L.J. Veen over Couperus?

In ‘De Hervorming’, waarschijnlijk een obscuur tijdschrift uit het begin van de twintigste eeuw, laat ene heer Veen zich in negatieve zin uit over de stijl van Louis Couperus. Veen? Gaat het hier om L.J. Veen, de trouwe en geduldige uitgever van Louis Couperus? […]

Dat Louis Couperus voor zijn uitgever L.J. Veen niet altijd de gemakkelijkste fondsauteur is geweest, is bekend. Toch is Veen ondanks de grillen van heer Couperus altijd gentlemanlike geweest. De details van deze relatie vindt u in de uitvoerig uitgeven en interessante correspondentie tussen Couperus en Veen. Op een ander – mogelijk – detail met betrekking tot deze relatie stuitte ik onlangs. Het betreft een fragment uit een bespreking van De berg van licht door Israël Querido (oorspronkelijk gepubliceerd in Het boek in 1906, p.59-65, gebundeld in Studiën, 1908; ik citeer naar de tweede druk daarvan uit 1910). Het is op zichzelf al een aardige bespreking, daar Couperus hierin op eloquente en uitvoerige wijze wordt geanalyseerd. Bijvoorbeeld:

Morgen verschijnt Couperus ons als zacht glimlachende dandy, toont hij ons zijn Haagje, brengt hij een santekraam van oude luidjes bijeen in een luguberen familieroman, waarin de waanzin en de misdaad, de wroeging en de moord spoken, komt er weer een Hamlet-aarzeling, een schuwe, melodramatische suggestie in zijn woord, spreekt hij “van oude menschen” en van dingen die voorbijgaan. Zoo is er een voortdurende golving en plotselinge keer van windrichtingen in zijn arbeid. Toont hij u morgen een draak, een fantastisch monster, een draconische projectie van zijn hartstochtelijke Verbeeldings-woelingen, overmorgen is zijn draak geslacht, zet hij u een heerlijken soepschotel voor in een voornaam Haagsch restaurant. (p.92)

Uitvoerig gaat Querido in op Couperus’ stijl en hij doet dat vervolgens in geheel eigen stijl:

Niet groot stylist is hij die woordpraal of woordsoberte heeft, maar groot stylist is hij, die in woordschoonheid ziel, ontroering geeft. Zulk een stylist is Couperus absoluut niet. De woord-wellust van Couperus is niet het bloed, de geur, de klank, angst en geluk van lichaam en ziel dooreen. Het is dikwijls een verwilderde virtuositeit, klankobsessie van een overspannen brein, woordgestotter van voor een deel geparalyseerde verbeelding.(p.95).

Lees ook:  Een mengelmoes van goeden smaak en decadentie — Opstand (1901) van J.W. Broedelet

Curieus nu is de opmerking die Querido tussen neus en lippen door maakt op de pagina hiervoor:

Men zou kristalklaar kunnen bewijzen, dat Couperus eigenlijk in den hoogeren zin geen stijl heeft, gelijk de heer Veen in ‘De Hervorming’ zoo juist en zoo zuiver opmerkte. (p.94).

Als lezer denk je natuurlijk meteen: Veen? Zal dat L.J. Veen zijn? Heeft Couperus’ uitgever zich ergens, hoogst ongebruikelijk, bepaald niet lovend over zijn auteur uitgelaten? En wat is ‘De Hervorming’? Klinkt als een tijdschrift. In dat geval zou het kunnen gaan om De Hervorming: uitgegeven door den Nederlandschen Protestantenbond, vanaf 1906 te Amsterdam uitgegeven door Van Holkema en Warendorf. De redacteur was J. van Loenen Martinet. Dezelfde Loenen Martinet die naar aanleiding van het verschijnen van Noodlot stelde dat in Couperus’ boeken ‘zelfs de flauwste herinnering aan godsdienst [wordt] uitgebannen’. (Geciteerd in Frédéric Bastet, Louis Couperus. Een biografie, p.146.)

Het kan of zal mogelijk om een heel andere Veen gaan. Het is ook in dat geval de moeite waard dit te vermelden, want dan gaat het om mogelijk nog onbekende beschouwing over Couperus. Het tijdschrift in kwestie is bij mijn weten echter bepaald obscuur; ik heb het hier althans niet liggen en ook nimmer onder ogen gehad, mocht dat ook maar iets zeggen natuurlijk. Wie het weet mag het wederom zeggen.

2 gedachten over “L.J. Veen over Couperus?”

  1. Beste Sander,
    De verhouding Couperus en Veen is voornamelijk bekend door de correspondentie tussen beiden: een auteur en een zaakmensch.
    Waarbij ik Veen uiteraard het meeste geduld toeschrijf.
    Ik sluit me aan bij Peter Hoffman,
    dit moet een andere Veen zijn.
    Wel weer zeer goed dat je deze beschouwing naar voren brengt, Sander!
    Hartelijks,
    Nico Weber

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *