Oscar Wilde en de Brillo-dozen van Andy Warhol

Andy Warhol, TDK, commercial, 1982, Founding Collection Andy Warhol Museum, Oittsburgh, USAEen deel van de bekende Brillo-dozen van Andy Warhol blijkt vervalst te zijn, zo melden de kranten deze week. De oorspronkelijke dozen zijn in 1968 in opdracht van Warhol gemaakt, de vervalste dozen stammen uit 1990, drie jaar na de dood van de Amerikaanse kunstenaar. Een onderzoek van het Zweeds Nationaal Museum voor Moderne Kunst in Stockholm bracht deze feiten aan het licht.

Maar hoe ‘oorspronkelijk’ zijn nu de echte dozen van Andy Warhol eigenlijk?
De filosoof Plato vindt al dat de kunstenaar die om zich heen kijkt en dingen nabootst uit de wereld om hem heen, gewoon bezig is met het imiteren van de werkelijkheid. Maar deze werkelijkheid, zoals wij die kennen, is zelf al slechts een schaduw van de échte werkelijkheid, voor Plato de wereld van de ideeën. De kunstenaar maakt dus een kopie van iets wat al een kopie is. De waardering voor deze ambachtsman is bij de Griekse filosoof dan ook ook ver te zoeken.
Andy Warhol gaat nog een stapje verder. Hij laat zijn oog vallen op de producten die te koop zijn in de supermarkt: de blikken soep van Campbell en de dozen van Brillo.Vervolgens geeft hij opdracht deze verpakkingen na te maken, te kopiëren.

Wanneer het je lukt door de moderne uitingsvormen heen te kijken, vallen de raakvlakken tussen de ideeën van Warhol en Wilde meteen op.

In het licht van de uitspraken van Oscar Wilde over kunst verschijnt Warhol als een groot kunstenaar. Want wie voldoet meer dan hij aan de volgende beschrijving? ‘It is only the unimaginative who ever invents. The true artist is known by the use he makes of what he annexes and he annexes everything.’
Wie de moeite neemt om de dagboeken van Andy Warhol te lezen, kent ook de andere overeenkomsten tussen de twee heren. Warhol geeft, naast zijn kunstwerken, ook zijn eigen leven een bewust gekozen vorm. De mensen die hij ontmoet ontwikkelen zich in een richting die ze nooit hadden kunnen denken. Tot hun verbazing zien zij zichzelf getransformeerd tot acteur, model, muzikant of filmer. Warhol ziet deze mogelijkheden en brengt ze tot bloei.
Genadeloos exploiteert hij hen om zichzelf opnieuw in de spiegel te kunnen zien. Dan verschijnt hij op een zelfportret als vrouw, wellicht geïnspireerd door de travestiet Candy Darling. En zij vindt zichzelf op haar beurt weer terug in het nummer ‘Walk on the Wild Side’ van Lou Reed. Dit zou de aantrekkingskracht kunnen verklaren van de vaak als ‘oppervlakkig’ beschreven kunst van Warhol.

Lees ook:  Hello, hello, I'm back again: meer onbekende tekeningen van René Gockinga

Het geheim van het leven is, volgens Wilde, het op prijs stellen van het genot dat je ervaart als je verschrikkelijk, verschrikkelijk bedrogen wordt. Het is dan ook je eerste plicht om in je leven zo kunstmatig mogelijk te zijn, lezen we in zijn Phrases and Philosophies for the Use of the Young. Wat de tweede plicht dan is? Dat weet nog niemand, zo schrijft hij.
Maar bij het bekijken van Warhols levenswerk rijst onwillekeurig het vermoeden dat hij misschien deze ‘second duty’ wel ontdekt heeft.
Alleen de ogen van Oscar Wilde kunnen zo het werk van Andy Warhol pas écht tot leven brengen.

De tentoonstelling ANDY WARHOL – OTHER VOICES, OTHER ROOMS is nog tot en met 13 januari 2008 te zien in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Eén gedachte over “Oscar Wilde en de Brillo-dozen van Andy Warhol”

  1. Beste,

    Het tegendeel zou ook waar kunnen zijn als men de doctrines van Wilde’s ‘The decay of Lying’ erbij neemt:

    Briefly, then, they are these. Art never expresses anything but itself. It has an independent life, just as Thought has, and develops purely on its own lines. It is-not necessarily realistic in an age of realism, nor spiritual in an age of faith. So far from being the creation of its time, it is usually in direct [54/55] opposition to it, and the only history that it preserves for us is the history of its own progress. Sometimes it returns upon its footsteps, and revives some antique form, as happened in the archaistic movement of late Greek Art, and in the pre-Raphaelite movement of our own day. At other times it entirely anticipates its age, and produces in one century work that it takes another century to understand, to appreciate and to enjoy. In no case does it reproduce its age. To pass from the art of a time to the time itself is the great mistake that all historians commit.

    The second doctrine is this. All bad art comes from returning to Life and Nature, and elevating them into ideals. Life and Nature may sometimes be used as part of Art’s rough material, but before they are of any real service to art they must be translated into artistic conventions. The moment Art surrenders its imaginative medium it surrenders everything. As a method Realism is a complete failure, and the two things that every artist should avoid are modernity of form and modernity of subject-matter. To us, who live in the nineteenth century, any century is a suitable subject for art except our own. The only beautiful things are the things that do not concern us. It is, to have the pleasure of quoting myself, exactly [55/56] because Hecuba is nothing to us that her sorrows are so suitable a motive for a tragedy. Besides, it is only the modern that ever becomes old-fashioned. M. Zola sits down to give us a picture of the Second Empire. Who cares for the Second Empire now? It is out of date. Life goes faster than Realism, but Romanticism is always in front of Life.

    The third doctrine is that Life imitates Art far more than Art imitates Life. This results not merely from Life’s imitative instinct, but from the fact that the self-conscious aim of Life is to find expression, and that Art offers it certain beautiful forms through which it may realise that energy. It is a theory that has never been put forward before, but it is extremely fruitful, and throws an entirely new light upon the history of Art.

    It follows, as a corollary from this, that external Nature also imitates Art. The only effects that she can show us are effects that we have already seen througb poetry, or in paintings. This is the secret of Nature’s charm, as well as the explanation of Nature’s weakness.

    The final revelation is that Lying, the telling of beautiful untrue things, is the proper aim of Art. But of this I think I have spoken at sufficient length. And now let us go out on the terrace, where “droops the milk-white peacock [56/57] like a ghost,” while the evening star “washes the dusk with silver.” At twilight nature becomes a wonderfully suggestive effect, and is not without loveliness, though perhaps its chief use is to illustrate quotations from the poets. Come! We have talked long enough.

    Ik denk dat in dit licht Warhol’s dozen niet dermate positief bevonden worden door Wilde.

    Verder is de filosofie van Arthur Danto misschien meer van belang dan the late and great Oscar.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *