Lachen rond 1900

Illustratie uit 'The Diary of a Nobody'Scherts, Satire & Ironie — het motto van de Boekenweek 2007, die vandaag is begonnen. Viel er eigenlijk wel wat te lachen in en om de literatuur rond 1900? Of was het toen allemaal List, Dood en Duivel wat de klok sloeg? Welnee! Wie zou er dan in godsnaam een weblog over het fin de siècle beginnen? Er zijn voorbeelden te over van boeken die ook heden ten dage nog – al naar gelang enerzijds het komische gehalte van het geschrift en anderzijds het temperament van de lezer – een grijns, een besmuikte lach of een daverende bulderlach weten te veroorzaken.

Ik ben zelf meer het type van de grijnzende lezer. Hardop lachen – laat staan bulderen – is voor mij toch meer een sociaal fenomeen, waarbij men vooral elkaar aanmoedigt tot het opvoeren van het aantal decibel.
Er is echter één boek, gepubliceerd in 1892, dat mij op bijna iedere bladzijde het voor die emotie specifieke geluid wist te ontfutselen: The Diary of a Nobody van de gebroeders George (tekst) en Weedon (tekeningen) Grossmith. Zij creëerden met dagboekenist Charles Pooter één van de meest hilarische figuren uit de Engelse letterkunde.

Dat brengt mij tot de vraag: welk boek van rond 1900 bracht ú tot schuddebuiken? Het reactiepaneel staat tot uw beschikking.

2 gedachten over “Lachen rond 1900”

  1. “Das Lachen hat mich schwer getroffen. –
    O Wahn, auf den nächsten Tag zu hoffen!”

    Dit schreef Erich Mühsam in de beide laatste regels van één zijner avondgedichten.
    Het betreft uiteraard een vorm van lachen, die voor degene, die dit gold, niets te lachen bood. Humor heeft absoluut vele gezichten. Een oud, behartenswaardig, Duits gezegde luidt:
    Humor ist wenn man trotzdem lacht.

    Lees daarom ook onze bijdrage — binnenkort in dit theater — over Erich Mühsam, diens leven en werken. Het lachen zal menigeen — dat valt althans te hopen — ook enigszins vergaan, als men bedenkt dat deze dichter en anarchist in het raderwerk van de nazibeulengekte zijn gruwelijke einde heeft gevonden.

  2. “Mußt ich plötzlich lachen, lachen
    Eine viertel Stunde lang.”

    Dit zijn twee regels uit een gedicht van een filosoof, die in 1900 is overleden. Het hele gedicht is te vinden op zaterdag 17 maart 2007 in deze elektronische cultuurkrant.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *