De jonggestorven dichters Heym en Trakl ― 2. Georg Trakl

Georg TraklVluchtgedrag
Georg Trakl (1887-1914) — die als zoon van een ijzerhandelaar niet meer dan uit de gegoede burgerij stamde — kon evenmin als zijn tijdgenoot, en in sommige opzichten zelfs zijn leermeester, Georg Heym (1) — die afkomstig was uit de zogenaamde ‘Oberschicht’ — niet uit de voeten met de aan hem door zijn afkomst opgedrongen normen en waarden, en hij is in menig opzicht juist daarop volkomen stukgelopen. Zijn protest daartegen kreeg zijn beslag in het voortijdig beëindigen van zijn schoolopleiding. Omdat hij toch wel iets moest doen aan verdere ontwikkeling, was hij gedurende ongeveer drie jaar zeer onregelmatig stagiair voor farmacie in Salzburg en tussen 1908-1910 studeerde hij dat vak in Wenen. Vanaf die tijd was hij zo gewend aan het gebruik van verdovende middelen dat hij er van lieverlee verslaafd aan was geraakt. Uiteindelijk werd hij Militärapotheker, vanaf 1912 in het garnizoenshospitaal van Innsbruck.

Directe omgeving
Georg Trakl is er niet in geslaagd veel vrienden te maken, maar diegenen, welke hij eenmaal voor zich had gewonnen, bleven hem trouw. Onder hen bevonden zich vooraanstaande namen uit de Duitstalige cultuurgeschiedenis: de literatuurcriticus Karl Kraus (1874-1936) (2) en de architect Adolf Loos (1870-1933) behoorden tot Trakls kennissenkring, en verder nam Ludwig von Ficker (1880-1967) een uiterst belangrijke plaats in. Vanaf 1912 onderhield deze niet alleen sterk persoonlijke contacten met Trakl, maar nam hij tevens diens gedichten op in zijn tijdschrift Der Brenner (3). Daarnaast zorgde hij voor het levensonderhoud van de dichter.
De extreme rusteloosheid, in combinatie met zijn mensenschuwe gedrag, toonde steedsLudwig von Ficker, vriend en uitgever van Georg Trakl weer dat Georg Trakl volstrekt niet bij machte was om een burgerlijk-ordentelijk leven te leiden: keer op keer sloeg hij voor een baan op de vlucht. Ook de invloed van zijn ouders wilde hij zoveel mogelijk mijden, en met de incestueuze liefde die hij voor zijn zuster voelde, wist hij al evenmin raad.

Het jaar 1914
In 1914 begaf Trakl zich naar Berlijn om zijn stervende zuster bij te staan. Daar leerde hij ook nog de dichteres Else Lasker-Schüler (1876-1945) kennen. Zij schreef later over hem:

Seine Augen standen ganz fern.
Er war als Knabe einmal schon im Himmel.
Darum kamen seine Worte hervor
Auf blauen und auf weißen Wolken.

Na zijn verblijf in Berlijn nam Georg Trakl dienst als Sanitätsleutnant in Galicië.
De slag bij Grodek, die hij tijdens de eerste wereldoorlog had meegemaakt, is terug te vinden in zijn gelijknamige gedicht, waarvan de tweede versie in het Dichterische Werk is opgenomen (4):

Am Abend ertönen die herbstlichen Wälder
Von tödlichen Waffen, die goldnen Ebenen
Und blauen Seen, darüber die Sonne
Düstrer hinrollt; umfängt die Nacht
Sterbende Krieger, die wilde Klage
Ihrer zerbrochenen Münder.
Doch stille sammelt im Weidengrund
Rotes Gewölk, darin ein zürnender Gott wohnt
Das vergoßne Blut sich, mondne Kühle;
Alle Straßen münden in schwarze Verwesung.
Unter goldnem Gezweig der Nacht und Sternen
Er schwankt der Schwester Schatten durch den schweigenden Hain,
Zu grüßen die Geister der Helden, die blutenden Häupter;
Und leise tönen im Rohr die dunklen Flöten des Herbstes.
O stolzere Trauer! ihr ehernen Altäre
Die heiße Flamme des Geistes nährt heute ein gewaltiger Schmerz,
Die ungebornen Enkel.

Krakau
Door die gebeurtenis raakte hij geestelijk heel erg in de war, hetgeen werd versterkt door zijn reeds bestaande labiliteit ten gevolge van zijn overmatige gebruik van alcohol en verdovende middelen. Daarop volgden enige zelfmoordpogingen en werd hij ter observatie overgebracht naar het garnizoenshospitaal van Krakau, waar hij kort nadien aanOmslag dtv-uitgave Krakau: Spaziergang durch eine Dichterstadt een overdosis cocaïne is gestorven. Onmiddellijk rees de vraag of hij hiermede bewust een einde aan zijn leven had gemaakt.
Georg Trakls “einsamer Tod” wordt iets uitvoeriger beschreven in het hoofdstuk Erster Weltkrieg und zwanziger Jahre, in het boek Krakau van Marta Kijowska, waarin zij diverse dichters in verband met deze stad de revue laat passeren. Volgens haar kan er geen twijfel over hebben bestaan dat Trakl die overdosis cocaïne al geruime tijd in zijn bezit had, om er, in het voor hem uiterste geval, gebruik van te kunnen maken. Dat hij behoorlijk van de kaart en in de war was, moge tevens blijken uit zijn voortdurende angst dat hij zou worden geëxecuteerd.

Dichtwerk
In 1913 schreef Trakl dat hij het als een “namenloses Unglück” ervaart dat de wereld in tweeën splijt. Juist dit gevoel vormt het basisthema van zijn poëzie in de tweede fase van zijn scheppende periode. De gedichten die tussen 1906 en 1910 zijn geschreven, hebben wel een ander kaliber: ze tonen veel overgevoeligheden, zijn zeer (hier en daar zelfs al te) romantisch, niet zelden tamelijk oppervlakkig en soms ook wel enigszins banaal.
Aanvankelijk kon Georg Trakl doorgaan voor een laat-impressionistische dichter, die invloeden had ondergaan van de befaamde trias poetica der Franse symbolisten: Charles Baudelaire (1821-1867), Arthur Rimbaud (1854-1891) en Paul Verlaine (1844-1896), doch later gold Trakl als lyrisch dichter van het vroege expressionisme, met een zeer eigen, echter niet gemakkelijk toegankelijke, taal- en beeldenwereld, overvol van Herenleed (Weemoed en Verlangen), gepostuleerd in zeer duistere visioenen en dito profetieën uit een sfeer van dromen vervuld van vele doemscenario’s met de onvermijdelijke ondergang; vandaar zijn diepe droefenis, zwaarmoedigheid en resignatie. Het leven onderging hij als een uiting van demonie vol kwaad en schuld, diverse vormen van lijden en het welhaast vanzelfsprekende, alom aanwezige, besef van de vergankelijkheid aller dingen, met de dood en ontbinding als ultima ratio. Van de drie Franse hoge heren heeft Verlaine gefungeerd als de meestPaul Verlaine, geschilderd door Gustave Courbet vooraanstaande inspirator voor het latere dichtwerk van Trakl, zoals Friedrich Nietzsche (1844-1900) — de verkondiger van de “Umwertung aller Werte” en tevens van de totale neergang — deze jonge dichter het meest in filosofisch opzicht heeft beïnvloed.

Bijzondere theorie
In het recentelijk verschenen Lexikon van de Wereldliteratuur van Metzler (5) komt auteur Jan Knopf, die het lemma Georg Trakl voor zijn rekening heeft genomen, met een interessante theorie:
“Es besteht Unsicherheit darüber, ob T.’s Lyrik aus letztlch unentzifferbaren poetischen Chiffren besteht, T. also einer der ausgeprägtesten rein intuitiv dichtenden Künstler war, oder ob er sehr bewußt angeordnet, seine Variationen nach strengem Strukturgesetz gebaut hat. Der Entstehungsprozeß der Gedichte läßt verfolgen, daß T. fast immer von beoachtbaren Realitätsdetails, die z.T. romantisch verklärt sind, ausgeht und sie dann im weiteren Arbeitsprozeß »verfremdet«, so lange, bis sie sozusagen sprachlos geworden sind.”
In de dtv-bundel, die voor het eerst in 1972 werd uitgegeven en sedert de zomer van 2005 in de zeventiende editie wordt gepresenteerd, zijn tevens enkele (eveneens lyrische) prozastukken opgenomen, alsmede enige dramateksten — fragmenten uit Kindheit, Blaubart en Don Juan — die hun plaats binnen een poëtisch oeuvre zeker verdienen.

Herbst

Am Abend, wenn die Glocken Frieden läuten,
Folg’ ich der Vögel wundervollen Flügen,
Die lang geschart, gleich frommen Pilgerzügen
Entschwinden in den herbstlich klaren Weiten.

Hinwandelnd durch den nachtverschloßnen Garten,
Träum’ ich nach ihren helleren Geschicken,
Und fühl der Stunden Weiser kaum mehr rücken –
So folg’ ich über Wolken ihren Fahrten.

Da macht ein Hauch mich von Verfall erzittern.
Ein Vogel klagt in den entlaubten Zweigen
Es schwankt der rote Wein an rostigen Gittern,

Indess’ wie blasser Kinder Todesreigen,
Um dunkle Brunnenränder, die verwittern
Im Wind sich fröstelnd fahle Astern neigen.
»Verfall« Sammlung 1909

Trakl op muziek
Nadat hij reeds in 1960 gedichten van Georg Trakl had gebruikt voor zijn compositie Drei Liebeslieder, für Alt und Orchester, heeft de in Zwitsersland geboren en woonachtige hoboïst/componist Heinz Holliger (*1939) — opgeleid door onder meer Pierre Boulez Heinz Holliger, Zwitsers hoboïst en componist(*1925) en Sàndor Veress (1907-1992) — ruim een halve eeuw na het overlijden van deze dichter diens slotverzen van het gedicht Siebengesang des Todes geïntegreerd aan het einde van zijn éénentwintig minuten durende compositie Siebengesang, voor hobo, orkest, zangstemmen en luidspreker, geschreven in 1966/67. Tijdens het Holland Festival van 1968 is het werk in Rotterdam voor het eerst uitgevoerd, onder leiding van Holligers “grote vriend” Francis Travis, die eveneens tekende voor de uitvoering op een grammofoonplaat in de toen nieuwe en uitermate voorbeeldige reeks AvantGarde van Deutsche Grammophon (6).
Holliger, die zelf de hobopartij in Siebengesang voor zijn rekening heeft genomen, heeft de compositie in zeven onderdelen gesplitst. Bijzonderheid van het zesde deel is het gebruik van een microfoon, die binnenin de hobo is geplaatst, waardoor de “nieuwe en zeer ongewone” klanken van het instrument worden gecreëerd en dit een betere confrontatie met de orkestpartij aan kan en daarnaast in hoge mate het klankspectrum van het orkest beïnvloedt. In het laatste, zeer kalme deel, wordt de hobopartij door zeven zangstemmen verveelvoudigd waarbij het fonetische materiaal wordt gevormd door de tekst van Georg Trakls genoemde slotverzen:

…..
Windstille der Seele

Auf schwärzichem Kahn fuhr jener schimmernde Ströme hinab,
Purpurner Sterne voll, und es sank
Friedlich das ergrünte Gezweig auf ihn,
Mohn aus silberner Wolke.

(Hyper)sensitief poëet
Trakls gevoeligheden worden niet in de laatste plaats bewezen in de gedichten die betrekking hebben op de jaargetijden en op weersomstandigheden. Zo heeft hij tal van Wintergedichten geschreven en deze, evenals zovele andere, later bewerkt. Van sommige is alleen een tweede versie bewaard gebleven, van andere kan men zowel het origineel, alsook (de) aangepaste versie(s) lezen. Soms zijn het minieme wijzigingen, soms ook zijn er hele strofen vervangen. De winter heeft Trakl bepaald niet aangezet tot vrolijke bewoordingen, maar wel tot diep in hem doorgedrongen zieleroerselen, die hun neerslag hebben gevonden in enkele unieke teksten.

Wintergang in a-Moll

Oft tauchen rote Kugeln aus GeästenOmslag dtv-uitgave Das dichterische Werk van Georg Trakl
Die langer Schneefall sanft und schwarz veschneit.
Der Priester gibt dem Toten das Geleit.
Die Nächte sind erfüllt von Maskenfesten.

Dann streichen übers Dorf zersauste Krähen;
In Büchern stehen Märchen, wunderbar.
Ans Fenster flattert eines Greises Haar.
Dämonen durch die kranke Seele gehen.

Der Brunnen friert im Hof. Im Dunkeln stürzen
Verfallne Stiegen und es weht ein Wind
Durch alte Schächte, die verschüttet sind.
Der Gaumen schmeckt des Frostes starke Würzen.

Dit laatste gedicht is een bijdrage uit de Nachlass, maar werd wel al geschreven in de periode 1909-1912. De helft van al het in de dtv-bundel opgenomen stamt uit de nalatenschap. Deze verzameling Trakl-teksten eindigt met twee aforismen, waarvan één van vier regels tot besluit, voorafgegaan door “Nur dem der das Glück verachtet, wird Erkenntnis.”
Het ‘aanhangsel’ bestaat uit tien onderdelen: commentaar, verklaring van de volgorde, de keuze van zowel de teksten, alsook het kritische ‘apparaat’ in de diverse aspecten, een tijdtafel, een korte bibliografie, een alfabetisch register van de titels en de eerste regels van de gedichten, tot besluit gevolgd door een veel korter overzicht van de overige opgenomen stukken.

*****

(1) Zie de eerste aflevering van dit tweeluik, over Georg Heym, gepubliceerd op woensdag 25 oktober.
(2) In één van de gedichten uit de bundel Siebengesang des Todes staat een vierregelige bijdrage met de titel Karl Kraus, die daarin wordt omschreven als “Weißer Hohepriester der Wahrheit” en als “Zürnender Magier”. Kraus heeft in zijn eigen tijdschrift Der Fackel — opgericht in 1899 en tot aan zijn overlijden doorgezet — aanvankelijk ook bijdragen van anderen, zoals Trakl, August Strindberg (1849-1912) en Franz Werfel (1890-1945) opgenomen, maar na verloop van tijd vulde hij het blad, dat hij ook in een minder geregelde frequentie liet verschijnen, uitsluitend met eigen bijdragen.
(3) Ludwig von Ficker had in 1910 het tweemaandelijkse tijdschrift voor kunst en cultuur Der Brenner opgericht, dat al snel in heel Duitsland bekendheid kreeg als een (open) forum voor taal- en cultuurkritiek. Het blad was tot in het begin van de jaren twintig een spreekbuis van het expressionisme, daarna lag het zwaartepunt op taalfilosofische en theologische essays, alsmede op lyriek.
(4) Het gedicht verscheen in het seizoen 1914/1915 in Der Brenner.
(5) Dit driedelige, relatief omvangrijke literatuurlexicon zal binnenkort in deze webkrant nader worden voorgesteld.
(6) Deze cultuurhistorisch zeer belangrijke reeks — waarin elk jaar diverse nieuwe en soms revolutionaire composities werden gepresenteerd op zes LP’s, die zowel los verkrijgbaar waren, alsook bij voorintekening, en dan voor de lage somma van zestig gulden, inclusief een schuifcassette — werd na vier seizoenen “wegens te hoge kosten” door de hoofddirectie van Deutsche Grammophon om zeep geholpen. Een enorme slag voor de eigentijdse muziek en haar meesters: zowel grootschalige projecten, elektronische muziek en solowerken van internationaal hoog geprezen componisten, alsook van tot op dat moment onbekende namen, die echter iets boden wat veelbelovend zou kunnen zijn, werden hierin voorgesteld. Volledigheidshalve moet worden toegevoegd dat ook andere platenfirma’s hun series met eigentijdse muziek heel erg hebben beknot of eveneens een al dan niet zachte dood hebben laten ondergaan.
Voor eventuele geïnteresseerden: het nummer van de LP in kwestie, met aan de keerzijde Spiral (1968) ‘für einen Solisten’ van Karlheinz Stockhausen (*1928) — eveneens met Heinz Holliger als hoboïst, ondersteund door een kortegolfontvanger, alsmede de componist als klankregisseur — is DG (AvantGarde) 2561 109.

*****

Georg Trakl: Das dichterische Werk ― Auf Grund der historisch-kritischen Ausgabe von Walther Killy und Hans Szklenar. Mit einem Anhang von Friedrich Kur. 336 pag., paperback, Deutscher Taschenbuch Verlag, München juni 2005 (17de druk); ISBN 3-423-12496. Prijs € 10,―.
Marta Kijowska: Krakau — Spaziergang durch eine Dichterstadt. 238 pag., grote paperback, Originalausgabe. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 2006 (2de druk); ISBN 3-423-24483-6. Prijs € 15,—.
(De genoemde prijzen gelden in Duitsland en bij Boekhandel Die Weisse Rose in Amsterdam.)

*****

Afbeeldingen
1. Georg Trakl.
2. Ludwig von Ficker, vriend en uitgever van Georg Trakl.
3. Omslag dtv-uitgave Krakau: Spaziergang durch eine Dichterstadt.
4. Paul Verlaine, geschilderd door Gustave Courbet.
5. Heinz Holliger, Zwitsers hoboïst en componist.
6. Omslag dtv-uitgave Das dichterische Werk van Georg Trakl.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *