De eeuwige kringloop muzikaal uitgebeeld

In de periode dat Richard Strauss (1864-1949) als eerste dirigent aan de Opera van München was verbonden, begon hij, formeel gezien, aan het zesde van zijn symfonische gedichten: Also sprach Zarathustra. Praktisch bezien is Aus Italien het ook niet waard om als zodanig te worden gekwalificeerd. Eigenlijk is de compositie nauwelijks meer dan een opsomming van een aantal muzikale reisimpressies. […]

Richard Strauss, tekening van Jarko Aikens, 1984; archief Heinz Wallisch‘Zarathustra’ als voorbode van de nieuwe tijd
In de periode dat Richard Strauss (1864-1949) als eerste dirigent aan de Opera van München was verbonden, begon hij, formeel gezien, aan het zesde van zijn symfonische gedichten: Also sprach Zarathustra. Praktisch bezien is Aus Italien het ook niet waard om als zodanig te worden gekwalificeerd. Eigenlijk is de compositie nauwelijks meer dan een opsomming van een aantal muzikale reisimpressies. Dan hebben ook de exegeten het bij het rechte eind, die ‘Zarathustra’ als Richard Strauss’ vijfde ‘Tondichtung’ beschouwen. De ondertitel die de componist aan dit stuk heeft gegeven — Frei nach Friedrich Nietzsche —is maar al te vaak over het hoofd gezien, en in het kielzog daarvan is Strauss vaak verweten dat hij heeft getracht Nietzsche’s filosofische hoofdwerk in muziek gestalte te geven. Later heeft Strauss verklaard dat hij persoonlijk de voorkeur zou hebben gegeven aan de ondertitel Symfonisch optimisme in fin de siècle-vorm, opgedragen aan de Twintigste Eeuw.

Omwentelingen
Dat de componist zich, bewust of onbewust, heeft beziggehouden met de voor hem en zijn tijdgenoten ’toekomende periode’ zal niemand verbazen, omdat de negentiende eeuw op zijn einde liep en er allerlei ‘nieuwigheden’ op komst waren. De Engelse historicus Toynbee heeft eens gezegd dat er steeds opnieuw ‘grote veranderingen’ plaatsgrijpen op het breukvlak van twee eeuwen; daarbij behoeft het eigenlijk geen betoog dat die veranderingen zich niet exact op die overgang voordoen, maar dat het om processen gaat die zich langzaam maar zeker voltrekken. Enerzijds werpen die veranderingen hun schaduwen al vooruit, anderzijds is er ook wel sprake van enig naspel.
In de Negende Symfonie (1910) van Gustav Mahler (1860-1911) wordt evenzeer een periode afgesloten als in La Valse (1919) van Maurice Ravel (1875-1937), en dat geldt in even sterke mate voor Prometheus (1911) van Aleksandr Skrjabin (1872-1915) als, daaraan voorafgaand, voor Strauss’ Zarathustra (1896). Pas in de ‘Roaring Twenties’ van de twintigste eeuw kreeg het afscheid van de negentiende zijn definitieve beslag.

Geen filosofische muziek
“Ik heb niet de bedoeling gehad filosofische muziek te schrijven of wel Nietzsche’s grote werk in muziek uit te beelden. Ik wilde de ontwikkeling van het menselijk ras vanaf de oorsprong, via diverse fasen der ontwikkeling, godsdienstig zowel als wetenschappelijk, tot en met Nietzsche’s beeld van de Übermensch in muziek gestalte geven. Het gehele symfonische gedicht is bedoeld als hommage aan Nietzsche’s genie, dat zijn grootste expressie heeft gevonden in zijn boek Also sprach Zarathustra.” (*) Strauss had grote bewondering voor de gedachtenwereld van Friedrich Nietzsche (1844-1900), wiens theorie van de Übermensch deze componist enorm boeide. Juist de figuur die in menig opzicht in sterke mate boven zijn medemensen uitstijgt, heeft wel vaker gestalte gekregen in Strauss’ muziek en is in de titel van menig symfonisch gedicht dan ook terug te vinden: Till Eulenspiegel, Don Juan, Don Quixote, Ein Heldenleben.

Nationaal-socialisme
Vaak heeft Friedrich Nietzsche posthuum het verwijt gekregen dat hij een voorloper van het nationaal-socialisme zou zijn geweest, maar zoiets valt niet alleen zeer moeilijk te bewijzen, het is veeleer aannemelijk dat de verwijten stoelen op het feit dat de nationaal-socialistische rancuneleer zich maar al te graag heeft bediend van allerlei theorieën die in het kader van die extremistische krankzinnigheid pasten. Dat zo’n Adolf Hitler en diens wereldomspannende misdaadsyndicaat aanhangers van Nietzsche en, in de muziek, van Wagner waren, maakt zo’n filosoof of musicus niet à priori tot hetzelfde mensenverachtende uitschot als hun vereerders van nazistischen huize. Richard Strauss heeft vanaf 1933 niet zo’n fraaie rol gespeeld in het kader van de Hitler-politiek: hij werdFriedrich Nietzsche in zijn jonge jaren president van de Reichsmusikkammer en heeft zich, door zijn optreden in die functie, veel tegenstand onder collega’s op de hals gehaald. Ook zijn uitlatingen aan het adres van Joodse musici, onder wie Bruno Walter (1876-1962), maakt Richard Strauss tot een, in die context, weerzinwekkend personage, maar dat mag geen basis zijn voor de veroordeling van zijn muziek. Evenmin is Nietzsche’s Zarathustra een verwerpelijk boek, ook al vindt menigeen het een heden ten dage nauwelijks meer te verteren uiting van geestelijke verwarring. Desniettemin staan er zeer poëtsche gedeelten in, en precies dat zijn de onderdelen, die Richard Strauss hebben aangesproken.

Poëzie in muziek
Meer dan het beschouwen van de bewuste onderdelen in Nietzsche’s boek mag men in dit verband dan ook niet. Het is de moeite van het overwegen waard of men dan niet alle eventuele filosofische achtergronden — gezocht dan wel toevallig verwerkt — gewoon moet vergeten, en men eerst maar eens heel goed moet luisteren naar al die technische hoogstandjes en de muzikaal-poëtische meesterstukjes welke Strauss in deze partituur heeft gerealiseerd. Zo vindt men in het religieus getinte onderdeel over de Hintlerweltler een Gregoriaans koraal, en wordt de Wissenschaft voorgesteld in een stukje muziek dat ook vandaag nog altijd als het meest wetenschappelijk geldt: de fuga. Reeds in de Inleiding laat Richard Strauss via het in octaven opgedeelde natuurmotief horen van welke hoogwaardige vertolking van ideeën in muziek hier sprake is, en die vertolking is allerminst filosofisch, doch zeer muzikaal-praktisch.
Wellicht heeft Nietzsche’s eigen opmerking in zijn schetsen Ecce homo ertoe geleid dat Strauss zich nog meer tot Zarathustra aangetrokken voelde dan toch al zou zijn gebeurd. Nietzsche zegt hierover: “Man darf vielleicht den ganzen Zarathustra unter die Musik rechnen; — sicherlich war eine Wiedergeburt in der Kunst zu hören, eine Voraussetzung dazu.”

Lees ook:  Bruckners Zevende Symfonie op BBC Proms 2006

Commentaar
In haar Stoffe der Weltliteratur schrijft Elisabeth Frenzel (**) dat er in de literatuur van de negentiende eeuw veelvuldig kritiek is geuit op de hoogmoed van het christendom en dat menig schrijver daar de ‘eenvoud en de natuurlijkheid van de islam’ tegenover gesteld heeft, en ze geeft tal van voorbeelden uit de dan ‘jungdeutsche’ literatuur, zo tussen 1848 en 1907. Alle op het breukvlak van de negentiende en de twintigste eeuw ontstane bewerkingen van de Mohammed-thematiek in de gehele Duitstalige literatuur dragen het ‘stempel’ van Nietzsche’s Zarathustra voorzover dat de ‘Führungsanspruch’ en het ‘Erlösungspathos’ betreft.

