Et voilà! Soms hoor je niks, soms hoor je van alles. Enkele dagen na onze Kees Roovers-oproep meldden zich reeds (kennissen van) de nazaten. Zij blijken zowaar en inderdaad nog werken van hun grootvader te hebben. Dat wordt nog nader op- en uitgezocht. Al wel kregen wij digitale kopieën van een uitgebreid artikel van Pieter Koomen over Roovers uit het tijdschrift De bedrijfsreclame van juni 1919. Nu kenden wij dat tijdschrift wel enigszins, S.H. de Roos, André Vlaanderen, Jan Sluijters, Lion Cachet en vele andere bekende vormgevers en kunstenaars uit de jaren rond 1920 werkten er aan mee, maar hier liggen hadden wij het niet. En hoe moesten wij verzinnen om net daarin naar Roovers te zoeken? Bij dezen nogmaals dank dus! Het uitvoerige artikel is ruim geïllustreerd. Uit deze illustraties blijkt overduidelijk de invloed van Aubrey Beardsley en Carel de Nerée tot Babberich op Kees Roovers, die daar vervolgens een heel Hollandsche draai aan gaf. Wij leren ook meer over Roovers:
Van zijn vader, Jan Roovers sr., heeft Kees Roovers het calligrapheeren geleerd. De lessen, welke hij volgde aan de Rotterdamsche Academie, deden er het hare toe, om hem tot teekenaar te vormen. Van den te weinig gewaardeerden, voortreffelijken kunstenaar M.J.B. Jungmann nam hij korten tijd les in het schilderen. Maar in hoofdzaak heeft Kees Roovers toch zichzelf gevormd en wat hij verstaat van het calligrapheeren is stellig ten goede gekomen aan zijn arbeid voor de reklame-kunst.
Ook leren wij dat hij zich aanvankelijk aangetrokken voelde tot de rooms-katholieke kunst à la Toorop. Hmmm… sacrale neigingen, autodidact? Dat is een bekende combinatie. Zou Roovers ook van de verfijning zijn? En ja hoor:
Ik ben het werk van Kees Roovers genegen – al zie ik er wel de gebreken van -omdat hij beschaving óók in de affiche-kunst wil. De beschaving, die onmisbaar is, wil de affiche-kunst zijn wat Zola eenmaal noemde: le charme et la gaîté des nos rues. Het is geen wonder, dat Kees Roovers wars van het uitbundige en brute is. Heeft hij niet jarenlang zich toegelegd op de kunst, welke even verfijnd als miskend is: de calligraphie? en ging zijn begeeren niet – gaat het niet ook nu nog – naar het gewijde en wijdende, waar alle zinnelooze bluf en smuk toch vreemd aan moesten zijn: de kerkelijke kunst?
Dat Roovers zich rond 1917 zich aangetrokken voelde tot het werk van De Nerée, Beardsley en Gockinga, toen dezen in Nederland op hun bescheiden hoogtepunt van hun (Haagse) populariteit waren, hoeft dan ook niet te verbazen. Ziet u bijvoorbeeld enkele van Roovers reclamereproducties uit De bedrijfsreclame. Erg geestig is nummer één: een dame in een Beardsley-jurk die de Maasbode leest! Gedateerd 1917 is dit niet meer dan een variatie op Beardsleys Peacock skirt en een curieuze variant van De Nerée’s boekomslag voor Van Boovens Witte nachten: Serpentine uit 1901-04. Deze tekening (nummer twee) was op vrijwel alle vroege De Nerée-tentoonstellingen te zien (en ‘as we speak’ in het Louis Couperus Museum trouwens).
Roovers is geen Grote Onterecht Vergeten Kunstenaar, maar talentloos was hij zeker niet. Een mooi voorbeeld van dit talent is tekening nummer drie: een ongedateerde advertentie voor stoffenwinkel De Vries op het (Amsterdamse of Rotterdamse?) Beursplein. Een japonistische Beardsley-achtige prent, die richting de art deco neigt. Iets minder, maar nog meer Beardsley – inclusief pauw! – is nummer vier: een advertentie uit 1917 voor de zomercollectie van diezelfde winkel. De immense De Nerée/Beardsley-jurk komt ook weer terug bij de advertentie (nummer vijf) voor baltoiletten van firma De Vries.
Nummer zes ten slotte, vinden wij, aangezien de decadente villa van schrijver dezes zich ook in dat stadsdeel bevindt, wel bijzonder aardig. Een Beardsleyeske dame in de advertentie uit 1917 voor de gebroeders Kieft, Amsterdam Buiksloot – Noord.
Beardsley in Amsterdam-Noord! Wie had dat gedacht?
Gedigitaliseerde reclame-tijdschriften vind je op http://www.reclamearsenaal.nl/index.php?id=522.
verhip, dank! zoekt wat lastig, maar handig.