Franz Liszt
Van de internationaal hoog in aanzien staande componist en pianist Franz Liszt (1811-1886) is bekend dat hij zich graag in klare taal te verstaan gaf — tot in het virtuoze toe. In Weimar was het een publiek geheim dat hij enigszins op gespannen voet was geraakt met Franz von Dingelstedt (1814-1881): die algemeen intendant van de Hofbühne was, een man die zich nadrukkelijk inzette voor het drama en daarmee Liszt en de discipline opera naar de achtergrond schoof.
“Ich brachte ihn her, und er brachte micht fort”, becommentarieerde Liszt die opstelling, daarmee doelend op de omstandigheid dat juist hij het was geweest die Dingelstedt voor de betreffende functie warm had aanbevolen bij de groothertog.
En tijdens het scheren merkte de wijze man eens op:
“Man wird bisweilen wohl verbittert, aber man soll trotzdem nicht versauern.”
Toen hij al aardig op hoge leeftijd was geraakt, werd de kunstenaar geplaagd door vele lichamelijke ongemakken, waarvan de artsen meenden dat het consumeren van cognac en het roken van sigaren daaraan mede debet waren. Ondanks zijn verslechterende toestand componeerde de meester nog een Angelus dat hij voorzag van de verklaring “Ich schreibe Noten in Nöten.”
Muziekkritiek divers
Toen Wagners opera Tristan und Isolde volgens de annalen op 14 juni 1874 voor de eerste keer in de Hofbühe in Weimar zou worden opgevoerd, had het orkest niet de beschikking over de toen in symfonische ensembles nog niet zo dikwijls voorkomende, maar door Wagner in die opera voorgeschreven, basklarinet. Daarom werd een basklarinettist uit Leipzig gecontracteerd, die echter op het laatste moment afzegde, waardoor het muziekdrama — waarin zich al heel wat leed voltrekt — zonder de klanken van het ietwat zeldzame houten blaasinstrument in de begeleiding werd gerealiseerd.
De criticus van de krant hield er echter aan vast dat hij de basklarinet had gehoord en hij wees de lezers in zijn recensie op het belang van dat instrument. Door het ontbreken van de juiste kennis op het juiste moment werden lezers en anderen, die het ter ore was gekomen, er nog eens weer mee geconfronteerd dat het — ook voor een criticus — noodzakelijk is om pas met voldoende kennis van zaken je vak uit te oefenen.
Een grappenmaker goot het als volgt in woorden:
O wunderschöne Baßklarinette!
Ja, wenn sie nur geblasen hätte!
Doch als du hörtest ihren Ton,
da blies sie an der Pleiße schon.
Wir preisen deshalb umso mehr
Dein musikalisches Gehör.
Max Reger
De uit de Oberpfalz afkomstige componist Max Reger (1873-1916) stond ervoor bekend dat hij zich af en toe in nogal pittige, Beierse bewoordingen ad rem kon uiten. Met de stad Weimar had hij een bijzondere band. Eén van zijn privé leerlingen aldaar was in het bezit gekomen van zijn pianokruk en beschermde deze tot het moment dat ze zelf de laatste adem uitblies als ware het een levende relikwie. Verder werd Reger eerst in die stad begraven.
Maar Weimar speelde ook eens een geheel andere rol in een gebeurtenis, al beperkte deze zich tot het treinstation.
De musicus bevond zich in de trein van Leipzig naar Erfurt. In Weimar plofte in het pluche van de coupé een dame, die er nog net in was geslaagd de trein te halen. Nadat ze eerst eens op adem was gekomen, herkende ze de muziekmeester en begon hem onmiddellijk de oren vol te kakelen met de ellende die zij onderging.
“Es ist schrecklich. Ich bin Sängerin und habe so viel zu tun, dass ich nicht aus noch ein weiß. Mit einem Bein stehe ich quasi in Weimar und mit dem anderen in Erfurt auf der Bühne.”
Reger reageerde daarop met de min of meer gemompelde woorden:
“Schade dass ich nicht Stationsvorsteher in Vieselbach [1] bin.”
Niks mis met de piano
De beeldhouwer Richard Engelmann (1868-1966), die ooit een borstbeeld van Max Reger heeft vervaardigd, vertelde dat men wel eens kippenvel kreeg als je je in damesgezelschap bevond en Max Reger opdook.
De beeldend kunstenaar en zijn vrouw, die beiden grote muziekliefhebbers waren, hadden een nieuwe Ibach-vleugel gekocht in plaats van een veel duurdere Bechstein. Helaas was mevrouw Engelmann niet zo tevreden over hun aankoop. En daarom vroeg ze aan Reger, toen deze weer eens voor een middagmaal bij hen te gast was, of hij haar zijn mening over de vleugel wilde geven.
“Gern”, zei Reger nadat de maaltijd was beëindigd, “haben’s a Noten?” Daarop werd hem Beethovens Mondscheinsonate aangereikt. De componist begon met het langzame deel daaruit. Na een paar maten keerde hij zich naar de eigenaren van de vleugel om en zei: “Dem Klavier fehlt nix.”
Hans von Bülow
De pianist en vooral dirigent Hans von Bülow (1830-1894), die de schoonzoon van Franz Liszt was, voordat diens dochter Cosima haar eerste man inruilde voor Richard Wagner (1813-1883), was berucht voor zijn scherpe tong. Dikwijls bevond hij zich in Ilmstadt. Richard Strauss (1864-1949) vertelde eens van een ietwat pijnlijke gebeurtenis aan het eind van een treinreis die ze samen ondernamen naar Weimar in verband met een kamermuziekavond aldaar. Geïrriteerd als de man was, snauwde Bülow bij aankomst te Weimar — tegen de hem op het perron van Station Weimar opwachtende kapelmeester Carl Müller-Hartung (1834-1908) — er weer lustig op los:
“Dieses verfluchte Nest Weimar, wo nie eine Sinfonie von Brahms gespielt wird.” Dat kwam hem echter op een lichte reprimande van Müller-Hartung te staan. “Doch, Herr Doktor, ich habe alle Brahms-Sinfonien hier gemacht.” Bülow bleef verbeten: “Aber wie!”
Absoluut gehoor
Een moeder besloot eens dat haar zoon les moest krijgen van Karl Fischer, die de jongen direct bestookte met de mededeling: “Die Hauptsache ist das absolute Gehör. Haste welches?”
De jongen hoorde dat begrip voor het eerst en onder de indruk van het gebeuren reageerde hij bevestigend. Elders in het gebouw met meer muziekonderricht blies iemand op een klarinet één toon.
“Was warn das für e Ton?” wilde Fischer weten.
Zonder nadenken antwoordde de leerling: “A.”
“So, also A. Jetzt geh ich hin und frage. Gnade dir Gott, wenn’s nicht stimmt.”
__________
[* ] Vieselbach ligt tussen Weimar en Erfurt.
_____________
Afbeeldingen
1. Franz Liszt.
2. Max Reger.
3. Hans von Bülow.