De enige sister tussen al die mannetjes van de Pre-Raphaelite Brotherhood

Als poging tot enig tegenwicht bij de letterlijk kleurrijke doeken van de Pre-Raphaelite Brotherhood en de daarbij horende levensstijl — die in dit elektronische periodiek de komende weken nog wel via de overdrachtelijke tong op dit al even overdrachtelijke papier zullen belanden — nu eerst enige poëzie van de jongste der drie Rossetti’s die heel direct bij deze bent betrokken waren. […]

Voorafgaand aan een kritische terugblik op de eerste aflevering, van de zesdelige reeks met de pakkende titel Desperate Romantics, over de Pre-Raphaelite Brotherhood, jongstleden dinsdag uitgezonden via BBC Two-tv, wil ik u graag vertrouwd maken met enkele gedichten van de enige vrouw, Christina Rossetti (1830-1894) binnen die herenclub waarvan twee oudere broers, Dante Gabriel (1828-1882) en William Michael (1829-1919) de meest geprononceerde figuren waren.
Gevoelsmatig was Christina, zij het op een ietwat andere manier, eveneens gelieerd aan nog een ander lid van het eerste uur in deze kunstenaarsbent, James Collinson (1825-1881), maar toen deze in 1850 terugkeerde tot zijn oude, rooms-katholieke, geloof, werd de relatie verbroken. Zo’n situatie zou zich, om dezelfde reden, herhalen.

Poëzie, los en gebundeld
In datzelfde jaar van de separatie verschenen haar eerste gedichten, in het tijdschrift The Germ [1]. Daarin kwam onmiddellijk uit de verf dat men te maken had met een oorspronkelijk dichtertalent. Anders dan haar broer, die religie vanuit een kunstzinnige optiek beschouwde en behandelde, beleefde Christina dat element tot in iedere vezel van haar wezen, en dat is tot haar einde zo gebleven. Haar inspiratiebronnen lagen daar en werden gebruikt voor de uitbeelding in woorden van haar christelijke devotie, die voor haar het begin en het einde was van alle schoonheid. Het zou echter nog twaalf jaar duren voordat haar eerste bundel, Goblin Market and other Poems, het licht zag, gevolgd door nog vier andere bundels met gedichten, verzen en Nursery Rhymes. Pas na haar overlijden heeft broer William Michael de bundel New Poems (1896) uitgegeven, en in 1904 zou voor het eerst een complete editie van haar Poetical Works verschijnen, eveneens verzorgd door William. Een kwart eeuw daarna is daarvan een tweede druk uitgekomen.
Christina Rossetti bracht haar leven in tamelijke afgescheidenheid door te Londen. Als gevolg van haar karakter, en niet te vergeten de teleurstellingen in de liefde, alsmede een af en toe aangeslagen gezondheid, heeft ze zich overgegeven aan religie, die terug te vinden is in haar enerzijds eenvoudige — doch nimmer oppervlakkige —, en van een nadrukkelijk geestelijke sfeer doortrokken poëzie, waarin tegelijkertijd een melodieuze zwaarmoedigheid prevaleert. Het een-zijn met (haar) God is daarin het leidmotief. Verwantschap met de metafysische dichters is dan ook onmiskenbaar.
Na haar heengaan is diezelfde sfeer terug te vinden in de poëzie van de zogeheten nieuwe katholieken, zoals Francis Thompson (1859-1907) — die echter minder het gevoelsleven laat overheersen —, Gilbert Keith Chesterton (1874-1936) en de reeds genoemde Alice Meynell  (1847-1922); dezen kunnen dan ook worden beschouwd als de hoeders van de traditie die Christina Georgina Rossetti heeft gevestigd met haar uitstekende beheersing van onder meer het sonnet.

*     *     *     *     *     *

A Summer Wish

Live all thy sweet life thro’,
Sweet Rose, dew-sprent,
Drop down thine evening dew
To gather it anew
When day is bright:
I fancy thou wast meant
Chiefly to give delight.

Sing in the silent sky,
Glad, soaring bird;
Sing out thy notes on high
To sunbeam straying by
Or passing cloud;
Heedless if thou art heard
Sing thy full song aloud.

Oh that it were with me
As with the flower;
Blooming on its own tree
For butterfly and bee
Its summer morns:
That I might bloom mine hour
A rose in spite of thorns.

Oh that my work were done
As birds’ that soar
Rejoicing in the sun:
That when my time is run
And daylight too,
I so might rest once more
Cool with refreshing dew.

* * * * * *

The One Certainty

Vanity of vanities, the Preacher saith,
All things are vanity. The eye and ear
Cannot be filled with what they see and hear.
Like early dew, or like the sudden breath
Of wind, or like the grass that withereth,
Is man, tossed to and fro by hope and fear:
So little joy hath he, so little cheer,
Till all things end in the long dust of death.
To-day is still the sameas yesterday,
To-morrow also even one of them;
And there is nothing new under the sun:
Until the ancient Race of Time be run,
The old thorns shall grow out of the old stem,
And morning shall be cold and twilight gray.

Lees ook:  De zomer bezongen (6)

* * * * * *

An End

Love, strong as Death, is dead.
Come, let us make his bed
Among the dying flower:
A green turf at his head;
And a stone at his feet,
Whereon we may sit
In the quiet evening hours.

He was born in the Spring,
And died before the harvesting;
Om the last warm summer day
He left us; he ould not stay
For Autumn twilight cold and gray.
Sit we by his grave, and sing
He is gone away.

To few chords and sad and low
Sing we so:
Be our eyes fixed on the grass
Shadow-veiled as the years pass,
While we think of all that was
In the long ago.

* * * * * *

Song

When I am dead, my dearest,
Sing no sad songs for me;
Plant thou no roses at my head,
Nor shady cypress tree:
Be the green grass above me
With showers and dewdrops wet;
And if thou wilt, remember,A
And if thou wilt, forget.

I shall not see the shadows,
I shall not feel the rain;
I shall not hear the nightingale
Sing on as if in pain:
And dreaming through the twilight
That doth not rise nor set,
Haply I may remember,
And haply may forget.

* * * * * *

Remember

Remember me when I am gone away,
Gone far away into the silent land;
When you can no more hold me by the hand,
Nor I half turn to go yet turning stay.
Remember me when no more day by day
You tell me of your future that you planned:
Only remember me; you understand
It will be late to counsel then or pray.
Yet if you should forget me for a while
And afterwards remember, do not grieve:
For of the darkness and corruption leave
A vestige of the thoughts that once I had,
Better by far you should forget and smile
Than that you should remember and be sad.

__________

[1] The Germ — Thoughts towards Nature in Poetry, Literature and Art. Het eerste nummer van dit tijdschrift is verschenen op 1 januari 1850, het werd geredigeerd door William Michael Rossetti. Het kan worden beschouwd als een als spreek bedoeld orgaan van de Pre-Rapahelite Brotherhood, doch het was, met slechts vier nummers, een kort leven beschoren: de laatste uitgave ervan is uitgekomen op 30 april van dat jaar. In die tussentijd had het blad ook nog een andere naam gekregen: vanaf nummer drie heette het Art and Poetry, being Thoughts towards Nature.
Al direct in het eerste nummer waren de Rossetti’s goed vertegenwoordigd: van Dante Gabriel en Christina verschenen daarin gedichten, broer Michael was de baas van het periodiek. Ook gelijkgestemden als Ford Maddox Brown (1821-1893) en William Bell Scott (1811-1890) publiceerden daarin. Ondanks de kortstondigheid van het bestaan, wordt The Germ beschouwd als de inspirerende factor achter de oprichting van William Morris’ (1834-1896) Oxford and Cambridge Magazine dat vanaf 1856 zou verschijnen en de sfeer der Pre-Raphaelites zou contineren.
____________
Afbeeldingen

1. Christina Rossetti tijdens haar adolescentie, uitgebeeld door broer Dante Gabriel.
2. Christina Rossetti als vrouw van 47 jaar. Krijttekening van Dante Gabriel Rossetti.
3. Rug van de bundel Poems by Christina Rossetti, verschenen bij The Gresham Company te Londen, zonder jaartal, met een voorwoord van Alice Meynell.
4. Deel van de titelpagina dat in het boek is gevat in een zwart, vet kader, waarna het geheel aan tekst daarvan nogmaals, zij het in een dunner, kader is gevat.
5. Ornamentje in goud met de naam van de dichteres, op het voorplat van het boek(je) in kwestie.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *