Bij uitgeverij Astoria verscheen een heruitgave van de roman Het recht van de sterkste, het debuut van Cyriel Buysse, oorspronkelijk verschenen in 1893 met een fraai omslag van Henri van de Velde. Die uitgave heeft overigens hier een tijd in onze pronkkast gestaan, maar uiteindelijk hebben we ‘m toch laten veilen. Voor veel geld, daar niet van, maar nu hebben we er spijt van. Maar niet getreurd; het Verzameld werk van de grote Vlaming staat hier ook, de Manteau-uitgave, linnen met stofomslag. Ook een gezochte set trouwens.Graag hadden we meer van zijn vroege romans in eerste druk bezeten, maar helaas. Er zijn ons diverse exemplaren door de handen gegaan, maar ze zijn tegenwoordig onwijs zeldzaam, en als ze aangeboden worden nogal prijzig. Terecht natuurlijk.
Maar bibliofiele studeerkamermijmeringen terzijde: in de courant prees recentelijk de, zoals dat dan heet, ’toonaangevende’ columniste Sylvia Witteman de roman in kwestie van harte aan. Dat deed ons deugd, want wellicht gaat men nu hier te lande eindelijk weer eens massaal Buysse lezen. Wij menen namelijk dat Buysse samen met Couperus de grootste Nederlandstalige schrijver van rond 1900 is. Waar Couperus op zeer verfijnde, literair-psychologische wijze de upper class beschrijft, zo doet Buysse dat met de Vlaamse burgerij en de landarbeider. Een beetje zoals de Beatles en de Stones: beide rocken van jewelste, maar de Beatles zijn wat subtieler, de Stones noester.
Van deze voorkeur voor Buysse staat u misschien te kijken, daar wij in de loop der jaren wel wat over hem schreven, maar niet heel veel. Maar bedenk dat de energie van een uitgebluste huiskamerdecadent beperkt is: wij kunnen niet overál over schrijven. En wat hebben wij nog te zeggen over onze lievelingschrijvers dat niet al gezegd is? Die lievelingschrijvers zijn, naast Buysse, trouwens Josephin Péladan, Marie Corelli, Catulle Mendès, Leopold Andrian, Herman Bang, Rachilde, Émile Zola, Jean Lorrain, Octave Mirbeau, Eric Stenbock, Guy de Maupassant, Barbey d’Aurevilly, Hubert Crackanthorpe, Henri Borel, Paul Verlaine, Charles Baudelaire, Gabriele d’Annunzio, Ramón del Valle-Inclán, Henry James, Louis Couperus, Joris Karel Huysmans en Marcel Proust. Over sommige schreven we reeds (en over Couperus best veel), maar toch.
Maar vooruit, het vlees is triest en ik heb toch alle boeken gelezen. Welk literair proza zou u van Buysse nog kunnen lezen ná Het recht van de sterkste? Welnu, als dat nog één roman moet zijn, kiest u dan Het leven van Rozeke van Dalen (1905) of Tantes (1924). Maar daarna zou u mogelijk toch alles tot u willen nemen. Ook geen probleem. Een ouderwets leestipoverzichtje, te beginnen met de romans.
De roman na Het recht van de sterkste is – we houden de chronologie van het Verzameld werk aan – Sursum Corda! uit 1894. De plattelandsbevolking is hier ingeruild voor de burgerij, om precies te zijn voor enkele jeugdige burgerlieden die een literair periodiek oprichten. En dat is niet zomaar iets, neen, dat is iets onvoorstelbaar heftigs! Leest u maar:
En dan had men champagne gedronken, veel champagne. En men had heildronken uitgebracht, redevoeringen gehouden. Men was als onder de betovering van een herleving, van iets verfijnds, iets ideaals, hoog, hoog verheven boven het alledaagse van ’t gewone dorpsleven. Het was alsof de edele kenspreuk van de nieuwgeboren maatschappij, het door Gilbert voorgestelde en door hen allen met geestdrift aangenomen Sursum Corda! hun waarlijk reeds het hart verhief, hun de geest en het gevoel verfijnde, hun een waardigheid en een naijver mededeelde, waarvan de weerschijn straalde, edel en deftig, op hun bezielde gezichten. (p.156)
Daar is het jeugdig enthousiasme van Das Mag niks bij, dunkt ons. Tenzij de damesredactieleden ook in huilen zijn uitgebarsten bij de oprichting:
Zelfs de meest sceptische spotters waren eensklaps ernstig geworden, de peinzende blik starend vóór zich heen gericht; een van de dames, mevrouw Lauwerijnsen, was eensklaps begonnen te wenen, overweldigd door een behoefte tot wenen, zonder te weten waarom. (p.156)
Buysse schreef zelf over de roman dat deze geschreven is ‘réaliste, avec l’envolée vers le symbolisme mystique’. (Aan De Bom, 5-12-1893). Aanrader.
