Erich Mühsam — socialist, idealist, satiricus, dichter en bohémien

Erich MühsamBesef van betrekkelijkheid
Op maandag 3 oktober 1910 heeft Erich Mühsam in zijn dagboek een aantal zeer gedenkwaardige overwegingen genoteerd aangaande de betrekkelijkheid van zijn aantekeningen, en de eventuele waarde ervan na ongeveer een eeuw. Hij besefte dat veel van wat hij aan het papier toevertrouwde, tijdens zijn levensdagen waarschijnlijk niet zou worden gepubliceerd als gevolg van onder meer de heersende moraal. En hij was zich er terdege van bewust dat de eventuele waarde ervan heel tijdgebonden kon zijn, dan wel slechts van belang voor degene, die het dagelijkse gebeuren van zijn leven in notities wilde vasthouden.

Mühsam schrijft: “Sollen diese Tagesaufzeichnungen für mich selbst als Erinnerungsstützen Wert haben, so müssen sie ehrlich sein, die notierten Ereignisse niemals fälschen und für mein gegenwärtiges Erleben wichtige Vorgänge nicht verschweigen. Die Rücksicht darauf, daß die Notizen einmal publiziert werden könnten, darf nichts entscheiden. Steht schon manches in diesem Heft, was die Veröffentlichtung in den nächsten Jahrzehnten sowieso ausschließt, so werde ich mich auch nicht abschrecken lassen, Sachen einzutragen, die die Drucklegung zu meinen Lebzeiten — und vielleicht noch lange drüber hinaus — überhaupt verbieten. Ob sich in 80 oder 100 Jahren jemand findet, der meine Tagebücher der öffentlichen Mitteilung für wert halten und herausgeben wird, kann ich nicht wissen. Niemand der aus dem Tagesgeschehen und -erleben heraus Notizen schreibt, kann deren Kulturdauer ermessen. Über den Wert von Tagebüchern entscheidet nicht das Talent des Verfassers — denn die Zusammenhanglosigkeit der Bemerkungen hindert doch die Entstehung eines literarischen Meisterwerks —, sondern der Rhytmus der allgemeinen und persönlichen Ereignisse, die registriert werden. Also, ich will ehrlich sein, so weit ich es vor mir selbst nur kann, und ich will auch nicht vor einer Entblößung meiner Geschlechtlichkeit haltmachen. — Mit dem Stubenmädel hier habe ich seit gestern ein richtiges Verhältnis. [ . . . ]
Wat er dan volgt, biedt voldoende reden voor ons om verder discreet te zijn.

Avondgedachten in dito gedichten

Ein trüber Abend verwischt den Tag,
und all meine zitternden Sehnsüchte gleiten
hinab in die Nacht.
Mir liegt’s auf der Seele wie Schmach. —
War’s nacht als hätt’s meiner Bitterkeiten
hinter den Nebeln höhnisch gelacht? —
Das Lachen hat mich schwer getroffen. —
O Wahn, auf den kommenden Tag zu hoffen!

Uit: Die Wüste. Berlin 1904.

*****
Jeden Abend werfe ich
eine Zukunft hinter mich,
die sich niemals mehr erhebt.
Denn sie hat im Geist gelebt.
Neue Bilder werden, wachsen;
Welten drehn um neue Achsen,
werden, sterben, lieben, schaffen.
Die Vergangenheiten klaffen.
Tobend wirbelnd stürzt die Zeit
in die Gruft. — Das Leben schreit!

Uit: Der Krater. Berlin 1909.

*****

Jonge jaren
Erich Mühsam kwam op 6 april 1878 in Berlijn ter wereld als zoon van een apotheker. Op de eerste dag van het volgende jaar verhuisde het gezin naar Lübeck. Als elfjarige werd hij leerling van het humanistische gymnasium Katharineum, waar hij als zeventienjarige moest vertrekken als gevolg van clandestiene socialistische activiteiten. Zijn eindexamen heeft hij derhalve aan een ander gymnasium moeten doen, te Parchim in Mecklenburg. Nog in hetzelfde jaar heeft hij, weliswaar anoniem, in diverse dagbladen van Lübeck, artikelen gepubliceerd over plaatselijke gebeurtenissen. In 1897 is hij zijn studie voor apotheker begonnen. En een jaar daarna heeft hij zijn eerste publicatie buiten Lübeck gerealiseerd.
In 1900 heeft hij het examen voor apothekersassistent met goed gevolg afgelegd en is hij als zodanig gaan werken. Nog in hetzelfde jaar is hij verhuisd naar Berlijn, waar hij zich aansloot bij de dichterskring Die neue Gemeinschaft van de beide geboeders Heinrich (1855-1906) en Julius Hart (1859-1930. Hier heeft Mühsam ook vriendschappelijke betrekkingen aangeknoopt met Gustav Landauer (1).

Politieke satires
In 1901 kwam Erich Mühsam in contact met enkele Berlijnse bohémiens. Vanaf dat moment is hij begonnen met het publiceren van politiek-satirische gedichten in een reeks van tijdschriften, te beginnen met Der wahre Jakob (1901-1906), gevolgd door Der arme Teufel en Der liebe Augustin. Ook in Simplicissimus en in Die Canaille, Das Blaubuch, in Jugend, en in Der Komet zijn bijdragen van zijn hand verschenen.
In 1902 is Mühsam naar Friedrichshagen verhuisd, waar hij al even snel aansluiting bij een dichterskring vond, en werd hij redacteur van Der arme Teufel. Daar begon ook zijn niet meer te stuiten politieke publiciteitsgolf, die bijna tot het einde van zijnAlexander Roda Roda, zoals F. Weisgerber hem zag leven zou aanhouden. Vanaf 1903 werd hij, als gevolg van zijn bijdragen in Der arme Teufel, regelmatig onder toezicht van de politie gesteld.
Tussen 1904 en 1908 heeft hij toegegeven aan de reiskoorts, die hem had gegrepen, en samen met Johannes Nohl (1882-1963) maakte hij uitgebreide reizen naar Zwitserland, Italië, Frankrijk en Wenen. Daar kwam Mühsam ook in aanraking met Roda Roda (2),  Peter Altenberg (3) en Karl Kraus (4). In diezelfde periode heeft hij betrekkingen aangeknoopt met anarchistische kringen in diverse Europese landen, en daarmee is hij ook steeds in levendig contact gebleven. Veelvuldig signaleerde Erich Mühsam misstanden, zoals uitbuiting door de rijken, welke hij vehement wenste te bestrijden, en waarvan hij in zijn Rebellenlied (5) onder meer vaststelt:

Es rasseln zwanzig Fürstenkronen.
Die erste Arbeit ist geschafft.
. . . . .
Jetzt gilt’s die Freiheit aufzustellen. —
Die rote Fahne hoch, Rebellen!

Prinzip Hoffnung

Zijn positieve instelling ten opzichte van het leven heeft hij desondanks niet verloren en dat komt heel fraai tot uiting in zijn staccato-gedicht van vijf maal vier kwatrijnen, dat echter geen titel draagt.

Von meiner Hoffnung laß ich nicht,
Ich liesse denn mein Leben,
Daß einmal noch das Weltgericht
Ein Lächeln muß umschweben.

Und kann es nicht durch Gott geschehn,
Daß sich die Menschheit liebe.
So muß es mit dem Teufel gehn,
dem sich die Welt verschriebe.

Der Teufel hol’ Gesetz und Zwang
Samt allen toten Lettern!
Er leih’ dem Geiste Mut und Drang,
Die Tafeln zu verschmettern!

Am Anfang trennt Gottes Rat
Die Guten von den Bösen.
Am Ende steht die Menschentat,
Den Gottesbann zu lösen.

Stumm starrt die Weltengeist und friert,
Wo wild Begriffe toben.
Wenn einst das Wort die Tat gebiert,
Wird er uns lächelnd loben

Uit: Wüste — Krater — Wolken. Berlin 1914.

Erich Mühsam met wandelstok, hoed, sigaar en weelderige haardosAls Erich Mühsam niet in het raderwerk van het nationaal-socialistische beulsgebeuren was platgewalst, zou hij er misschien nog mede voor hebben kunnen zorgen dat ook de resterende koningskronen van Europa hun laatste rustplaats inmiddels wel zouden hebben gevonden in vitrines van musea — de enige aanvaardbare plek voor dergelijke al te pijnlijke anachronismen.
Het nazi-tuig heeft Erich Mühsam gearresteerd in de nacht van de Rijksdag-brand, en gedurende de daarop volgende zeventien maanden — eerst in de gevangenis aan de Lehrter Strasse in Berlijn, vervolgens in diverse andere gevangenissen en kampen, en uiteindelijk in het concentratiekamp Oranienburg — flink gefolterd, onder meer door hem de baardharen één voor één uit te rukken. In de nacht van 9 op 10 juli 1934 is hij aldaar door leden van Hitlers SS vermoord. Direct daarop werd het valse bericht verspreid dat hij zich van het leven zou hebben beroofd. Op 16 juli 1934 zijn de stoffelijke resten van Erich Mühsam bijgezet op het Waldfriedhof Dahlem in Berlijn.
Ter ere van deze moedige burger, literator, anarchistische pacifist en vechter voor de vrijheid van allen:

Mensch sein

Trotz allem Mensch sein. Mensch bei allem bleiben
Und seinen Menschen nicht verkümmern lassen,
wenn selbst die Sterne schon verblassen,
geängstigt von dem Spuk, den Menschen treiben.

Mensch sein heißt, nicht in Duldsamkeit verweiben.
Mensch sein erlaubt, befiehlt, den Feind zu hassen.
Mensch sein heißt Unrecht bei der Gurgel fassen
und es mit jeden Keim zu Staub zerreiben.

Trotz allem Mensch sein, wär’s auch mit dem Messer!
Doch dem, der Menschen tötet, sei verkündigt:
Vergossnes Blut fließt durch Gewissenssiebe.

War vor der Bluttat deine Seele besser,
so hast du dich am Menschentum versündigt.
Rein bleibt der Mensch, der Blut vergießt aus Liebe.

Uit: Sammlung 1898-1928. Berlin 1928

Dagboeken
Met behulp van de dagboeken, die Erich Mühsam vanaf 22 augustus 1910 tot 24 december 1924 heeft bijgehouden, lukte het de schrijver voor het eerst enige structuur in zijn leven aan te brengen door min of meer dagelijks op papier rekenschap af te leggen, in eerste instantie tegenover zichzelf. Dat zal de bohémien, die er, oneerbiedig gezegd, maar wat op los had geleefd — en zich had laten overrompelen door het toeval, en hij een Schlagabtausch had geleverd met al datgene waarmee het leven hem heel direct had verrast — niet altijd even gemakkelijk afgegaan zijn.
Reeds als gymnasiast had hij, dertien jaar oud, in een klein notitieboekje — dat tamelijk versleten in zijn nalatenschap is teruggevonden — een verslag gemaakt van een reis naar en een verblijf op het eiland Sylt. Alles wat hem de moeite van het vermelden waard leek, heeft hij opgetekend: van de treinstations tot en met de wandelingen aan het strand, de copieuzeOmslag van de dtv-uitgave met de Tagebücher 1910-1924 maaltijden en de uiteenzettingen met zijn broer.
Negentien jaar later was er een tweede aanzet, toen hij in voorarrest zat als gevolg van een aanklacht wegens het lidmaatschap van een geheim genootschap: één of andere halve gare in München, die een ongevaarlijk explosief had laten ontploffen, had zich bij zijn verhoor op de agitator Mühsam en zijn groepering ‘Tat’ beroepen. Mühsam betoonde zich tevreden dat de staatsmacht — die hij als bron van alle Kwaad beschouwde, en die hij jarenlang had getergd en geprovoceerd met steeds nieuwe aanvallen in woord en geschrift —, na hem al die tijd te hebben genegeerd, zich nu eindelijk eens voor hem interesseerde.
Hoewel hij graag nieuwe ervaringen opdeed — en dat gebeurde tijdens zijn uitgebreide reizen in de buurlanden en nog verder weg —, kon hij de tegenstelling tussen zijn leven als bohémien aan de éne kant en zijn anarchistische zendingsdrang anderzijds, niet langer onder één noemer brengen. De discipline die het bijhouden van zo’n dagboek vergt, had er in principe voor kunnen zorgen dat hij wat meer gericht zou handelen. Doch ook in dat opzicht liet hij zich niet leiden door stringente ‘voorschriften’, iets dat hem — geheel passend in zijn persoonlijkheidsstructuur — weer het nodige genoegen bereidde. Niet alleen wilde hij zich uit het keurslijf van de burgerlijke conventies losmaken, maar kon hij, door dat te realiseren, aan zichzelf — en hopelijk ook aan anderen — laten zien dat de ware maatschappelijke rede nimmer ontstaat uit de heersende moraal, maar uit innerlijke menselijke waarden. Pathetisch uitgedrukt: anarchisme vanuit het hart.

*****

(1) Gustav Landauer (1870-1919) was één van de leidende figuren in het Duitse anarchisme: hij was niet alleen theoreticus, maar ook activist. In de literaire scene van die dagen kreeg hij bekendheid als Shakespeare-vertaler, en door de vertaling van Oscar Wilde’s The Pcture of Dorian Gray, die hij samen met zijn vrouw Hedwig Lachmann had gerealiseerd. In april 1891 werd hij lid van de Freie Volksbühne, en sprak hij zijn waardering uit voor de Friedrichshagener Dichterkreis, waar hij in contact kwam met Erich Mühsam. Landauer werd, als gevolg van zijn deelname aan de Novemberrevolutie van 1918, op 1 mei 1919 gearresteerd en een dag later in de Münchense gevangenis Stadelheim vermoord.

(2) Alexander Roda Roda is de schuilnaam van een Oostenrijkse schrijver en publicist, die als Sandór Friedrich Rosenfeld (1872-1945) werd geboren. De familie heeft echter de naam Roda (Servokroatisch voor Oooievaar) aangenomen, om met de Joodse naam Rosenfeld geen aanstoot te geven. Na de machtsovername door Hitler reisde Roda Roda eerst naar het Oostenrijkse Graz, van waaruit hij net voor het opgaan van dit land in het Groot-Duitse Rijk, naar Zwitserland kon ontkomen.

(3) Peter Altenberg (1859-1919) droeg de burgerlijke naam Richard Engländer. Hij was de zoon van een Joodse koopman, en leefde in Wenen als schrijver. Deze druk meisjes minnende man was in de hoofdstad van de Donaumonarchie een zeer bekende figuur die het middelpunt is geworden van tal van legenden.

(4) Karl Kraus (1874-1936) was één van de meest vooraanstaande literaire figuren in het Oostenrijk van het begin van de twintigste eeuw. Zijn veelzijdigheid bleef niet onopgemerkt en dat zorgde niet alleen voor steunbetuigingen. Zijn scherpste uitvallen waren gericht tegen verraderlijke hetzes van het Journaille. Veel daarvan werd gepubliceerd in zijn eigen, al snel beroemde, en nog beruchtere, tijdschrift Die Fackel, gesticht in 1899.

(5) Het Rebellenlied is onderdeel van de bundel Brennende Erde — Verse eines Kämpfers. München, 1920.

*****

Omslag Reclam-bandje met gedichten en opstellenErich Mühsam: Trotz allem Mensch sein — Gedichte und Aufsätze. Herausgegeben von Jürgen Schiewe und Hanne Maußner; 192 pag., kleine paperback in de reeks Universal Bibliothek [8238] van Philipp Reclam jun., Stuttgart; ISBN 3-15-008238-6. Prijs € 4,80.

Erich Mühsam: Tagebücher 1910-1924. Herausgegeben und mit einem Nachwort von Chris Hirte. 416 bladzijden, paperbackeditie; Originalausgabe, Deutscher Taschenbuch Verlag, München, 2004 (derde druk); ISBN 3-423-13219. Prijs €10,—.

(De genoemde prijzen gelden alleen in heel de BRD en in Amsterdam, maar dan uitsluitend bij Boekhandel Die Weisse Rose.)

*****

Afbeeldingen
1. Erich Mühsam. Het copyright van deze foto berust bij de Ernst-Mühsam-Gesellschaft e.V., Lübeck, die ons graag haar toestemming voor het gebruik heeft gegeven.
2. Alexander Roda Roda, zoals F. Weisgerber hem zag. Achterzijde van een rororo-editie met Roda Roda’s Geschichten in de elfde paperback-uitgave (1968).
3. Erich Mühsam met wandelstok, hoed, sigaar en weelderige haardos. Het copyright van deze foto berust bij de Ernst-Mühsam-Gesellschaft e.V., Lübeck, die ons gaag haar toestemming heeft gegeven voor het gebruik.
4. Omslag van de dtv-uitgave met de Tagebücher 1910-1924.
5. Omslag Reclam-bandje met gedichten en opstellen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *