Koketterie?
“Deze heer schijnt wel een grote fantasie te hebben,” meende de zenuwspecialist Alfred Döblin over de gelijknamige schrijver. Deze kokette bejegening van de eigen teksten zou — hoewel niet gespeend van enige humor — als voer voor een literair geïnteresseerde zielkundige witjas kunnen dienen. Een dergelijke poging tot afstand, jegens zijn eigen, alternatieve wezen, kwam wel vaker aan de oppervlakte als de arts weer eens met de schrijver Alfred Döblin werd geconfronteerd. “Mij is als arts de dichter met mijn naam slechts van zeer verre bekend. Als ik eerlijk moet zijn, is hij me eigenlijk helemaal niet bekend.” Als zenuwarts (neuroloog en psychiater) hield Döblin er een grote, in het oostelijk deel van Berlijn (Lichtenberg) gevestigde, ziekenfondspraktijk op na en door die functie werd hij, gedurende twintig jaar, overdag nogal in beslag genomen. Uitzondering op die relatief lange periode vormden de jaren ten tijde van de eerste wereldoorlog (1914-1918), toen Döblin zich vrijwillig had aangemeld, zij het als arts. “Mijn literaire neigingen zijn niet groot, boeken vervelen mij bovenmatig, en voor zover het de boeken betreft van de man, die, zoals u zegt, mijn naam draagt, die heb ik wel eens bij bekenden in de hand genomen.”
Alfred Döblin behoort tot de belangrijkste vertegenwoordigers van het Duitse letterkundige expressionisme. Hij werd in 1878 te Stettin geboren als vierde kind in een kleinburgerlijk, joods kleermakersgezin. Op zijn tiende jaar verhuisde hij naar Berlijn waar hij later ook medicijnen zou gaan studeren met als bijvak filosofie, en vervolgens in Freiburg (im Breisgau), waar hij in 1905 ook zijn titel heeft behaald.
Literair werk
Gelijk opgaand met al zijn medisch-klinische werkzaamheden en ook zijn wetenschappelijk onderzoek, bleef Alfred Döblin zich in de filosofie verdiepen, en werd zijn literaire bezigheid vanaf 1901 wat geprononceerder. In datzelfde jaar schreef hij al een lyrische roman, in de beide aansluitende jaren nog gevolgd door een streng gestileerd werk van diezelfde discipline, Der schwarze Vorhang, dat later in Der Sturm zou verschijnen. Dat geldt eveneens voor delen van een muziekfilsofisch werk uit 1907: Gespräche mit Kalypso über die Musik. Verder schreef hij eenakters, essays en verhalen, die deels werden uitgegeven, zij het in Der Sturm, zij het in een ander blad dat onder supervisie van Herwarth Walden stond. In 1912 verscheen zijn eerste bundel met verhalen, getiteld Die Ermordung einer Butterblume. Daarvan waren sommige reeds in 1903 geschreven.
Expressionistisch weekblad
In 1910, een jaar voordat hij zich als zenuwspecialst zou vestigen, richtte Alfred Döblin het expressionistische tijdschrift Der Sturm op, met als ondertitel Wochenschrift für Kultur und die Künste. Dat deed hij samen met de veelzijdige musicus, wetenschapper en auteur Herwarth Walden (1878 tot ong. 1941?). Op 3 maart 1910 verscheen het eerste nummer. Het weekblad zou tot 1932 blijven bestaan en een beeld geven van de kunststromingen vanaf het begin van de twintigste eeuw. De zowel beroemde alsook beruchte en evenzo veelzijdige Weense schrijver, satiricus en criticus Karl Kraus (1874-1936), verleende financiële steun. Hij was de telg uit een zeer welgesteld Joods koopmangsgezin; zijn vader was papierfabrikant, en met de nodige ruimdenkendheid zou je toch kunnen zeggen dat zoonlief dit ‘beroep’, zij het gedeeltelijk in overdrachtelijke zin, ook heeft uitgeoefend.
Döblin publiceerde ook veel in dat weekblad. Zijn eerste literaire succes had hij met de roman Die drei Sprünge des Wang-lun, verschenen in 1915, die hem zowel de Kleist-prijs alsook de Fontane-prijs opleverde. De internationale doorbraak kwam uiteindelijk met de roman Berlin Alexanderplatz in1929, die werd gedramatiseerd en enkele keren verfilmd. Ondanks de grote hoeveelheid literaire teksten die Alfred Döblin het leeswezen in Duitsland en ver daarbuiten heeft geschonken, vormt ook hij, in een al te ruime kring van zogenaamde liefhebbers van literatuur, weer een voorbeeld van de schrijver-met-één-bekende-titel.
Novellencyclus
In een autobiografische schets, opgenomen in Zwei Seelen in einer Brust, vermeldt Döblin dat hij de novellenbundel Die Lobensteiner reisen nach Böhmen in de jaren 1913 en 1914 heeft geschreven, als ontspanning na het werk aan Wang-lun… Enige jaren later heeft hij echter enigszins afstand genomen van dat element der ontspanning, toen hij schreef dat hem, met reeds drie jongens “na de oorlog”, het water tot aan de lippen stond. Hij had toen reeds drie romans, twee novellenbundels en voorts twee drama’s geschreven, “was ja an Selbstmord grenzt.”
De twaalf verhalen, die samen de cyclus Die Lobensteiner… vormen, zijn voor het eerst sedert hun zodanige verschijnen in 1917, weer als separaat geheel verkrijgbaar. In 2001 is er een gebonden editie uitgekomen en in augustus van dit jaar is dezelfde versie, maar dan als paperback, opnieuw verschenen. Het is een waarlijk bontkleurige en vooral veelzijdige bundeling van een dozijn meesterwerken-in-miniatuur vol komische situaties en gebeurtenissen die Döblin, als groot beheerser van de taal, met de juiste sfeertekening weet voor te stellen. Naast sprookjes komen er verhalen over misdaad in voor, alsmede over boeven en voddenrapers, steeds met de daarbij behorende emoties als angst en schoonheid, woede en groot(s)heid. Ziekte en dood worden hierin evenmin geschuwd. Döblin weet al die verschillende gevoelens ook bij de lezer te wekken, en mede daarin schuilt zijn meesterschap.
Een omvangrijk nawoord van Christina Althen zorgt niet alleen voor nadere informatie in algemene zin, ze gaat ook op alle verhalen nader in en voegt aan het einde van haar betoog een zinvol notenapparaat toe. Hulde!
Leven en werk
De geschriften over zijn leven en zijn werk heeft Alfred Döblin zodanig verspreid laten drukken dat menig van de 66 bijeengebrachte teksten pas na het bijeenbrengen in Marbach een juiste plaats kon worden gegeven. Naast zijn opvattingen over kunst en cultuur, literatuur en leven, vinden we ook Döblins opstel Deutsche Zustände — jüdische Antwort. Een andere, bepaald nieuwsgierig makende titel in de verzameling is Dichten heißt, Gerichtstag über sich selbst zu halten. Zoiets wordt, afhankelijk van het bewust gekozen uitgangspunt (niet) gemakkelijker als men bedenkt dat de maatschappelijk werkzame arts al dan niet zo ver buiten de schrijver stond als hij beweerde.
Alfred Döblin had, ondanks die afstand, eigen opvattingen over het werk van de arts èn de dichter met die naam, en dat zal niemand verbazen, zeker niet als men bedenkt dat één van zijn boeken de titel draagt Ein Kerl muß eine Meinung haben.
Dat hij in al die beschouwingen over het eigen werk qua data niet altijd even consequent is, ligt misschien wel voor de hand. Met betrekking tot de novellenbundel Lobensteiner noemde hij aanvankelijk alleen de jaren 1913/14, in andere context komen daar 1912 respectievelijk 1915 bij, en dat is ook de conclusie die we uit de toelichtende teksten van Christina Althen mogen trekken.
De 800 pagina’s over leven en werk zijn al even boeiend en veelzijdig als het puur literaire werk van doctor Alfred Döblin.
Alfred Döblin: Die Lobensteiner reisen nach Böhmen — Zwölf Novellen und Geschichten. Mit einem Nachwort herausgegeben von Christina Althen. 280 pag., paperback. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, augustus 2006; ISBN 3-423-13483-6. Prijs € 9,50.
Alfred Doblin: Zwei Seelen in einer Brust — Schriften zu Leben und Werk. Herausgegeben von Erich Kleinschmidt. 800 pag., paperback. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 1993; ISBN 3-423-2445-3. Prijs € 25,05.
(De genoemde prijzen gelden alleen in Duitsland, alsmede bij Boekhandel Die Weisse Rose te Amsterdam.)
Afbeeldingen
1. Foto van Alfred Döblin.
2. Omslag van het tijdschrift Der Sturm, uitgave van augustus 1926 met de houtsnede ‘Wildpferde’ van Franz Marc.
3. dtv-omslag van Döblins meest recent verschenen boek. Op de voorzijde: ‘Rote Kokotte’ uit 1914 van Ernst Ludwig Kirchner.
4. dtv-omslag van Döblins geschriften over zijn leven en werk. De afbeelding op de voorkant is uit 1993 van Celestino Piatti.