Ontstaan
Op 4 februari 1896 begon Strauss aan zijn symfonisch gedicht Also sprach Zarathustra,, en ruim een half jaar later, op 24 augustus, legde hij er in München de laatste hand aan. Tijdens een uitvoering in het kader van de Museumconcerten te Frankfurt am Main werd het werk op 27 november 1896, onder leiding van de componist, voor het eerst Hermann Hesse in 1927; foto van Gred Widmannuitgevoerd, en nog in hetzelfde jaar is de partituur in druk verschenen.
De reacties waren nogal verdeeld. De veelgeciteerde criticus Eduard Hanslick hoorde alleen maar lawaai, en dat mag geen verbazing wekken als men bedenkt dat hij ook de symfonieen van Anton Bruckner onverteerbaar vond. De muziekminnende Franse schrijver Romain Rolland (1866-1944) ? Beethoven-biograaf en Nobelprijswinnaar Literatuur 1916 ? vond het aanvankelijk een heel zwak werk, maar kwam later op die mening terug. Hugo Wolf reageerde tamelijk geamuseerd, en een andere, toen nog zeer jonge, musicus was bij de eerste confrontatie al zodanig onder de indruk dat hij later sprak van ‘een bliksemslag’, die voor hem de weg zou openen naar nieuwe richtingen in zijn eigen muzikale scheppingskunst. Deze jonge man, zou, samen met enkele andere grootheden — Debussy, Schönberg, Stravinski — een der pioniers van de twintigste eeuwse muziek worden: Béla Bártok (1881-1945).

Trendsetter
In de jaren zestig van de vorige eeuw viel onder semi-hippe lieden veelvuldig de belangstelling voor het werk van Hermann Hesse (1877-1962) te bespeuren, niet zelden gekoppeld aan een voorliefde voor Strauss’ Zarathustra. In die periode verscheen ook de ene na de andere uitvoering van deze compositie op geluidsdragers — toen nog alleen maar langspeelplaten en muziekcassettes. Helaas zijn de zeer aansprekende eerste maten van de Inleiding gebruikt voor allerlei dubieuze doeleinden zoals reclame en trucfilms. Ook in Stanley Kubricks 2001 — A space Odyssey fungeert hetzelfde gedeelte. Al dat gebruik en ook misbruik heeft ervoor gezorgd dat de negatieve associaties met Strauss’ compositie zijn gaan prevaleren, en is het kader waarin deze korte passage een voortreffelijke functie vervulde, bijna verloren gegaan.

(*) Friedrich Nietzsche: Also sprach Zarathstra — Ein Buch für Alle und Keinen. Mit einemOmslag van de gebonden Reclam-uitgave van Nietzsche’s ‘Also sprach Zaratustra’ Nachwort von Josef Simon. 371 pag., geb., Reihe Reclam; Stuttgart, Philipp Reclam jun.; ISBN 3-15-0057111-1. Prijs in Duitsland (en in Amsterdam bij Die Weisse Rose) € 14,90.
Tevens verkrijgbaar als kleine pocket UB 7111 voor € 7,—.
(**) Elisabeth Frenzel: Stoffe der Weltliteratur. Kröner TB 300, Stuttgart, Alfred Köner Verlag, 2005, ISBN 3-520-30010-9.

Afbeeldingen:
1. Richard Strauss, tekening van Jarko Aikens, 1984; archief Heinz Wallisch.
2. Friedrich Nietzsche in zijn jonge jaren.
3. Hermann Hesse in 1927; foto van Gred Widmann.
4. Omslag van de gebonden Reclam-uitgave van Nietzsche’s Also sprach Zaratustra.

Eén gedachte over “De eeuwige kringloop muzikaal uitgebeeld”

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *