Een harde schedel als concerthuis — Leven en werken van Jean Sibelius

Zondag 5 juli zal in het NPS-programma Podium, vanaf 12:00 uur, een documentaire worden uitgezonden over de Finse componist Jean Sibelius (1865-1957), en diens Derde Symfonie, opus 52, die de meester zelf tijdens de première in 1907 heeft gedirigeerd. Op donderdag 9 juli wordt ’s avonds laat, in nog een aflevering van Podium een uitvoering van deze symfonie uitgezonden.

Credo
“De onjuiste mening heerst dat mijn thema’s dikwijls volksmelodieën zijn. Maar tot nu toe heb ik nooit een thema verwerkt dat niet mijn eigen vinding was,” heeft Jean Sibelius eens verklaard. En al even sterk heeft  hij zich verzet tegen het verwijt dat hij de traditie van Liszts programmamuziek voortzette. “Sedert Beethovens tijd zijn alle zogenaamde symfonieën, met uitzondering van die van Brahms, symfonische gedichten. In vele gevallen hebben de componisten ons een programma gegeven of op zijn minst hebben ze aangeduid wat ze zich hebben voorgesteld, in andere gevallen blijkt duidelijk wat ze van plan zijn geweest uit te beelden of te schetsen, of dat nu om een landschap dan wel om een reeks van impressies ging. Dat is niet mijn ideaal van een symfonie. Mijn symfonieën zijn muziek, bedacht en uitgewerkt als muziek, zonder literaire basis.”
Met dat werkcredo gaf  Jean Sibelius onomwonden te kennen dat hij over zijn eigen muziek geheel andere gedachten koesterde dan menig exegeet. Daarnaast liet hij weten: “Ik ben geen literaire musicus. Voor mij begint de muziek daar waar het woord ophoudt. Een symfonie moet in de eerste en laatste instantie muziek zijn. Natuurlijk komt het voor dat een beeld onwillekeurig is blijven hangen bij een muziekstuk dat ik heb geschreven, maar mijn symfonieën zijn tijdens hun ontstaan altijd puur muzikaal geweest.”

Jonge jaren
Johan Julius Christian Sibelius, zoals zijn volledige naam luidt, werd op 8 december 1865 te Mämeenlinna in Finland geboren. Al heel jong kreeg hij muzieklessen, en later, tijdens zijn studie rechtsgeleerdheid te Helsinki, nam hij viool- en theorieles bij Martin Wegelius (1846-1906). Niet lang daarna wijdde hij zich alleen nog aan de muziek. In Berlijn vervolgde hij zijn studie bij de in die tijd befaamde Albert Becker (1834-1899) en Woldemar Bargiel (1828-1897), en te Wenen bij Robert Fuchs (1847-1927) en Karl Goldmark (1830-1915).
In de loop van 1893 keerde Jean Sibelius naar Finland terug en daar kreeg hij onmiddellijk werk als docent aan het Muziekinstituut en de Orkestschool van Helsinki door toedoen van de negen jaar oudere Robert Kajanus (1856-1933), die zich tegen het einde van de negentiende eeuw heel nadrukkelijk bezighield  met de organisatie van muziekprojecten. Weliswaar stond hij als componist hoog in aanzien, maar hij was veeleer een romantische epigoon dan dat men hem kon beschouwen als een origineel musicus of zelfs maar een uitzonderlijk talent in folkloristisch opzicht.

Eigen idioom
Al direct met zijn eerste orkestwerken — Een Sage (1892) en de Karelia Suite (1893) — bewees Sibelius dat hij geen romantische epigoon was, zoals meer van zijn directe voorgangers dan alleen Kajanus waren, maar dat hij een geheel eigen idioom wist te combineren met de Duitse romantiek, die hem tijdens zijn studieperiode te Berlijn en Wenen deelachtig was geworden.
De nog jonge componist wist de aandacht van staatslieden op zich te vestigen — zij het wellicht op grond van zijn niet geheel verdiende reputatie als nationalistisch schrijvend musicus —, die hem reeds vanaf zijn eenendertigste jaar een eregeld toekenden dat Sibelius tot aan het einde van zijn leven zou blijven ontvangen. Aan niet veel componisten is de eer te beurt gevallen zo jong en zo langdurig tijdens hun leven in aanzien te staan.

