Wie met een open blik door de wereld van de kunsten dwaalt, komt af en toe zaken tegen die verwonderen. Of die nog nooit eerder met elkaar in verband lijken te zijn gebracht. Vooral de kunstwereld van rond 1900 blijft vragen oproepen. Enerzijds denken we alles te weten van wat er toen speelde aan stromingen en denkbeelden, anderzijds zijn er inmiddels wél 100 jaar verstreken waardoor ook deze wereld voor ons al weer een stuk minder inleefbaar is. Soms hebben zich inmiddels ook denkbeelden gevestigd die, tegen beter weten in, maar weinig ruimte laten voor een frisse oogopslag, een andere zienswijze. Waar doel ik op?
Het viel me op dat de kunst van rond 1900 opmerkelijk veel afbeeldingen kent van vrouwen die een groot uitgevallen schaal of serveerblad dragen.
Als dat vaker voorkomt dan je zou verwachten, gaat er bij mij een belletje rinkelen. Dan ís er iets mee. En gaandeweg ontstaat het volgende denkbeeld:
Wie in de Brusselse Frankenstraat de ongebruikelijke gevelvorm van nummer 5 ontwaart tussen de meer ‘normale’ huizen, zal voor alles geïmponeerd zijn door de enorme sgraffiti op de gevel.
Het is een gevelbreed stalenboek dat Paul Cauchies vakmanschap illustreert. Rond 1905 was het zijn woon- en werkplaats en ook van zijn minstens zo creatieve vrouw Lina Cauchie-Voet. Zij vervaardigden beiden toegepaste kunsten, die uiteenliepen van architectuur tot alles wat van een huis een ‘Gesammtkunstwerk’ maakt. Dat wil zeggen: exterieur, interieur – alles had een samenhangende vormgeving. Schoonheid was hier de leefstijl, en hun huis vormt daar nog steeds een voorbeeld van.
Ik wil me hier verder echter beperken tot het exterieur. Op de façade treffen we een groot sgrafitto aan. Het stelt een aantal muzen voor, die duidelijk zijn beïnvloed door de prerafaëlitische vormgeving, één van de inspiratiebronnen van Gauchie. Een andere bron was de vormentaal van Mackintosh, en dus indirect het japonisme.
Deze muzen komen niet helemaal tegemoet aan de voorstelling die we er vanuit de klassieken van hebben. Links ziet u er maar liefst twee die met de Beeldhouwkunst in verband kunnen worden gebracht: linksonder (hamer+beitel) en daar rechtsboven (een kleine menssculptuur). Midden bovenaan zien we de Schilderkunst (palet en kwasten) en de Muziek (lier) verbeeldt. Dan draaien we naar rechts beneden, en zien we achtereenvolgens de Architectuur (kleine tempel) en de Sierkunst (halssieraad) gesymboliseerd.
Ik heb wat correspondentie over dit thema gevoerd met het Cauchie-huis. Daar gaf men aan dat de dame uiterst links, die met de passer, ook met de Beeldhouwkunst geassocieerd kan worden. Ik waag dat te betwijfelen, alleen al om het feit dat dit nu net een van de technieken was die de Cauchies niet beheersten. Het lijkt me dan niet voor de hand te liggen om dit maar liefst drie keer terug te laten komen. Verder schreef men: ‘met betrekking tot de vrouw uiterst rechts, heeft niemand hier een idee wat zij vertegenwoordigd. Zij houdt een ongeïdentificeerd voorwerp in haar hand.’
Kijk, dat vind ik nu leuk… Dit nodigt uit tot een stukje kunstspeurzin. Ik zou u graag een mogelijke optie voor willen leggen. U mag hem omhelzen of verwerpen. (Dat is natuurlijk het fijne van kunst, dat het allemaal hartstikke subjectief is.)
Maar eerst nog even terug naar de dame links, die met de passer. We zien dat ze op gelijke hoogte staat met de dame rechts die een rond voorwerp tussen de plooien van haar gewaad verbergt. Beide dames kijken het tafereel in, lijken elkaars blik te zoeken, waar alle anderen maar wat weg, of voor zich uit kijken.
De dames die vlak rond het boogvormige raam zijn gegroepeerd, zijn dus allemaal duidelijk tot een kunstzinnig ambacht te herleiden, in tegenstelling tot die twee links- en rechtsboven. Een passer is namelijk een nogal vrijblijvend voorwerp, dat kan met zo veel te maken hebben. De symboolwaarde van een passer is overigens die van de geometrie en de kosmische orde. Dan hebben we het over iets van een geheel andere aard dan een kunstzinnig ambacht. Het gaat dan over iets wat groter is, en abstracter.
Daarom denk ik dat we de betekenis van haar pendant, de dame aan de overkant, ook in die abstractere sferen moeten zoeken.
We beschouwen de dame rechtsbuiten nog eens. Ze lijkt een rond voorwerp in de plooien van haar kleed te verbergen. Het wekt de indruk een schaal of een schotel te zijn. En dat maakt het interessant. In dit tijdvak was de vrouwenemancipatie een sterk levend thema. Een gegeven dat door veel mensen, mannen, maar ook wel vrouwen, als een bedreigende ontwikkeling werd ervaren. Die verontrusting vond onder meer z’n vorm in het veelvuldig afbeelden van het Bijbelse verhaal waarin Johannes de Doper door toedoen van Herodias en Salomé letterlijk z’n hoofd verliest.
Want hoewel Freud in die tijd het begrip ‘penisnijd’ introduceerde, zat het eigenlijke probleem heel ergens anders. De overheersing van de vrouw door de man werd vooral als een gegeven beleefd dat met het hoofd geassocieerd moest worden. Daarin zat de overmacht: het brein, dat haar gevoelens dood rationaliseerde. Dat koppie moest er af!
Het boeiende is nu dat je eerst op dit soort schilderijen nog de complete decapitatie ziet, met alles er op en er niet meer aan. Maar al gauw zie je dat men volstaat met het meer of minder openlijk tonen van die schaal waar dat hoofd op terecht diende te komen. Alsof dat, als een soort pavlov-handeling, voldoende was om iedereen weer bij de les te krijgen.
Ik ben me ervan bewust dat deze afbeeldingen voornamelijk door mannen werden vervaardigd. Deels zullen ze zo de emancipatiedreiging hebben proberen te verwerken, maar aan de andere kant zullen er, zeker in vooruitstrevende kunstenaarskringen, mensen zijn geweest die deze emancipatie een warm hart toedroegen. De wijze waarop Paul en Lina Cauchie zich aan de buitenwereld presenteerden, gaf blijk van een gelijkwaardigheid die doet veronderstellen dat ook zij al een heel eind in dat proces waren.
Als u het mij vraagt is dát de betekenis van de schotel bij mevrouw rechtsbuiten.
Het Cauchie-huis is door die gezamenlijke inspanningen een ongelooflijk inspirerende plek geworden. Een van de laatste plaatsen in onze cultuur waar de Schoonheid nog woont!
Overigens heeft het gelijknamige museum heeft zich, twee jaar later, nog niet verwaardigd om op bovenstaande gedachtegang te reageren.
We zouden hier ook aan het schild van Achilles kunnen denken uit Homeros’ Ilias, specifiek de 18de zang. In 1821 zou de goudsmid Philip Rundell naar een ontwerp van John Flaxman dit schild vervaardigen, het is een prachtig kunstvoorwerp en bevindt zich in de Britse Royal Collection.
Leuk verhaal, Jalf! Zou de dame met de schaal niet symbool kunnen staan voor de kunst van het siersmeedwerk (metaal drijven e.d.) en de dame met het halssieraad voor fijnere sierkunst (juwelen e.d.). Dat zou dan weer verklaren waarom ze dicht bij elkaar staan. Maar ik mis ook iets van het vrouwenhandwerk, veel vrouwen maakten in die tijd kunstzinnige borduursels e.d.
@ Sipke van de Peppel . Ik sluit niets uit, Sipke, maar ik begrijp dat dit ook dat niet echt in hun aanbod zat, wanneer ik de opsomming bekijk van hun activiteiten:
http://www.rondom1900.nl/Belgie-Brussel%20Cauchie.html
Verder vindt ik dat de schaaldraagster haar object een beetje achter houdt i.p.v. er dan trots mee aan de dag te treden.
Het blijft een intrigerend gegeven…..
De ‘passer’ is vaak benodigd bij het overbrengen van een groot beeld naar een kleiner beeldje. Dus we zitten weer mooi in de kunsten. En de optie zilversmeedkunst vind ik heel plausibel voor dat andere juffie. Dat half verscholene is een kwestie van de zaken fraai in compositie krijgen, met zo’n heel blad ronddragen krijg je toch een verkeerd beeld. En had men een Salomé gewild, dan had men er een gekregen, daar was men in die tijd niet ‘zimperlich’ mee.
sgraffito