In de Scala begon de victorie
Om het inmiddels wat afgezaagde ronde getallen-fetisjisme een beetje in de wielen te rijden, willen we u wijzen op het, speciaal heden, 111-jarige bestaan van het muziekdrama Andrea Chénier van Umberto Giordano (1867-1948), die op 28 maart 1896 in de Scala van Milaan in première is gegaan. Het is het levensverhaal van de Franse dichter André Chénier (1762-1794), zoon van een Griekse en een Fransman. Tijdens zijn leven genoot hij vooral bekendheid als dichter van oden. Toen zijn nalatenschap in 1819 openbaar werd, waren de romantici een verrukking nabij, maar helemaal terecht was dat niet: Chénier was één der laatste waarlijk klassieke poëten.
Andrea Chenier is een opera in vier taferelen op tekst van Luigi Illica (1857-1919, die vooral bekendheid genoot als de ‘huislibrettist’ van Giacomo Puccini, tot en met diens Madame Butterfly.
De componist
Umberto Giordano, geboren te Foggia, werd student van het Conservatorium in Napels, waarna hij zich eerst bij de veristen heeft aangesloten. Bij de keuze van geschikt materiaal voor zijn opera’s heeft hij zich echter niet beperkt tot realistische teksten, maar was hij in dat opzicht niet wars van effectbejag. Doordat hij in staat bleek zijn enorme expressie qua melodie te koppelen aan een diep geworteld gevoel voor theatraliteit, slaagde hij er steevast in de aandacht van de talrijke theaterbezoekers in alle opzichten vast te houden, ook al ging hij niet altijd tot in detail op zoek naar het meest smaakvolle in de presentatie.
Slechts één van zijn zestien opera’s kreeg ruime bekendheid tot ver over de Italiaanse landsgrenzen: Andrea Chénier (1896); en daarnaast hebben zowel Fedora (1898) alsook Madame Sans-Gêne (1915) enige internationale bekendheid weten te genereren.
Fedora — gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk uit 1882, dat de Fransman Victorien Sardou (1831-1908) heel speciaal voor steractrice Sarah Bernhardt had geschreven — heeft mede gezorgd voor de blijvende bekendheid van de naam Giordano.
De dichter André Chénier
André Marie de Chénier werd in 1762 te Galata, in de omgeving van Constantinopel geboren, maar woonde met zijn moeder, samen met nog vier andere kinderen in Parijs. Zijn vader was in die tijd consul te Marocco. Zijn opleiding ontving hij eveneens in de Franse hoofdstad. Later zou hij zelf in diplomatieke dienst treden en gedurende drie jaar (1787-1790) een functie als secretaris van de Ambassade in Londen vervullen. Voordien had hij zich in Parijs veelvuldig in kunstenaarskringen opgehouden, met name literaire milieus en in aristocratische salons waar men de kunsten, vooral de literatuur, welgezind was.
Na zijn Londense intermezzo keerde hij naar Parijs terug en sloot hij zich weliswaar aan bij de revolutionaire beweging, omdat de zaak van de menselijke vrijheid zeer was toegedaan, maar zag hij echter al snel dat ook daar veel negatiefs werd gerealiseerd wat met een ware revolutie niet in overeenstemming te brengen viel. Mede daarom bleef hij de monarchie verdedigen, en opvallenderwijs ook Lodewijk XVI. Hoewel hij medewerker van de gematigde Journal de Paris was, schreef hij uitzonderlijke felle artikelen tegen de excessen zoals die onder meer onder de verantwoordelijkheid van Jean-Paul Marat vielen. Chénier werd gearresteerd op 7 maart 1794, opgesloten in de beruchte gevangenis van Saint-Lazare, en door het Revolutionaire Tribunaal ter dood veroordeeld wegens ‘misdaden tegen de staat’. Samen met zijn vriend Rocher besteeg hij in op 25 juli (7 Thermidor) 1794 het schavot.
Zijn niet al te omvangrijke oeuvre — hij werd tenslotte maar 31 jaar, en had daarnaast veel tijd doorgebracht zonder direct te schrijven — werd in 1819 in een selectie uitgegeven, en daarin valt onmiddellijk zijn grote bewondering en affiniteit voor de klassieke Griekse dichters op, die in sommige van Chéniers eigen gedichten met letterlijke citaten terug te vinden zijn. Een fraai voorbeeld van die oriëntatie op het oude Griekenland vinden we in
DIANE
O Vierge, de la chasse, ô quel que soit ton nom.
Salut, reine des nuit, blanche sœur d’Apollon.
Salut, Trivie, Hécate, ou Cynthie, ou Lucine,
Lune, Phœbé, Diane, Artémis ou Dictynne,
Qui gouverne les bois, les îles, les étangs,
Et les ports, et les monts, et leur noirs habitants.
Viens, soit que, retenant ton écharpe mobile,
Tu presses d’un taureau le flanc large et docile,
Soit qu’en longue tunique, une torche à la main,
D’un cerf aux cornes d’or tu diriges le frein.
*****
Daarbij past heel goed een van de Epigrammes:
Accours, jeune Chromis, je t’aime et je suis belle;
Blanche comme Diane etlégère comme elle,
Comme elle grande et fière; et les bergers, le soir,
Quand le regard baissé, je passe sans les voir,
Doutent si je ne suis qu’une simple mortelle;
Et, me suivant des yeux, disent: «Comme elle est belle!»
*****
De opera
De librettist van het muziekdrama in vier bedrijven Andrea Chénier heeft, als je het leven van André Chénier als uitgangspunt sec zou nemen, de werkelijkheid wel enig geweld aangedaan, of, om het wat milder uit te drukken, zichzelf enige dichterlijke vrijheden veroorloofd. Voor de dramatische handeling maakt het wellicht wat uit dat de protagonist niet met een vriend en medestrijder, maar met een geliefde het schavot bestijgt. En dus worden degenen, die alleen belangstelling voor de muziek en het verhaal hebben — zonder zich te willen verdiepen in de historische achtergronden en de feitelijke kuiperijen zoals valse aangiftes en wat dies meer zij, ten detrimente van ongewenste buren of van iemand wiens gezicht je niet aanstond of van een ander wiens kat in de nacht een toontje lager had moeten zingen, en niet altijd maar weer stralend in D-groot — geheel op hun wenken bediend en valt er voor hen muzikaal en dramatisch gezien veel om naar uit te zien, ook heden ten dage, nu deze opera zich nog altijd mag verheugen in populariteit, en niet alleen in het land van herkomst, maar ook binnen het Angelsaksische culturele gebeuren en sedert enkele decennia ook weer in Duitsland.
Het is dan ook opvallend te noemen dat daar dit muziekdrama het afgelopen weekeinde weliswaar live te genieten viel, en nog wel in de schitterende ambiance van de Alte Oper Frankfurt, doch helaas slechts in concertante vorm, al was de criticus van de Frankfurter Rundschau van mening: beter concertant dan helemaal niet. Het stemmenmateriaal en de instrumentale begeleiding liet volgens hem evenmin te wensen over.
Hoewel Giordano’s muziek in tal van opzichten die van Puccini zeer na staat, kan hij met sfeertekening, in noten omgezet, heel goed uit de voeten. En als de beide gelieven het schavot bestijgen en de dood in de ogen zien, lijkt het net of die nog mooier is dan het leven, zo juichend-hymnisch en in het pathos net iets te zwaar aangezet is het duet aan het slot. Maar zoals zo dikwijls in deze kunstvorm staat of valt een uitvoering, zij het niet uitsluitend maar toch voornamelijk, met de kwaliteit van de vocalisten. Maar prachtstemmen met een rammelend orkestraal apparaat is ook niet een treffer om reikhalzend naar uit te zien.
*****
Afbeeldingen
1. Luigi Illica (1857-1919), journalist, comedieschrijver, prozaïst, poëet en librettist.
2. De componist Umberto Giordano (1867-1948).
3. De Diana van Versailles — een Romeinse kopie van een sculptuur van Leochares; deze bevindt zich in het Musée du Louvre.
4. De dichter André Chénier (1762-1794).
L.S.
Ben bezig mijn DVD-collectie van operamuziek te documenteren. Vond dit artikel over Giordano’s Andrea Chenier wat voor mij precies hetgeen was wat ik voor mijn documentatie van Andrea Chenier nodig had, een korte beschrijving van de opera, waarop gebaseerd en iets over de componist.
Mijn dank hiervoor.
Wim Bazelmans
Maarheeze
Doordat tijdens de weekeinden nogal veel opera’s via tal van radiostations in Europa worden uitgezonden – en tevens, zij het in mindere mate, via de beeldbuis – is dit fenomeen relatief veel op dit weblog behandeld, al zal dat slechts fragmentarisch zijn in verhouding tot al hetgeen wordt uitgezonden. De muziekzender Mezzo stuurt ook veel de ether in, maar ik ben zo dikwijls door de gegevens van die instelling misleid dat ik maar zo veel mogelijk om Mezzo heenga. Bovendien moeten er ook andere artikelen op een site met het thema Kunsten Rond1900 worden behandeld. Al met al zal het marginaal zijn wat ik in totaliteit heb bijgedragen aan klassieke muziek in het algemeen en muziektheater in het bijzonder. Maar te weten dat mensen er concreet nog iets aan hebben nadat ze van de inhoud hebben kennisgenomen, stemt tot tevredenheid.