Selectie uit dertien nummers van The Yellow Book

Voorplat van de selectie uit The Yellow Book (1950)Uitgevers
John Lane (1854-1925) was een echte fin de siècle uitgever, die samen met Charles Elkin Mathews in 1887 The Bodley Head had opgericht. Schrijvers die bij deze uitgeverij publiceerden, waren John Addington Symonds (1840-1893), Oscar Wilde (1854-1900), voorts John Davidson (1857-1909), Richard Le Galienne (1866-1947) en ook Ernest Dowson (1867-1900). Deze firma genoot een voortreffelijke reputatie als gevolg van de hoge kwaliteit van de uitgaven. Als uitgever van The Yellow Book (1894-1897) werd dit bedrijf in de jaren negentig van de 19de eeuw hèt middelpunt van opwinding en agitatie op het gebied van kunst en letteren.

Opvallende benaming
Hoewel het stof dat het tijdschrift en zijn inhoud in die tijd heeft doen opwaaien, reeds lang tot stof is wedergekeerd, zal de titel van het orgaan, The Yellow Book nog wel even geassocieerd blijven met de commotie die anno toen is ontstaan, en tevens met de begrippen decadentie en fin de siècle. Noch de ene, noch de andere benaming heeft in principe ook maar het geringste te maken met dit tijdschrift. Er viel volstrekt niets decadents in te bekennen en het was evenmin een einde van een stroming, van een tijdperk of van nog iets anders. Integendeel, het had een jeugdig elan en het wilde juist een begin realiseren, nieuw zaad zaaien in een ontgonnen bodem, de lucht klaren en de navelstarende burgerij wakker schudden. De kleur die voor het blad en de naam ervan werd gekozen, was die van de beruchte reeks Franse, immorele romans.
Wat het echter allemaal teweeg gebracht heeft, is echter iets dat alleen in het klimaat van die tijd heeft kunnen ontstaan. “The solemn century was outraged at being treated like it were already over,” schrijft Norman Denny in zijn Selector’s Note voorin de bloemlezing uit 1950, en hij voegt eraan toe dat het al te gemakkelijk zou zijn geweest een anthologie te creëren op basis van grote namen, die dan de krenten in de pap zouden zijn.

Selectie
De verantwoordelijke samensteller is er daarentegen in geslaagd om, met vasthouden aan het oorspronkelijke formaat een bloemlezing te realiseren die recht doet aan de inhoud van de in totaal dertien verschenen nummers van het blad, en zo te laten zien wat het tijdschrift inhield en waar het allemaal om ging. Opgenomen zijn niet alleen bijdragen van de medewerkers met de grote namen, waarvan de meesten zelfs nog een begrip vormen, maar in even sterke mate zijn diegenen vertegenwoordigd welke inmiddels geheel of ten dele vergeten zijn. In grote lijnen is gekozen voor die stukken, welke op zich een geheel eigen waarde hebben, dan wel deze binnen het kader van The Yellow Book representeren. Slechts voor een enkele bijdrage is het criterium van het tijdsgewricht van doorslaggevende betekenis geweest. Enkele bijdragen zijn thans niet in de bloemlezing opgenomen, die ruim een halve eeuw na de eerste publicatie zo grappig-slecht zijn dat het niet makkelijk bleek ze te negeren, maar dat het niet eerlijk zou zijn geweest die wel te incorporeren, terwijl tegelijkertijd zoveel buiten de anthologie moest blijven dat wel een hoog niveau had.

Kwaliteit
Hoewel er ook wel eens een enkele keer iets beneden de maat is gebleven, heeft over het geheel genomen de lat nogal hoogHenry Harland gelegen, en dat gold niet alleen voor de letterkundige bijdragen, maar evenzeer voor de uitingen van kunst, die indertijd in het tijdschrift zijn opgenomen. Voor de bloemlezing heft Norman Denny afgezien van de minder goede en de ronduit slechte tekeningen, tevens als de kwaliteit van de reproductie veel te wensen overliet.
De selectie begint met The Death of the Lion, van Henry James. De redacteur zelf, Henry Harland (1861-1905) was in elk van de dertien nummers aanwezig met een eigen bijdrage, en daarmee meteen de enige medewerker welke zich op die wijze heeft geprofileerd. Sterker nog, Harland kwam in enkele nummers zelfs meer dan één keer voor: hij was ook de schrijver, onder pseudoniem, van diverse ingezonden stukken ― niet zelden als ‘The Yellow Dwarf’, die de inhoud van het blad sterk bekritiseerde en zelf een verhandeling over literatuur hield. Opvallenderwijs is dat bijzondere feit heel lang als geheim bewaard gebleven.

Legendevorming
Door zijn ietwat exotisch voorkomen ― lang haar, donkere snor en iets wat de aanzet van een baardje zou kunnen zijn ― kwam er al snel een geruchtenstroom op gang over Henry Harland, die door hemzelf stevig in stand werd gehouden, dat hij van een mysterieuze en romantische, Russische oorsprong was. Desondanks was Harland degene, welke die specifieke Yellow Book-sfeer van verlangen heeft gecreëerd, en deze zelf wel eens als nostalgie in de trant van de Boulevard Saint-Michel zou hebben kunnen beschouwen. Die overigens even heftig was als wat de latere schrijvers ― en vooral die van Amerikaanse origine ― bij de kunstenaarskolonie Montparnasse ondergingen. Toch gold Henry Harland algemeen als een beminnelijk wezen en zonder twijfel een goede en tegelijkertijd moedige redacteur. Hij was tenslotte degene die ervoor heeft gezorgd dat dit nieuwe project van kunstenaar Aubrey Beardsley en uitgever John Lane de eerste maanden van het jaar 1894 heeft doorstaan.

Moedig beleid
Harland heeft voldoende rust en kalmte weten te bewaren als tegenwicht bij de somtijds koortsachtige sfeer waarin de beide anderen verkeerden, zo kort voor de bom die ze wilden loslaten op lezend Londen, waar nog zeker niet alles koek en ei was. De uitgever Henry Vizetelly (1820-1894) had nog in 1888 drie maanden gevangenisstraf moeten uitzitten voor de publicatie van Emile Zola’s roman La Terre in vertaling. Nog 16 andere boeken van Zola had hij in vertaling uitgegeven. Hij bleef voortdurend onderhevig aan chicanes van de overheid om zijn publicitaire durf, en dat heeft zijn einde, in 1894, in sterke mate versneld.
Het zal dan ook zeker wel eens minder opgewekt zijn toegegaan daar ten kantore in Vigo Street: irritatie, wellicht ook wanhoop en misschien wel eens de gedachte dat het beter geweest ware wanneer men er maar nooit aan was begonnen.
De samensteller van de Selectie uit 1950 is ervan overtuigd dat ze geen van allen goed hebben beseft dat zij in de gelukkige omstandigheid hebben verkeerd, imiddels in een wereld te leven waar de explosies van hun werkzaamheid konden worden gehoord.

Poëzie
De poëzie die in de selectie is opgenomen, toont al aan dat het gewenste niveau ook in die categorie doorgaans is gehandhaafd. William Butler Yeats (1865-1939), Maurice Baring (1874-1945), Richard Garnett (1835-1906), Henry Nevinson (1856-1941), Edmund Gosse (184-1926) en Stephen Phillips (1864-1915) zijn ook heden niet allen vergeten namen. Van John Davidson is de 19 pagina’s lange Fleet Street Eclogue opgenomen. Van Arthur Symons (1864-1945), die tevens de eerste voorvechter van de Franse symbolisten in Engeland was, citeren we hier:

CREDOArthur Symons
Each, in himself, his hour to be and cease
Endures alone, yet few there be who dare
Sole with himself his single burden bear,
All thelong day until the night’s release.

Yet, ere the night fall, and the shadows close,
This labour of himself is each man’s lot;
All a man hath, yet living, is forgot,
Himself he leaves behind him when he goes.

If he had any valiance within,
If he had made his life his very own,
If he have loved and laboured, and have known
A strenuous virtue, and the joy of sin;

Then, being dead, he has not lived in vain,
For he has saved what most desire to lose,
And he has chosen what the few must choose,
Since life, once lived, returns no more again.

For of our time we lose so large a part
In serious trifles,and so oft let slip
The wine of every moment of the lip
Its moment, and the moment of the heart.

We are awake so little on the earth,
And we shall sleep so long and rise so late,
If there is any knocking at the gate
Which is the gate of death, the gate of birth.

AchtergrondenAubrey Beardsley, portret door Walter Sickert (1860-1942), opgenomen in The Yellow Book
In april 1894 is het eerste nummer van het driemaandelijkse tijdschrift The Yellow Book verschenen, onder de gezamenlijke imprint van John Lane en Elkin Mathews, maar na twee nummers was het blad alleen nog een project van John Lane. De eerder genoemde Henry Harland was de redacteur, van het eerste tot het laatste nummer. Aubrey Beardsley, toen 22 jaar en voornamelijk verantwoordelijk voor het pikant-ondeugende element, had de leiding over de kunstzinnige bijdragen, maar na het vierde nummer nam John Lane het van hem over. Het dertiende en laatste nummer is in april 1897 uitgekomen. Alle nummers zijn herdrukt, maar daarbij ging niet alles volgens de regelen der hoge kunst van een fatsoenlijke onderneming. Deze werden echter niet via de normale kanalen in roulatie gebracht, maar op ongebruikelijke manieren aan de man gebracht: als eerste drukken. Pas een latere generatie, die aan het roer stond van uitgeverij The Bodley Head, heeft dit feit wereldkundig gemaakt, in het belang van een juiste weergave van de historie van het blad.

Max Beerbohm
Schrijver en tekenaar Max Beerbohm was degene, die direct in het eerste nummer voor veel opschudding heeft gezorgd George the Fourth door Max Beerbohm (1872-1956), afgedrukt in The Yellow Bookdoor zijn essay A Defence of Cosmetics, dat ook is opgenomen in de Bloemlezing uit 1950. En de Westminster Gazette opperde, naar aanleiding van Beerbohms essay en van de tekeningen van Beardsley “an Act of Parliament to make this kind ofthing illegal”.
Naast Beardsley en Walter Sickert, als regelmatige leveranciers van teken- en schilderkunst voor The Yellow Book, komen ook de namen Wil Rothenstein, Laurence Housman en John Singer Sargent als de, ook thans nog, bekendste kunstenaars in dit tijdschrift voor, alsmede in de selectie daaruit.

Vrouwen als medewerkenden
Hoewel vrouwen in de mindereid zijn waar het de selectie medio twintigste eeuw betreft: 4 van de 30 bijdragen zijn maar van vrouwen, maar geweerd werden ze ook niet. Eén van hen, die vaker met bijdragen in The Yellow Book waren vertegenwoordigd, was de dichteres Rosamund Marriott-Watson (18601-1911). Twee van haar gedichten, die als eenheid moeten worden gezien, staan ook weer in de selectie die Norman Denny in 1950 heeft gepubliceerd. Eén daarvan stellen we hier aan u voor:

REQUIESCAT

Bury me deep when I am dead,Rosamund Marriott-Watson (1860-1911)
Far from the woods where sweet birds sing;
Lap me in sullen stone and lead,
Lest my poor dust should feel the spring.

Never a flower be near me set,
Nor starry cup nor slender stem,
Anemone nor violet,
Lest my poor dust remember them.

And you―wherever you may fare―
Dearer than birds, or flowers, or dew―
Never ah me, pass never there,
Lest my poor dust should dream of you.

Uit: Two Songs

*****

The Yellow Book — A selection. Compiled by Norman Denny. The Bodey Head, London / The Viking Press, New York, 1950. (30 literaire bijdragen, 36 kunstbijdragen.)

*****

Afbeeldingen
1. Voorplat van de selectie uit The Yellow Book (1950).
2. Henry Harland.
3. Arthur Symons.
4. Aubrey Beardsley, portret door Walter Sickert (1860-1942), opgenomen in The Yellow Book.
5. George the Fourth door Max Beerbohm (1872-1956), afgedrukt in The Yellow Book.
6. Rosamund Marriott-Watson (1860-1911).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *