s gezet [2]. Scott Joplin heeft daarnaast nog een leerboek voor het ragtimespel op de piano geschreven.
Tevens heeft hij walsen en marsen voor piano gecomponeerd, en twee ragtime-opera’s. De eerste is ontstaan in de beginperiode van de twintigste eeuw, A Guest of Honor (1903), die niet bepaald succesvol is geweest, en dat kan nog weer nadrukkelijker worden gezegd van de tweede rag-opera — Treemonisha uit 1911 — welke pas in 1972 voor het eerst is uitgevoerd. Scott Joplin is, in 1917, totaal verarmd, in een gesticht te New York, overleden.
Meeslepend ritme
Hierboven hebben we al even aangegeven dat het er in ieder geval op leek dat vanaf het begin van de jaren zeventig van de vorige eeuw een opleving, zowel voor wat betreft de ragtime zelf, alsook met betrekking tot de belangstelling, zou doorzetten. De succesvolle film The Sting zal daartoe zeker hebben bijgedragen, maar de muziek zelf is het die de verdiensten in zich draagt. Het ritme van de ragtime blijft een meeslepende zaak, die een eeuw na ontstaan nog steeds bewonderaars heeft.
Dat is echter niet alleen met de muziek van die tijd het geval. Dat hele tijdperk — in Europa met de kwalificatie fin de siècle aangeduid — heeft iets fascinerends, dat in alle uitingen van kunst en cultuur en ook via maatschappelijke fenomenen opvallend was. En of het nu de handige reclamejongens zijn geweest die de aandacht erop hebben gevestigd, of dat die opleving in de belangstelling is ontstaan door een toevallige samenloop van omstandigheden, is in wezen niet echt belangrijk als blijkt dat de, al dan niet verborgen, drijfveren van de mensen uit die periode thans voor ons cultureel interessante aspecten bieden. Want juist sedert de reeds genoemde jaren zeventig van de twintigste eeuw is het niet alleen de muziek van die periode die onze aandacht opnieuw heeft weten te kanaliseren. Hetzelfde geldt voor de literatuur en de beeldende kunsten van die tijd. Plotseling staken er ook ’treeplankverschijnselen’ op. De in Amerika populaire schrijver E.L. Doctorow schreef een boek waarin onder anderen Houdini een belangrijke rol speelt, en hij gaf dit werk de titel Ragtime, waarmee hij erin slaagde, zichzelf (tijdelijk) als schrijvende exponent van die tijd te profileren. Enerzijds was dat heel handig ingespeeld op de bestaande belangstelling, doch anderzijds gaf dat niet werkelijk meer aan dan een periode. Inhoudelijk had de roman nauwelijks iets met het fenomeen ragtime van doen. In 1981 is dat boek verfilmd, in 1998 is het nog bewerkt tot een musical.
____________
[1] Voor de liefhebbers en de verzamelaars: Piano Rags by Scott Joplin, Volume I, II and III dragen respectievelijk de nummers Elektra ELK 32005, 32006, 32007 (tevens als oorspronkelijke Nonesuch-platen met de nummers H 71248, H 71264 enH 71299). Slechts één van die vierentwintig bewuste ragtimes dateert uit de negentiende eeuw, en wel de Maple Leaf Rag (1899), de rest varieert qua datering tussen 1902 en 1914.
[2] Op een LP van het label Biograph (nr. 6370 910) is in 1976 een reeks klassieke soli van Scott Joplin “from rare piano rolls” bijeengebracht. Eén hele kant met vijf Joplin-rags (Maple Leaf tweemaal), de andere zijde met werken vanaf de rol door andere grootheden uit die tijd (welke nog wel eens op Rond1900 aan de orde zullen komen).
Deze bewuste rollen zijn in 1971 afgespeeld op een Steinway upright uit 1910, en speciaal opgenomen voor deze elpee. Michael Montgomery verzorgde het ‘pompwerk’ van de pedalen en Trebor Tichenor heeft hem geholpen bij de keuze van de juiste tempi.
___________
Afbeeldingen
1. Scott Joplin aan de piano, door Saul Lambert; afgebeeld op alle drie bovengenoemde Elektra- (Nonesuch-)LP’s van Joshua Rifkin.
2. Detail van de voorzijde van de platenhoes voor Scott Joplin – 1916. De foto is van Don Hume.
3. Partituurpagina uit Scott Joplins opera Treemonisha, in de orkestratie van Gunther Schuller. Overgenomen uit het tekstboek van de DG-opname onder muzikale supervisie en orkestleiding van dezelfde Gunther Schuller, een grootheid in de Amerikaanse muziek van de tweede helft van de twintigste eeuw. Hij is geboren in 1925 en geldt als een sleutelfiguur van de eigentijdse Amerikaanse muziek.
4. De eerste editie van de Maple Leaf Rag, 1899.