Opleiding en loopbaan
Dat de naam van de Franstalige, Canades dichter William Chapman ietwat on-Canadees en in het geheel niet Frans aandoet, is echter niet meer zo verbazingwekkend als men eenmaal zijn achtergronden een beetje kent. Hij werd in 1850 geboren te Saint-François de Beauceville in Quebec, uit een Engelstalige vader en een Franstalige moeder, en hij werd George William gedoopt. Hij volgde een handelsopleiding aan het Collège de Lévis, voordat hij zich liet inschrijven als student rechten aan de Université Laval, een instituut dat we in het kader van de Franstalige, Canadese dichters al eerder zijn tegengekomen, en dat in de loop van deze reeks zeker nog weer op ons figuurlijke pad zal verschijnen. Die studie heeft hij echter nooit afgemaakt, maar hij heeft gekozen voor de journalistiek, eerst werkte hij voor de krant La Patrie (1883-1884) en daarna, tot 1889 voor La Minerve.
Daarna heeft hij diverse baantjes gehad, en vervolgens trad hij als ambtenaar in dienst van het ministerie van de Procureur Generaal, waar hij zeven jaar zou blijven werken. Dat werk heeft hij ingeruild voor de functie van verzekeringsagent in de oostelijke provincies, alvorens zich in 1898 te Ottawa te vestigen, waar hij een boekhandel begon.
Vanaf 1902 heeft hij een post aanvaard als vertaler bij de Canadese Senaat en heeft hij zijn boekhandelswerk opgegeven. Tweemaal heeft hij een bezoek aan Frankrijk gebracht waar zijn gedichten enig succes hadden.
*****
Notre langue
Notre langue naquit aux lèvres des Gaulois.
Ses mots sont caressants, ses règles sont sévères,
Et, faite pour chanter les gloires d’autrefois,
Elle a puisé son souffle aux refrains des trouvères.
Elle a le charme exquis du timbre des Latins,
Le séduisant brio du parler des Hellènes
Le chaud rayonnement des émaux florentins,
Le diaphane et frais poli des porcelaines.
Elle a les sons moelleux du luth éolien,
Le doux babil du vent dans les blés et les seigles,
La clarté de l’azur, l’éclair olympien,
Les soupirs du ramier, l’envergure des aigles.
Elle chante partout pour louer Jéhova,
Et, dissipant la nuit où l’erreur se dérobe,
Elle est la messagère immortelle qui va
Porter de la lumière aux limites du globe.
La première, elle dit le nom de l’Eternel
Sous les bois canadiens noyés dans le mystère.
La première, elle fit monter vers notre ciel
Les hymnes de l’amour, l’élan de la prière.
La première, elle fit tout à coup frissonner
Du grand Meschacébé la forêt infinie,
Et l’arbre du rivage a paru s’incliner
En entendant vibrer cette langue bénie.
Langue de feu, qui luit comme un divin flambeau,
Elle éclaire les arts et guide la science ;
Elle jette, en servant le vrai, le bien, le beau,
A l’horizon du siècle une lueur immense.
Un jour, d’âpres marins, vénérés parmi nous,
L’apportèrent du sol des menhirs et des landes,
Et nos mères nous ont bercés sur leurs genoux
Aux vieux refrains dolents des ballades normandes.
Nous avons conservé l’idiome légué
Par ces héros quittant pour nos bois leurs falaises,
Et, bien que par moments on le crût subjugué,
Il est encor vainqueur sous les couleurs anglaises.
Et nul n’osera plus désormais opprimer
Ce langage aujourd’hui si ferme et si vivace…
Et les persécuteurs n’ont pu le supprimer,
Parce qu’il doit durer autant que notre race.
Essayer d’arrêter son élan, c’est vouloir
Empêcher les bourgeons et les roses d’éclore ;
Tenter d’anéantir son charme et son pouvoir,
C’est rêver d’abolir les rayons de l’aurore.
Brille donc à jamais sous le regard de Dieu,
O langue des anciens ! Combats et civilise,
Et sois toujours pour nous la colonne de feu
Qui guidait les Hébreux vers la Terre promise!
Uit: Les Apparitions [1904]
*****
Poëtisch oeuvre
In 1876 heeft Chapman zijn bundel Les Québecquoises gepubliceerd, die daarmee één van de eerste Frans-Canadese verzamelingen poëzie werd. Reeds daarin zijn de drie hoofdthema’s terug te vinden, die in zijn latere verzameling uit 1890, Feuilles d’érables, zo’n belangrijke rol zouden spelen: patriottisme, religie en een sterk natuurgevoel. Die laatste bundel is dan ook één der meest belangrijke verzamelingen van Franstalige poëzie in het Canada aan het einde van de negentiende eeuw geworden.
Naast al die voor de ontwikkeling van de poëzie in eigen land zo belangrijke stukken heeft William Chapman ook tal van gelegenheidsgedichten geschreven. Zijn belangrijkste bundels zijn aan het begin van de twintigste eeuw in Frankrijk gepubliceerd. Daarin vinden we beschrijvingen van een schilderachtig Noord-Canada, bevolkt door reizigers en trekkers, houthakkers en pelsjagers.
Een ware Franse Canadees
In zijn gedichten toont Chapman zich als een romantische estheticus. Van die richting is hij dan ook één der meest getrouwe representanten, zij aan zij met Louis Fréchette (1839-1908), die ook nog een plaatsje in deze reeks krijgt. Enerzijds was Fréchette bevriend met Chapman, anderzijds was hij zijn tegenpool en tegenstander. Het succes dat Louis Fréchette ten deel viel, fascineerde William Chapman, maar tegelijkertijd voelde hij zich daardoor gekleineerd. En in diverse artikelen heeft hij zich ook zeer denigrerend over zijn confrater uitgelaten, onder meer door hem van plagiaat te beschuldigen. Verder ging hij vooral tekeer tegen de liberalen. Tevens meende hij de beste dichter van geheel Amerika te zijn.
Na het verschijnen van zijn bundel Les Aspirations — poésies canadiennes in 1904 werd hij zeer geprezen, en eveneens is hij door de Académie Française bekroond, maar hij wilde meer: òf een onderscheiding als Chevalier de la Légion d’Honneur dan wel de Nobelprijs. In Frankrijk bleef hij enige tijd aardige successen boeken, maar in zijn eigen land werd hij voornamelijk geteisterd door negatieve kritiek. In 1912 heeft hij zijn laatste bundel, Fleurs du givre, eveneens in Frankrijk uitgegeven en daarvoor ruimschoots waardering ondervonden. Om zijn verlangen naar de Nobelprijs kracht bij te zetten, heeft hij nog een boek gepubliceerd, getiteld: Épopée canadienne. As gevolg van het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog heeft hij een verzamelbundel waar hij aan werkte, niet meer kunnen voltooien. William Chapman is in 1917 overleden, in een isolement van ziekte en totale verslagenheid.
*****
Le laboureur
Derrière deux grands boeufs ou deux lourds percherons,
L’homme marche courbé dans le pré solitaire,
Ses poignets musculeux rivés aux mancherons
De la charrue ouvrant le ventre de la terre.
Au pied d’un coteau vert noyé dans les rayons,
Les yeux toujours fixés sur la glèbe si chère,
Grisé du lourd parfum qu’exhale la jachère,
Avec calme et lenteur il trace ses sillons.
Et, rêveur, quelquefois il ébauche un sourire :
Son oreille déjà croit entendre bruire
Une mer d’épis d’or sous un soleil de feu ;
Il s’imagine voir le blé gonfler sa grange ;
Il songe que ses pas sont comptés par un ange,
Et que le laboureur collabore avec Dieu.
Uit: Les Aspirations [1904]
*****
Afbeeldingen
1. William Chapman in 1889. Deze foto is afkomstig uit het periodiek Le Monde illustré van 21 september 1889, waarin een twee pagina’s lang artikel over de dichter is gepubliceerd.
2. Louis Fréchette, collega-dichter: vriend en tegenhanger van William Chapman.
3. William Chapman in 1910.