Daarna (1895) volgt in boekvorm, tezamen met enkele korte teksten, Wroeging, een lange novelle/korte roman die in 1891 in Nederland was verschenen. Het betreft hier een schrijnende liefdesaffaire, gesitueerd onder op het land verblijvende aristocratie. Geen slecht werk, dat kon Buysse niet leveren, maar ook niet heel bijzonder. Leest u het als u de andere hier besproken werken uit heeft.
Qua thematiek aan Wroeging verwant, maar een stuk beter, is zijn volgende roman Mea Culpa uit 1896. Als u Het recht van de sterkte leuk vond, zult u ook hier een genoeglijk avondje mee beleven. We vergaten namelijk nog te melden dat deze vroege romans prettig tussen de 150 en maximaal 300 bladzijden tellen. Het is wederom mooi en op een gekke manier heel aangrijpend heftig:
Tranen verduisterden zijn ogen, zijn handen knelden zich krampachtig om het hout van de bank, een toenemende benauwdheid schroefde hem de keel toe, alsof de woedende vloed vloed van zijn emoties hem wou verstikken. Toen stond hij op, volgde gejaagd, met somber gebukt hoofd, de kronkelende laan ,dwaalde doelloos, zonder te weten, waar hij heen wilde, door andere kronkelende lanen. En plots, door die schrikkelijke macht van alomtegenwoordigheid, die hij voor het lijden scheen te bezitten, bleef hij aan de plaats genageld, terwijl zijn geest door een andere foltering, door de herinnering aan Raymonde overweldigd werd. Arme Raymonde! Op dit ogenblik had ze voorzeker reeds zijn brief ontvangen! (p.556-557)
Eveneens een aanrader.
In 1897 volgt Op ’t blauwhuis, dat te vergelijken is met Wroeging, een korte roman met vergelijkbare setting en aanverwante (liefdes)thematiek. En net als die tekst kunt u deze het beste later lezen. Overigens schreef Buysse Op ’t blauwhuis, net als Wroeging, Mea Culpa en delen van Sursum Corda!, eerst in het Frans en zette ze dan over naar het Nederlands. Hij deed dat niet altijd even netjes en destijds werd hem door critici wel talige onzuiverheid verweten. Wij hebben daar geen moeite mee en denken heel snobistisch dat dit nu net een van de redenen is dat hij in bovengenoemd, schaamteloos elitair rijtje favorieten mag staan: hij is meer een Frans dan een Nederlands schrijver.
Onvermoeibaar laat Buysse, in deze jaren ongeveer net zo productief als zijn vriend Couperus, in 1898 Schoppenboer verschijnen. In oktober 1896 was Buysse getrouwd met Nelly Dyserinck en vertoefde de buitenmens opeens ook in sjieke Haagse kringen. Daardoor kreeg hij wel een grotere, kritische afstand tot zijn onderwerp. Het genoemde Schoppenboer en het daaropvolgende Een leeuw van Vlaanderen (1900) zijn daarvan het resultaat. Schoppenboer is, we citeren met instemming:
(…) een somber werk waar het romantische of liever sentimentele (…) vrijwel helemaal ontbreekt. De sexualiteit als een soort dierlijke drift wordt er zonder de relativerende en zelfs enigszins humoristische behandeling van de wiedstersscène uit Het recht van de sterkste, als iets volstrekt onontkoombaars en daardoor als zodanig niet echt afkeurenswaardig of althans als ethisch verwerpelijk voorgesteld, een visie die in die jaren in de Nederlandse en zeker in de Vlaamse literatuur zo ongewoon was, dat de tijdgenoten er meestal diep door werden geschokt.(V.W., p.xxxii)
Ook hier lijkt Buysse dus weer op Couperus.
Een leeuw van Vlaanderen verhaalt van anti-held Robert la Croix, een christen-democraat die zijn politieke ambities om de plattelandsbevolking te verheffen ziet stranden en zich terugtrekt op het platteland, inclusief smartelijke affaire:
Het was met het vlees en het bloed van zijn stervend hart dat de rampzaligen om hem heen zich voedden. En ’t was wel tevergeefs dat hij zijn lange dagen eenzaamheid om de beurt vervulde met afmattende handenarbeid, met bezoeken aan ellendigen of met studie: ondanks alles kwam de geest en het beeld van Ghislaine zich onophoudend aan hem opdringen, als een rusteloos fantoom van smart, van wroeging en verwijt. O! Ghislaine! Ghislain!
Klinkt niet bijzonder, maar dat is het wel; prachtig-somber gedaan. Andermaal een aanrader.
Dus: driewerf hoera voor Cyriel Buysse! Sursum Corda!
Mooi overzichtsartikel Sander. Groeten uit the Old South!