Finlandia
In 1899 componeerde Sibelius Finlandia, een stuk waarin velen — en dan vooral Finnen —  ook weer volksmelodieën meenden te herkennen. In het tsaristische Rusland werd deze compositie dan ook verboden [1], en precies dat heeft ertoe bijgedragen dat Finlandia tot een patriottisch stuk werd verheven, en nog lange tijd — zeg maar gerust: gedurende de gehele twintigste eeuw — werd het vaker gespeeld dan het volkslied, en het genoot derhalve ook een veel grotere bekendheid; er bestonden zelfs heel veel Finnen die meenden dat Finlandia hun volkslied was.
Die financiële ondersteuning door de staat verschafte Sibelius de mogelijkheid om onbekommerd te leven en zich geheel aan het componeren te wijden. Daartoe vestigde hij zich in een houten landhuis in Järvenpää, op zo’n vijftig kilometer afstand ten noorden van de Finse hoofdstad. Nog bijna zes decennia zou hij daar blijven leven, met uitzondering van korte onderbrekingen door concertreizen naar Duitsland, Engeland en de Verenigde Staten.

“Niet aankomen!”
Na de Eerste Wereldoorlog beperkte Sibelius zijn tot dan uiterst intensieve werkzaamheden als componist en dirigent in sterke mate. In 1921 reisde hij voor de laatste keer naar Engeland en drie jaar later trad hij voor het laatst op als dirigent. Nog in hetzelfde jaar verscheen zijn Zevende, en daarmee laatste, Symfonie. Vanaf 1929 zijn er geen nieuwe werken meer van Jean Sibelius uitgekomen. Hij heeft weliswaar nog veel gecomponeerd, maar niemand mocht dat horen, zelfs niet zijn echtgenote. Hij legde echter wel een enorme stapel muziekpapier aan: allemaal bundels met etiketten waarop te lezen stond “Niet aankomen!” dan wel “Pas na mijn dood openen”. In zijn nalatenschap werden echter in het geheel geen manuscripten gevonden. De kasten in zijn werkkamer waren leeg en in de open haard lag verkoold papier. Kennelijk heeft Sibelius kort voor zijn verscheiden dat alles zelf nog vernietigd.
In de laatste periode van zijn leven zou hij in een interview gezegd hebben dat dictatuur en oorlog hem uitermate tegenstonden, en dat de simpele gedachte aan tirannie en onderdrukking hem psychisch zo ziek maakte dat het één van de redenen was dat hij al meer dan twintig jaar niets meer had gecreëerd dat hij met een gerust hart voor publicatie had kunnen afstaan.
“Ik heb wel heel wat geschreven, maar om het te laten uitvoeren, daartoe ontbrak mij . . .   nu ja, dat wilde ik nu juist niet.”
Meer dan een halve eeuw nadat de medici hem reeds hadden opgegeven, overleed Jean Sibelius op 20 september 1957, in de leeftijd van 91 jaar.

Lees ook:  De Wereldtentoonstelling in 1900

Oeuvre
“Mijn harde schedel is mijn eigen concerthuis,” antwoordde Jean Sibelius wanneer iemand hem naar nieuwe composities vroeg. En hij kon zich bepaald niet beklagen over een gebrek aan belangstelling. Niet alleen in zijn eigen land, maar ook daarbuiten interesseerde men zich voor hem en zijn werken. Zijn Europese roem was nog net in de negentiende eeuw tot stand gekomen, door zijn eerder genoemde orkestwerken. Door toedoen van Richard Strauss (1864-1949) — die in 1905 Sibelius’ Vioolconcert (1903/1905) in de Berlijnse première had geleid, was die bekendheid snel gegroeid, evenals door de Vier Legenden (uit de Kalevala, onder de titel Lemminkaïnen Suite opus 22, 1893 — met latere bewerkingen), alsmede Pohjola’s Dochter (1906) en het symfonisch gedicht Tapiola (1926). Naast de in deze alinea’s genoemde werken schreef Sibelius zeven symfonieën, toneelmuziek — onder meer voor Pelléas et Mélisande (1905), het gelijknamige stuk uit 1892 van Literatuur-Nobelprijswinnaar (1911) Maurice Maeterlinck (1862-1949), voor The Tempest (1926) uit 1610/11 van William Shakespeare (1564-1616), en voor Jedermann [2] van Hugo von Hofmannsthal (1874-1929). De Valse triste (uit Kuolema, opus 44, 1904/06) die over de gehele wereld befaamd zou worden, was oorspronkelijk eveneens onderdeel van toneelmuziek. Minstens zo bekend is De Zwaan van Tuonela — één afgerond gedeelte van de Vier Legenden —  eveneens dikwijls als een op zichzelf staande compositie uitgevoerd.

De Symfonieën
Het belangrijkste onderdeel van Sibelius’ oeuvre vormen ongetwijfeld de zeven symfonieën, die in het vaderland van de componist met de grootst denkbare zorg steeds opnieuw op de concertprogramma’s worden geplaatst, maar ‘in het buitenland’ veel langer nodig gehad hebben om tot een doorbraak te geraken. Weliswaar werd incidenteel hier en daar een symfonie (en dan doorgaans de Tweede uit 1902) uitgevoerd, maar pas na de Tweede Wereldoorlog kwam hier verandering in. Medebepalend voor de thans relatief grote belangstelling is de uitvoering op grammofoonplaten door Karajan — nu alweer een kleine halve eeuw geleden —, waarna andere dirigenten volgden die er eer mee wilden inleggen.
Naast de symfonieën die — afgezien van de onontkoombare elementen van onherbergzaamheid en weidsheid — toch een persoonlijke ‘bekentenis’ van de componist zijn, is zijn Strijkkwartet Voces intimae (Intieme stemmen, 1909), een uiterst persoonlijk getint opus. Een associatie in de richting van het Janácek-kwartet Intieme brieven uit 1928 is onvermijdelijk.
De symfonieën maken duidelijk dat Sibelius — ondanks het feit dat hij werd geboren in een tijd dat er naar nieuwe wegen werd gezocht — niet tot de nieuwlichters behoorde, maar wel een geheel eigen weg bleef gaan. Doch binnen het blok van de zeven symfonieën valt de heterogeniteit op: afwisselend zijn ze relatief eenvoudig en gemakkelijk toegankelijk dan wel in sterke mate ascetisch en tobbend.

Televisie-documentaire
De documentaire over Sibelius die op zondag 5 juni, vanaf 12:00 uur in het NPS-programma Podium via Nederland 2 zal worden vertoond, dient als voorbereiding op de uitvoering van de Derde Symfonie, op donderdag 9 juli, ’s avonds laat, in een volgende aflevering van dat NPS-programma.
Voorafgaand zullen we op dit net nog een artikel opnemen, waarvan de inhoud geconcentreerd zal zijn op die Derde Symfonie.
___________

[1] Dit op grond van de politiek gevoelige verhoudingen die tussen de beide grootheden bestonden. In 1809 was Finland door Rusland veroverd en bestond er een personele unie tussen de beide landen, die tot 1917, het jaar van de Grote Revolutie in Moedertje Rusland, overeind zou blijven.

[2] Hofmannsthals toneelstuk uit 1911 heeft als complete titel: Jedermann — Das Spiel vom Sterben des Reichen Mannes.
____________
Afbeeldingen

1. Jean Sibelius in het seizoen 1889-1890.
2. Robert Kajanus, de befaamde componist, dirigent en, in latere jaren, initiator van velerlei muziekgebeurtenissen.
3. Sibelius op latere leeftijd.
4. Eerste versie van het schilderij dat als Kajanus-doek bekend staat en in april 1894 is gerealiseerd door Axel Gallén (1865-1931), die later Akseli Gallén-Kalela zou gaan heten. Van links naar rechts: de schilder Axel Gallén zelf, de criticus Oskar Merikanto (1868-1924), de dirigent Robert Kajanus en onze componist Jean Sibelius. Een maand daarna is de definitieve versie ontstaan welke als Probleem– respectievelijk Symposium-doek bekend geworden is.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *