Over de ‘reconstructie van een verloren zoektocht’ naar de brieven van Maurits Wagenvoort aan Couperus schreef ik in 2006 in Arabesken. Zojuist stuitte ik tijdens de voorbereiding van een artikel in mijn digitaal archief op een mooie brief van Henri van Booven aan Maurits Wagenvoort die ik tijdens het schrijven van genoemd artikel niet tot mijn beschikking had. De brief is gedateerd 9 maart 1925 en Van Booven complimenteert Wagenvoort met zijn roman Een huwelijk in het jaar 2020 (1923), bedankt voor de toezending van (de tweede druk van) diens Maria Magdalena’s loutere liefde (1925, eerste druk 1897: een favoriet boek van Couperus) en vraagt of Wagenvoort niet eens wil komen voorlezen:
‘Ik vond daar nog juist een paar brieven en briefkaarten van Louis Couperus, naar aanleiding van mijn Kinderleven (Een door [de] Robbers [en] Coster kliek totaal genegeerd boekje. Borel e.a. schreven er heel sympathiek over al vind ik B. nu geen ideaal criticus.) Couperus schreef mij zoo innig-aanmoedigend en met zoveel warme waardering, dat ik er nog de tranen van in de oogen krijg, ook wanneer ik denk aan zijn prachtig figuur in onze letteren, die nu voor immer heen gegaan is… Zijne brieven aan u hebben mij diep weemoedig gestemd, maar ik heb ze toch met de uiterste belangstelling gelezen en herlezen. Ze gaan hierbij aangetekend terug. Ik dank u er zeer hartelijk voor.’
Waar díe brieven van Couperus zijn, dat is een andere, vooralsnog verloren, zoektocht…
Mooie aanvulling.
In mijn roman ‘De Verborgen Tombe’ van november 2008 geef ik een beschrijving van waar de brieven van Louis Couperus aan Maurits Wagenvoort zijn gebleven.
Geweldig! Dat willen we graag lezen!