Dinsdag 18 september, net vóór middernacht, tussen 23:30 uur en 00:00 uur wordt, in het programma Artist Focus van BBC Radio 3, de tweede aflevering uitgezonden die over het London Philharmonic Orchestra gaat. Dat ensemble brengt dan de inmiddels bijna een eeuw oude compositie van Ralph Vaughan Williams (1872-1958), de Fantasie over een thema van Thomas Tallis voor dubbel strijkorkest, waar de componist in 1910 aan is begonnen. In het pre-beeldbuistijdperk, nu zo’n halve eeuw geleden, werd op zondagavond in het kader van het Hoorspel een reeks uitgezonden getiteld De Engelensteeg, naar het oorspronkelijke hoorspel van Howard Egg, gebaseerd op het boek van J.B. Priestley [1]. De openingsmuziek werd gevormd door de eerste maten van Williams’ Tallis-Fantasie, en de uitlui bestond in de laatste maat daarvan. Zo heeft dit werk toen in ons land, buiten muziekprogramma’s om, enige extra bekendheid verworven.
Williams’ werken
Drie decennia na het overlijden van Ralph Vaughan Williams werden zijn werken op het Europese vasteland nog heel incidenteel uitgevoerd, in zijn geboorteland en in Amerika lag die situatie iets beter. Sedert de opkomst van het spiegelplaatje is daar verandering in gekomen. Alle symfonieën en diverse andere stukken zijn op diverse cd-uitgaven beschikbaar. Het is duidelijk dat de situatie van nu heel wat positiever is dan twee, drie decennia geleden. Maar ook toen was het toch eigenlijk heel merkwaardig dat een muzieknotenmeester als Williams, met een relatief groot en veelzijdig oeuvre, grof gezegd: werd genegeerd.
Deze componist heeft niet alleen kwantitatief, maar evenzeer kwalitatief een aanzienlijk oeuvre nagelaten, waarin bijna alle disciplines zijn vertegenwoordigd: negen symfonieën, werken voor viool en orkest, een pianoconcert, toneelmuziek, rapsodieën en suites, een concert voor hobo en orkest, een concert voor tuba en orkest, een oratorium, zes opera’s, drie balletten, een strijkkwintet, twee strijkkwartetten, composities voor strijkorkest, orgelstukken en talrijke profane en sacrale werken.
De componist
In 1872 is Ralph Vaughan Williams op 12 oktober in het graafschap Gloustershire ter wereld gekomen. Aan het Trinity College in Cambridge heeft hij zijn opleiding ontvangen, voornamelijk bij Charles Wood (1866-1926), en daarna aan de Royal Academy of Music in Londen bij Charles Hubert Hastings Parry (1848-1918) [2] en Charles (Villiers) Stanford (1852-1924). Voor zijn verdere muzikale ontwikkeling is Vaughan Williams naar Berlijn gereisd om bij Max Bruch (1838-1920) te kunnen studeren. In de jaren 1896-1899 was hij in Londen werkzaam als organist, waarna hij in Oxford colleges heeft gegeven en zich daarnaast zeer nadrukkelijk heeft beziggehouden met het verzamelen en publiceren van Engelse volksliederen. In 1919 werd hij docent compositie aan het Londense Royal College of Music.
Invloeden
Het is zeer opvallend dat geen van de bovengenoemde componisten bij wie Williams heeft gestudeerd, van doorslaggevende invloed is geweest op zijn compositiestijl, en ook een confrontatie met de werken van Richard Wagner (1813-1883) tijdens de Bayreuther Festspiele — een gebeurtenis, die op menig muziekmeester in wording van heel directe en blijvende invloed is geweest — heeft bij deze Engelsman geen veranderingen teweeggebracht. Zijn definitieve stijl heeft hij pas gevonden toen hij zich enige tijd intensief heeft beziggehouden met de Engelse volksmuziek en diverse ‘ontdekkingen’ die hij daarin heeft gedaan, heeft uitgewerkt voor gebruik in eigen stukken. Zoals Bartók en Kodály dat in dezelfde periode in Oost-Europa hebben gedaan.
Hoewel hij tonaal is blijven componeren, valt zijn schrijfwijze absoluut niet te vergelijken met die van één zijner tijdgenoten. Formeel gezien sluit hij aan bij Maurice Ravel (1875-1937), maar qua harmoniek en melodiek heeft hij zich uitsluitend laten leiden door zijn eigen intuïtie. Ravel heeft deze Engelsman eens omschreven als “de enige van mijn leerlingen die niet mijn muziek schrijft.”
Het heeft wel enige tijd geduurd voordat Ralph Vaughan Williams aanzien heeft verworven, maar ook toen is dat eigenlijk nauwelijks verder doorgedrongen dan in muziekkringen, en helaas niet zo zeer bij het muziekminnende publiek.
Thomas Tallis
In het English Hymnal dat door Williams is uitgegeven, heeft deze ook een aantal melodieen opgenomen van Thomas Tallis (ca. 1510-1585), die als componist, kapelmeester en organist aan het Engelse hof werkzaam is geweest. Eén hymne van deze musicus vormt de basis voor Williams’ Fantasie, die één van zijn belangrijkste werken zou worden.
Het strijkorkest is in drie groepen ‘opgesplitst’: een ‘groot’ ensemble, een groep van negen musici en een solokwartet van strijkers. In de partituur heeft de componist de tweede groep nader omschreven: 2 eerste en 2 tweede violen, 2 alten en 2 celli, alsmede een contrabas. De genoemde solopartijen dienen te worden gespeeld door de respectieve sectieleiders.
“De drie groepen van spelers worden op verschillende manieren ingezet”, heeft de componist verklaard,” soms als één geheel, dan weer als tegenstemmen, en soms elkaar begeleidend.”
Oorspronkelijke compositie
Afgezien van het thema is Williams’ Tallis-Fantasie een volkomen oorspronkelijke compositie. Het is echter zeer begrijpelijk dat de luisteraar meent dat hij met een zeer oud stuk wordt geconfronteerd, omdat Williams veel van de oorspronkelijke harmonisatie met de opvallende kruisverbindingen en dissonanten — die zo typerend zijn voor de zestiende eeuw — heeft gehandhaafd. De melodie, welke Williams heeft gekozen, is die uit de derde van de acht verschillende kerktoonsoorten: de Frygische.
Na het overlijden van Thomas Tallis werd de Fantasia oftewel Fancy zeer populair, en is dat gedurende de eerste helft van de zeventiende eeuw gebleven. Tegen het einde van dat tijdperk heeft Henry Purcell (1659-1695) deze vorm nieuw leven ingeblazen.
De Tallis-Fantasie
Ralph Vaughan Williams heeft zijn Fantasie voorzien van de tempo-aanduiding largo sostenuto. Het stuk wordt geopend met zachte akkoorden van het gehele orkest, waarna de lagere strijkers reeds vooruitlopen op het thema. Daarna wordt dit largamente voorgesteld, terwijl er tremolo-akkoorden in de violen klinken. Het thema wordt herhaald en daarbij spelen de tweede violen versierde figuraties. Dan volgt en cadens en daarna een afdeling, waarin de eerste en de tweede groep gedempt frasen laten horen in de vorm van tegenstemmen, waarbij de tweede fungeert als ‘echo’ van de eerste. Daarboven klinkt een gedeelte van het thema, thans opnieuw uitgewerkt door de solo-alt en de soloviool in afwisseling. Dan komt het solokwartet aan de beurt, en vervolgens wordt een groot aantal variaties tussen de groepen ‘geweven’, waardoor een enorm scala aan klankkleuren wordt verkregen.
__________
[1] John Boynton Priestley (1894-1984) was geruime tijd een veegelezen Engelse romancier, toneelschrijver, criticus en essayist. Zijn Angel Pavement uit 1930 is in 1954, in het Nederlands vertaald door Margot Bakker, als Een straatje in Londen uitgegeven door de Arbeiderspers. Als jonge criticus schreef hij English Comic Characters (1925), The English Novel (1927) en English Humour (1928). Die drie boeken hebben indertijd zijn reputatie als een oorspronkelijke, en daardoor belangwekkende stem, met betrekking tot de Engelse letteren, gevestigd. Ook heeft hij zijn visie op de literatuur en de westerse mens te boek gesteld.
[2] Deze náám zullen niet al te veel muziekliefhebbers kennen, en bij bij het grote publiek is hij dan ook vrijwel uitsluitend passief bekend, doch elk jaar opnieuw, in september, horen talloos veel miljoenen mensen via radio en televisie dat éne stuk van hem: Jerusalem uit 1916 [3] tijdens de Last Night of the Proms, als laatste programma-onderdeel vóór de afsluiting.
[3] De tekst is afkomstig van de Engelse dichter William Blake (1758-1828), die er in 1800 aan is begonnen en het gedicht vier jaar later heeft voltooid. Wij hebben dit gedicht een jaar geleden, op 6 september 2006, integraal afgedrukt in een artikel over deze componist, ook al naar aanleiding van de laatste avond (voor dat jaar) van de BBC Prom-concerten.
__________
Afbeeldingen worden dezer dagen alsnog toegevoegd, na de uitermate feestelijke intocht ten burele van de dan opnieuw, nu nog heel even vacante, doch dan weer vervuld zullende worden, functie van, want vakantie achter de rug hebbende, bureauredacteur. ’t Is net een sprookje.