De avondbeleving van Jacques Perk en die van Hugo Verriest

De dichter Jacques Perk (1859-1881), van wie teksten terug te vinden zijn in het werk van onze landgenoot, de componist van Bernard ZweersEen bloem, in de knop gebroken
Hij moet wel zeer bemind zijn geweest bij de goden, die hem dichterbij wilden hebben en hem daarop voortijdig tot zich hebben geroepen, waarmee aan zijn werkzaamheid als poëet voor de stervelingen definitief een einde was gekomen. Tweeëntwintig jaar jong was Jacques Fabrice Herman Perk toen hij op 1 november 1881 overleed. Nog het jaar ervoor was hij begonnen met een rechtenstudie, en reeds daaraan voorafgaand had hij — de voor de westerse wereld — klassieke talen gestudeerd en daarbij meer en meer getracht, zich als letterenkunstenaar te ontwikkelen. In 1859 was hij, op 10 juni, te Dordrecht geboren als zoon van een Waals predikant, die in 1872 naar Amsterdam werd beroepen, en waar Jacques toen de Hoogere Burgerschool ging bezoeken. Het viel hem echter heel zwaar zijn aandacht bij de lessen te houden, doordat het dichterschap hem reeds al te zeer in de greep had, en daarom staakte hij zijn schoolbezoek in 1877.

Tijdens een verblijf te Laroche ontmoette Perk de Franse Mathilde Thomas en een onstuimige verliefdheid maakte zich van hem meester. De entourage van de Ardennen liet de dichterbron in hem behoorlijk opwellen, en nog tijdens zijn veblijf aldaar schreef hij reeds een behoorlijk aantal sonnetten, maar de bron droogde niet op, en zo kon hij, eenmaal terug in Amsterdam, nog meer sonnetten schrijven. Deze werden later zodanig geordend dat zij de toen gebruikelijke benaming krans hebben gekregen, die eerst Een ideaal ging heten, maar later de, heel wat directere, titel Mathilde kreeg. Helaas slaagde Jacques Perk er niet in deze uitgegeven te krijgen. Het heeft hem veel moeite en overredingskracht gekost voordat enkele ervan in tijdschriften werden afgedrukt.

AVONDZANGTekstgedeelte op de titelpagina van de veertiende druk (1917) van de Gedichten van Jacques Perk

Het zuidewindje suist door zwarte twijgen,
En kust het slapend dons der zangers, teeder, —
De zilvren boomen wiegen heen en weder,
En doen hun schaduw met hen mede nijgen, —

Een stille zwoelte komt uit de akkers stijgen,
Een koele stilte daalt op donzen veder, —
De zilvren nacht-zon sprenkelt droomen neder,
En lacht van liefde in eeuwig-lachend zwijgen:

Mathilde, sluimer! Zomernacht doet droomen,
En zoomerdroomen zijn van manestralen,
En manestralen zijn als liefdesstroomen:

De liefde doen zij uit den hemel dalen,
En dalen in de ziel, die zij vervromen:
Is liefde dwaling, kan men zoeter dwalen . . . . ?

JACQUES PERK (1859-1881)
Uit: Een ideaal / Mathilde (1879),
later opgenomen in Gedichten (1882)

