Liefde voor een krats
Waar kun je in het openbaar liefde kopen voor zeer weinig geld? In de boekhandel, en wel voor omgerekend 6 cent per bijdrage, en dan zijn het bijbehorende Nawoord, de Registers en alle overige parafernalia niet eens berekend, want dezer dagen is een Reclam-bundeltje verschenen met de — in de optiek van de samensteller — 50 mooiste liefdesgedichten van de laatste negen eeuwen, geschreven in het Duits, variërend van Der von Kürenberg (ca. 1150), wiens Falkenlied is opgenomen tot en met auteurs, die nog monter in het Duitse literatuurbedrijf rondstappen, letterlijk dan wel figuurlijk, dus dames als Ulla Hahn, Friederike Roth en Ursula Krechel, om een paar te noemen. Het gros van de dichters van wie hier bijdragen zijn opgenomen, zijn inmiddels al zo lang op de Elyzeese velden (niet te verwarren met het Parijse Elysée, waar thans druk om wordt gevochten), dat ze al bijna weer terugkomen, en dan om, hopelijk, hun oude stiel-met-de-pen weer op te nemen.
Ricarda Huch
Eén van de vrouwelijke grootheden uit het dichtende deel van het Duitse volk omstreeks de vorige Jahrhundertwende — wij zouden dat consequent rond 1900 moeten noemen — is Ricarda Huch, geboren op 18 juli 1864, historica en dichteres, die ook publiceerde onder het pseudoniem Richard Hugo. Ze stamde uit een oud patriciërsgezin in Braunschweig. Van 1888-1891 studeerde ze geschiedenis, filosofie en filologie te Zürich, waarna zij als één der eerste vrouwen de titel dr. phil. droeg. Direct na de studie was ze gedurende zes jaar secretaris van de Centrale Bibliotheek van Zürich. Vervolgens reisde ze veel in andere landen, en verbleef ze meer dan eens langere tijd in Italië.
Hoewel haar verhalend werk neoromantisch van aard is, net als haar lyriek — met als basisthema’s dood en vergankelijkheid, gezien vanuit verschillende posities, variërend van een ironisch agnostische tot en met een protestantse bril — zijn de biografieën, die ze in haar hoedanigheid als literatuur- en cultuurhistorica heeft geschreven — over onder meer Gottfried Keller (1904), Graf Federigo Confalioneri (1910) en Wallenstein (1915) — veel meer plastisch en ingetogener gehouden, maar steeds met een fenomenale taalbeheersing; daarin zeer nadrukkelijk beïnvloed door twee Zwitserse literatoren: Gottfried Keller (1819-1890) en Conrad Ferdinand Meyer (1825-1898), die beiden een stempel van Zürich hebben uitgedragen. In 1938 zijn haar jeugdherinneringen uitgekomen onder de titel Jugend in der Schweiz. Voordien had ze tal van essays, eveneens in briljante bewoordingen, geschreven, die deels zijn bijeengebracht in haar boek Entpersönlichung (Insel Verlag, Leipzig, 1921), waarin ze het onder meer over God en de duivel heeft, over Luther en Goethe, over ether en materie, over de elektrische natuur van de Geest, en over de Bijbel.
Deze schrijfster was als eerste vrouw lid van de Preußische Akademie der Wissenschaften, die zij in 1933 de rug toekeerde uit protest tegen de nationaal-socialistische zwakzinnigheid. In 1947 is ze op 17 november gestorven in Schönberg (im Taunus).
Ricarda Huch is inmiddels bij de jongere generatie literatuur-geïnteresseerden ook al bijna vergeten, al moeten studenten Germanistiek haar werk, terecht, nog bestuderen. En wellicht vinden ook zij de schoonheid van haar poëzie van ongeveer een eeuw geleden ook thans nog wel ‘de vereiste uitstraling hebben’. In de Reclam-bundel is dat éne gedicht — zoals zovele, zonder titel — opgenomen, dat deel uitmaakt van haar Liebesgedichte, die in de stevige kartonnen bandjes van de Insel-Bücherei (nr. 22) zijn verschenen en waarvan in 1952 reeds 124.000 exemplaren waren gedrukt.
*****
Ich bin dein Schatten, du bist, der mich schafft,
Du gibst Gestalt und Maß mir und Bewegen.
Mit dir nur kann ich heben mich und legen,
Ich dein geschöpf, du Willen mir und Kraft.
Dir angeschmiegt bin ich in deiner Haft,
Wie die von Ketten schwer den Fuß nicht regen.
Was du mir tust, ich kämpfe nicht entegegen,
Durch dein Gebot belebt und hingerafft.
Doch ich bin dein, auch du gehörst der Deinen.
Du kannst mir nicht entfliehn, dich neu gewänn ich,
Mich nicht verstoßen, neu würd ich erkoren.
Solange Sonn und Sterne dich bescheinen,
Siehst du zu deinen Füßen unzertrennlich
Die Liebende, für dich aus dir geboren.
Uit: Gedichte, Dramen, Reden, Aufsätze und andere
Schriften, als deel V van de Gesammelte Werke.
Ricarda Huch (1864-1947).
*****
Bertolt Brecht
De belangrijkste Duitstalige lyricus van de twintigste eeuw, die nog net in de negentiende is geboren, was Bertolt Brecht. Al menen hele volksstammen dat het zijn toneelstukken zijn geweest, die bovenaan de lijst van zijn kwaliteiten als schrijver prijken. Niet zonder reden worden enkele van die drama’s als mijlpalen gezien in de geschiedenis van de Duitstalige literatuur, maar soms was dat toch meer om de sociale elementen die erin voor het voetlicht worden gebracht dan om de puur literaire waarden. Mutter Courage is een onvergetelijke figuur uit de literatuurgeschiedenis van het avondland en ook de vele gevarieerde aspecten van De Dreigroschenroman (later als Dreigroschenoper) mogen niet worden onderschat. Na zijn vlucht voor de nazi’s en zijn werk in Hollywood kwam hij in de Mallemolen van de Extremistische Dolleman MacCarthy terecht vanwege zijn communistische sympathieën en daarom werd hij beschuldigd van on-Amerikaanse activiteiten. Terug in Europa vestigde Bertolt Brecht zich in het ‘andere’ Duitsland: de DDR, hetgeen hem aanvankelijk heel wat beter leek, mede gezien de communistische voorkeuren aldaar. Toch zal hij veelvuldig die hebben gezucht als gevolg van de uitzinnige bemoeienissen van het partij-apparaat met de literatuur. Dat moet ook de reden geweest zijn dat hij heeft samengewerkt met een, in het opzicht van dramatiek, mindere auteur als Erwin Strittmatter (1912-1994).
Uit Brechts omvangrijke verzameling poëzie is opgenomen
DIE LIEBENDEN
Sieh jene Kraniche in großem Bogen!
Die Wolken, welche Ihnen beigegeben
Zogen mit ihnen schon, als sie entflogen
Aus einem Leben in ein andres Leben.
In gleicher Höhe und mit gleicher Eile
Scheinen sie allebeide nur daneben.
Daß so der Kranich mit der Wolke teile
Den schönen Himmel den sie kurz befliegen
Daß also keines läger hier verweile
Und keins andres sehe als das Wiegen
Des andren in dem Wind, den beide spüren
De jetzt im Flige bei einander liegen
So mag der Wind sie in das Nichgts entführen
Wenn sie nur nicht vergehen und sich bleiben
So lange kann sie beide nichts berühren
So lange kann man sie von jedem Ort vertreiben
Wo Regen drohen oder Schüsse schallen.
So unter Sonn und Monds wenig verschiedenen Scheiben
Fliegen sie hin, einander ganz verfallen.
Wohin, ihr? – Nirgend hin. – Von wem davon? – Von allen.
Ihr fragt, wie lange sind sie schon beisammen?
Seit kurzem. – Und wann werden sie sich trennen? – Bald.
So scheint die Liebe Leibenden ein Halt.
Uit: Gesammelte Gedichte Band 4.
Bertolt Brecht (1898-1956)
*****
Else Lasker-Schüler
Volgens de arts-auteur Gottfried Benn was Else Lasker-Schüler “die größte Lyrikerin die Deutschland je besaß”. Toen ze dertig jaar oud was, in 1899 zijn haar eerste gedichten verschenen. Weliswaar deed ze het voorkomen of ze nog maar drieëntwintig was, want lange tijd heeft ze volgehouden dat ze in 1876 was geboren — en zo staat het ook in diverse naslagwerken—, ook al was het in werkelijkheid zeven jaar eerder. Ze kwam ter wereld in Wuppertal-Elberfeld, als dochter van een welgestelde privé-bankier. In 1894 huwde ze de arts Bertolt Lasker, maar dat huwelijk werd na vijf jaar ontbonden. Haar tweede echtgenoot werd Georg Levin, alias Herwarth Walden, de verantwoordelijke redacteur van het tijdschrift Der Sturm, dat we ook reeds bij Alfred Döblin zijn tegengekomen. Ze leefde zeer onregelmatig, rusteloos in Berlijn, vooral met het gevoel van ontheemd zijn, hetgeen voor haar — van Joodse afkomst, en vooral vanaf de tijd dat de nationaal-socialistische krachtenvelden steeds in omvang toenamen — een voortdurend stijgende intensiteit moet hebben gekregen. Nadat ze in het openbaar door nazi’s was aangevallen, moest ze wel emigreren in 1933. Eerst bleef ze een jaar in Zwitserland, daarna reisde ze verder naar Jeruzalem, en 12 jaar later is ze in de teruggetrokkenheid van haar woning aldaar overleden. Else Lasker-Schüler ligt begraven aan de voet van de Olijfberg.
Tijdens haar leven was ze met tal van vooraanstaande dichter-collega’s bevriend. Haar wer wordt gekenmerkt door een mystieke sfeer en een vorm van lichte exaltatie, die voor haar van groter belang waren dan de gedichten zelf, die echter ontstonden op basis van intense gevoelens en een nogal ongebreidelde fantasie, vermengd met dat onstilbare verlangen naar de verten en veelal religieus getinte, mythische dan wel sprookjesachtige uitbeeldingen. Door middel van haar fijnzinnige improvisatiekunst en haar bepaald niet geringe zinnelijkheid is poëzie ontstaan, die in kleurrijkheid en taalnuances nauwelijks te overtreffen zijn.
EIN LIEBESLIED
Komm zu mir in der Nacht — wir schlafen engverschlungen.
Müde bin ich sehr, vom Wachen einsam.
Ein fremder Vogel hat in dunkler Frühe schon gesungen,
Als noch mein Traum mit sich und mir gerungen
Es öffnen Blumen sich vor allen Quellen
Und färben sich mit deiner Augen Immortellen . . . . .
Komm zu mir in der Nacht auf Siebensternenschuchen
Und liebe eingehüllt spät in mein Zelt.
Es steigen Monde aus verstaubten Himmelstruhen.
Wir wollen wie zwei seltene Tiere liebesruhen
Im hohen Rohre hinter dieser Welt.
Uit: Sämtliche Gedichte
Else Lasker-Schüler (1869-1945)
*****
Du bist mein Wunsch und mein Gedanke — Liebesgedichte. Ausgewählt von Hans Wagner. 104 pag., kleine paperback in de reeks Reclam Universal Bibliothek [18500]; Philipp Reclam jun., Stuttgart (2de druk 2007); ISBN 3-15-018500-1. Prijs € 3,—. (In de BRD, in NL aleen bij Die Weisse Rose te Amsterdam.)
*****
Afbeeldingen
1. Voorzijde omslag Reclam-boekje met 50 liefdesgedichten. Daarop Der Kuß (1907/08) van Gustav Klimt (1862-1918).
2. Ricarda Huch (1864-1947).
3. Ricarda Huch op latere leeftijd.
4. Bertolt Brecht.
5. Else Lasker-Schüler in jonge jaren.
6. Else Lasker-Schüler op latere leeftijd.