*****

Vriend en collega-dichter
Nadere kennismaking met Willem Kloos (1859-1938) zou van doorslaggevende betekenis worden voor Perks leven en dichterschap. Samen ondernamen zij enkele reizen, in het laatste levensjaar van de jonge dichter, en heeft de kritische houding van Kloos — in combinatie met de nieuwe impulsen, die de jonge dichter zelf ontving — geleid tot een herziening van zijn dichterkrans. In de lente van zijn sterfjaar werd Perk opnieuw hopeloos verliefd, maar deze keer leidde die gemoedsgesteldheid niet tot een hele reeks nieuwe gedichten: slechts één sonnet voegde hij in die periode toe aan de bestaande, en dat éne heeft hij opgedragen aan zijn object van verliefdheid, de zuster van zijn aanstaande zwager. Verder stelde hij een nieuwe reeks sonnetten samen uit de krans-voor-Mathilde, en daar heeft hij het gedicht Iris aan toegevoegd over onontkoombare eenzaamheid, daarbij Shelley navolgend. Iris werd door de redactie van De Gids geweigerd, maar later dat jaar, in oktober 1881, kort voor Perks overlijden, alsnog opgenomen in het blad De Tijdspiegel.
In het jaar volgend op het overlijden als gevolg van tuberculose is Jacques Perks bundel Gedichten uitgekomen. Carel Vosmaer (1826-1888) schreef daarvoor een Levensbericht. Kloos, die de selectie had verzorgd, heeft daar een principe-inleiding aan toegevoegd, en de volgorde van de bijdragen vastgesteld, en met dat alles is dit werk van de zo jong gestorven dichter Jacques Perk gepromoveerd tot het Manifest van de Beweging van Tachtig. Vanaf de vierde editie in 1901 zijn er enkele gedichten toegevoegd en is de ordening overhoop gehaald. Ook is er een extra voorwoord door Kloos toegevoegd. De Levensbeschrijving van Vosmaer onbreekt. Dat is Kloos op zware kritiek komen te staan, vooral van de zijde van Albert Verwey (1865-1936).

*****

AVONDJasmijn (jasminum officinalis)

Wanneer in ademloozen schemerschijn
De vleêrmuis zwijgend wiekt in lage kringen.
En de aarde staart naar de eerste tintelingen
Der zilvren spangen van het nachtgordijn;

Als dan door ‘loof der luistrende jasmijn
De luwtjes geur’ge wiegeliedren zingen,
En sluimer daalt op de breede duivezwingen . . .
Dan s het zaig, om alleen te zijn.

Dan is het zalig, ’t lachend oog te luiken.
Waar fulpen nust op neerzijgt, die verkwikt,
En leeft van ’t zoete liededroomen sluiken.

O, driewerf zalig, wien het werd beschikt,
Om in de zee der sluimring neêr te duiken.
Als daar een lief gelaat hem tegenblikt!

Uit: Overige gedichten en fragmenten

*****

Veel begeleidende Willem Kloos-regelen
In de editie van 1917, waarin ook facsimile’s zijn opgenomen naar het handschrift van Jacques Perk uit de gedichten van de Mathilde-krans’, heeft Kloos nog een extra Nawoord toegevoegd: Slotbeschouwing over den zoogen. Perk-Strijd” Willem Kloos, vriend en collega van Jacques Perk, doet hier wat voor elke goede schrijver een eerste vereiste is: lezen!van uit het kalme standpunt van den wezenlijken Jacques Perk. “Nu er, tot mijn genoegen, weer een nieuwe druk van Perk (thans de 14e) gaat verschijnen, en ofschoon het publiek zich dus blijkbaar niet heeft laten beïnvloeden door de subjectieve campagne der niet genoeg wetenden maar alles van uit hun eigen, voorop-gezet standpunt beschouwenden, die men tegen mijn trouwen uitgeversarbeid heeft trachten in te zetten, nu kan het goed zijn, om hier alles in het kort te overzien en tegelijkertijd afdoende vast te stellen, hoe het in waarheid met de Perk-kwestie staat.
Doch daartoe zij het mij eerst vergund, den algemeenen indruk te schetsen, dien al dat zonderlinge gedoe van buitenstaanders op mij, Perk’s broederlijken vriend en uitgever als hoedanig ik ook door Perk’s Vader gewaardeerd werd, achtergelaten heeft.
Dat gaat dan nog negentien bladzijden verder, en wordt ter afsluiting gedateerd met Juli 1917.

*****

De dichter Hugo Verriest
De naam van de geboorteplaats van de dichter Hugo Nestor Verriest, moet eenvoudigweg de dichterlijke fantasie prikkelen: Deerlijk, en datzelfde geldt voor de plaats van overlijden, Ingooighem, waar vier jaar na het overlijden van de dichter een speciaal gedenkteken is geplaatst in de vorm van een praalgraf is geplaatst. Hij was op 25 november 1840 in de reeds genoemde plaats in de omgeving van Kortrijk geboren. Na zijn opleiding — hij was onder meer leerling van Guido Gezelle (1830-1899) die hij zijn leven lang is blijven bewonderen — werd hij in 1864 leraar, aanvankelijk te Brugge, maar drie jaar later, tot 1877, te Roeselaere, waar hij aan het klein-seminarie onder meer Albrecht Rodenbach (1856-1880) onder zijn leerlingen telde. Daar ontstond ook zijn actieve periode in het cultuurflamingantisme, zeg maar gerust als agitator, die de leus in West-Vlaanderen preekte “Dat volk moet herleven!”
Na zijn Roeselaerse periode is Hugo Verriest nog directeur geweest van een nonnenklooster, principaal van een Iepers college en vanaf 1895 pastoor te Ingooigem. In 1913, hij waas toen 73 jaar oud, is hij met emiritaat gegaan. Hoewel veel van zijn ideeën overeenkwamen met die van Gezelle, speelde Verriest een veel actievere rol, en steunde hij ook de West-Vlaamse studentenbeweging, onder meer door de leiding van het tijdschrift De Vlaamse Vlagge op zich te nemen. Ook stichtte hij, samen met anderen, het christen-democratische weekblad De Nieuwe Tijd, dat van 1896 tot 1901 heeft bestaan. Naast zijn niet-gebundelde gedichten, schreef Verriest impressionistisch getinte schetsen, en maakte hij een verzameling portretten onder de titel Twintig Vlaamsche koppen, in 1901 in twee delen uitgebracht. Hugo Verriest, die een ook in Nederland zeer gewaardeerd causeur was, overleed 81 jaar oud.

*****

AVONDSTILTEDe Vlaamse dichter Hugo Verriest (1840-1922)

’t Wordt laat, en ’t zwijgen zinkt met stillen avond neder,
En, stille, die avond dringt mein ’t eindloos diepe hert,
En ’t eindloos herte, moe van ’t wentelen weg en weder,
Staakt ’t wentelen en rust in stille, zoete smert.
O smert, geen zoetheid kan aan ’t rustend zoet genieten,
het zoet genieten van uw ijdele eindloosheid,
Uw ijdele eindloosheid die ’t droomen vol kan gieten,
Het stille droomen van des avonds eenigheid.
’t Is eens en avond, en de duisternissen dalen
In halve duisternis doorschijnend in den nacht,
Waar schijnend heldre sterren aan den hemel pralen,
Den hemel licht doorlaaid in heldre sterrenpracht;
De sterrenpracht die ginds oneindig wendt en wiegelt,
Oneindig wendt en wiegt in ’t meteloos gespan,
En meetloos in den kleenen klaren dauwdrop spiegelt,
Den dauwdrop, mijne ziel, die ’t eindloos spieglen kan.
Het eindloos hangt daar hoog en ligt hier neêr te droomen,
Te droomen in de vakte en inhet zwijgend woud,
Het woud dat zwijgend rijst met halfverlichte boomen,
Die boomen vormeloos die schijnen eeuwenoud:
Want eeuwenoud is ’t al en meteloos te samen
Als samen stilte ligt en nacht op de natuur,
Natuur, onroeibaar stil waar blad noch boomen aâmen,
Noch de adem van den tijd waait in de drijvende uur.
De drijvende uur ligt stil op roerelooze boomen,
En roerloos voor den bosch strekt ’t ongemeten land,
Het ongemeten land dat donkre verten zoomen,
Die verten meteloos lijk zeeën zonder strand.
En zeeën zonder strand van stille zoete smerte,
Van smert onroeibaar, kalm en vrij van bitterheid,
Onroerbaar liggen, kalm, in ’t zwijgend eindloos herte,
Met ’t eindeloos gevoel der eeuwige eindloosheid.

HUGO NESTOR VERRIEST (1840-1922)

*****

Afbeeldingen
1. De dichter Jacques Perk (1859-1881), van wie teksten terug te vinden zijn in het werk van onze landgenoot, de componist van Bernard Zweers. Het schilderij dateert uit 1870 (!) en is van Herman van der Voort in de Betouw.
2. Tekstgedeelte op de titelpagina van de veertiende druk (1917) van de Gedichten van Jacques Perk.
3. Jasmijn (jasminum officinalis).
4. Willem Kloos, vriend en collega van Jacques Perk, doet hier wat voor elke goede schrijver een eerste vereiste is: lezen!
5. De Vlaamse dichter Hugo Verriest (1840-1922).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *