Fijngevoeligheid
Wie hebben niet al het epitheton ornans Laatste Romanticus opgeplakt gekregen? De componisten Richard Strauss (1864-1949) en Hans Pfitzner (1869-1949), de pianist Vladimir Horowitz (1903-1989), en daarna was wel weer een ander aan de beurt, doch nu wordt deze kwalificatie — zij het voorzien van een vraagteken — posthuum verleend aan Sergej Rachmaninov (1873-1943). En dan hebben we het alleen nog maar over musici gehad. Maar dit epitheton kan vanzelfspekend even terecht of op even onjuiste wijze worden toegedicht aan schilders, of worden opgedrongen aan dichters of beeldhouwers. [Onder ons: zelf beeld ik me af en toe opeens in dat ik voor zo’n verbale onderscheiding in aanmerking zou kunnen komen, maar zolang ik het me inbeeld en mijn hond en haar drie katers dat zonder meer van mij aannemen, ben ik wel tevreden.]
Dat Rachmaninov een hoop in noten verpakte rimram uit de onderste la bijeengeschreven heeft, moge blijken uit zijn monsterpartituren met werken voor piano en orkest vol clichés en ander oninteressants. Banaliteit is eveneens troef in zijn symfonieën. Maar als componist van liederen laat de man zien dat hij inderdaad beschikte over klasse: grote klasse.
Variatie in bezetting
De komende week worden er drie concerten gegeven met 25 liederen die Rachmaninov heeft gecomponeerd op teksten van onder anderen grote Russische dichters en die door enkele combinaties van zang met pianobegeleiding zal worden gerealiseerd. Deze korte reeks concerten is een initiatief van de Stichting 20ste eeuwse Lied.
Pianiste is Reinild Mees die voor alle begeleidingen zal zorgen; gezongen wordt door de mezzosopraan Anna Viktorova, door de bariton Sergei Leiferkus, en voorts nog in twee gevallen door het Nationaal Jeugdkoor onder leiding van Wilma ten Wolde. Verdere medewerking zal worden verleend door de dichteres Nina Targan Mouravi, die de Russische teksten voor het publiek zal samenvatten.
Rijke bron
In een periode van vier decennia — tussen 1890 en 1930 — heeft Sergej Rachmaninov zo’n tachtig liederen gecomponeerd, steeds in afdelingen, op een thema of op teksten van soms alleen Russische dichters, dan weer op basis van een mengeling van tekstbronnen.
De reeds aangeduide grote namen van auteurs die we tegenkomen als ‘leveranciers’ van de teksten voor de composities van één der meest geliefde Russische muziekmeesters ter wereld, zijn Aleksandr Poesjkin (1799-1837), Michail Lermontov (1814-1841), Dimitri Merezjkovski (1865-1941), en eveneens van de eerste Russische Literatuur-Nobelprijswinaar (1933) Ivan Boenin (1870-1953), alsmede tal van anderen. Enkele keren komt de Duitser Heinrich Heine (1797-1856) in de lijst van tekstdichters voor en zelfs eenmaal Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), maar het gros van de teksten is toch afkomstig van Russen, al zijn dezen niet allen poëten van de eerste garnituur. Sommige van die namen zijn, zeker voor ons westerlingen, in het vergeetboek geraakt.
Fin de siècle liederen
Voor het samenstellen van een concert met stukken die uitsluitend uit het liederenwerk afkomstig zijn, heeft men derhalve een ruime keuze. De in totaal vijfentwintig liederen, die in afwisselende ‘bezetting’ zullen worden voorgesteld, stammen uit de periode 1890-1912 (van opus 4 tot en met opus 34).
Het is niet gespeend van humor dat het concert wordt geopend — door Anna Viktorova, begeleid door Reinild Mees — met het vierde lied uit de eerste reeks — opus 4 uit 1890-1893 — van de grootste aller Russische dichters: Aleksandr Poesjkin: O poj krasavitsa pri mne — voor de niet slavisten onder u: O zing mij nooit meer toe. Je mag hopen, en redelijkerwijs er tevens van uitgaan, dat de toehoorders dit niet zullen denken of dit onverhoeds zelf gaan zingen, evenmin als de resterende vierentwintig nummers van het programma zullen zijn voorgesteld. Het duo vervolgt met drie verschillende liederen uit drie andere opusnummers op teksten van minder vooraanstaande schrijvers.
Lied zonder woorden
Voordat Sergei Leiferkus vijf opusnummers gaat zingen — ook weer pianistisch begeleid — uit vijf verschillende reeksen, eveneens verspreid over dezelfde periode, zal het Nationaal Jeugdkoor de Vocalise, opus 34 uit 1912, ten gehore brengen. In het programmaoverzicht wordt dit als nummer 7 uit dat opus aangekondigd; ik ken het als nummer 14. Het stamt uit de Veertien liederen met dat opusnummer, dat is opgedragen aan de toen wereldvermaarde bas Fjodor Sjaljapin (1873-1938) en aan diens collega, de tenor Leonid Sobinov (1872-1934).
Van die Vocalise bestaan tal van bewerkingen, die men af en toe ook weer uitgevoerd hoort. In december hebben violiste Emmy Verhey en pianist Paolo Giacometti het stuk als toegift gespeeld tijdens hun korte tournee door Noord-Nederland. Er bestaat eveneens een zeer zwoele versie door Anna Moffo (overleden in 2006, geboren tussen 1930 en 1935), begeleid door een orkest onder leiding van Leopold Stokovski (1882-1977), en dan nog diverse voor andere instrumentaties.
Het Nationaal Jeugdkoor zal dit nummer niet werkelijk zingen, maar vocaliseren, hetgeen de titel immers al aankondigt, en zoals dat eveneens gebeurt in Aleksandr Skrjabins (1872-1915) symfonie Prometheus die in dezelfde periode is ontstaan (1908-1910).
Zes liederen opus 15
De zes liederen, die Rachmaninov heeft gecomponeerd in de jaren 1896-1897, en die onder het opusnummer 15 voor het nageslacht zijn bewaard en bestemd zijn om te worden gezongen door een vrouwenkoor of een knapenkoor, worden hoogst zelden uitgevoerd, maar komen tijdens deze drie concerten direct na de pauze van het concert aan bod in een tweede optreden van het Nationaal Jeugdkoor. Zoiets maakt een op zich reeds interessant programma nog aantrekkelijker.
Het eerste nummer daaruit Wees geloofd op tekst van Nikolaj Nekrasov (1821-1878), een in het westen nauwelijks meer bekende Russische auteur, al menen sommigen dat hij de hoofdpersoon is in het toneelstuk Nekrassov (1955) van Jean-Paul Sartre (1905-1980).
Vijf liederen voor stem en pianobegeleiding
Daarna is eerst weer de beurt aan het duo Anna Viktorova en Reinild Mees, die samen vijf liederen van Russische schrijvers — waarvan één, uit opus 8, (1893) op basis van een tekst van Heinrich Heine. Tussen de resterende nummers vinden we van Nobelprijswinnaar Ivan Boenin: Notsj petsjalna (De nacht is somber) — in principe geschreven voor een tenor — uit opus 26: 15 liederen, gecomponeerd binnen 4 weken (tussen 14 augustus en 10 september 1906).
Ter afsluiting
De bijna onophoudelijk spelende Reinild Mees begeleidt, ter afsluiting van het concert, de prachtige stem waarvan Sergei Leiferkus u nog in vier liederen deelgenoot zal maken. Dat doet hij via een op muziek gezette brief van Mevrouw Rachmaninova, daarna met twee nummers uit het eerder genoemde opus 26. En als laatste zal uit opus 21 het elfde (van twaalf ) liederen ten gehore gebracht worden, gecomponeerd in 1902, op tekst van A. Kroeglov, al staat er in een al wat oudere Rachmaninov-biografie (Johan Andriessen) juist bij dat lied geen auteursnaam. Maar de grote Grove noemt eveneens die naam.
In tijden van crises — van welke aard dan ook — is het een zeer passende afsluiting van zo’n concert: Ja ne prorok (Ik ben geen profeet).
__________
Dit concert wordt drie keer gegeven:
[[Zondag 8 februari om 14:00 uur in Diligentia, Den Haag.]]**
Dinsdag 10 februari, om 20:15 uur in de Kleine Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam
Woensdag 11 februari om 20:15 uur in De Doelen, Rotterdam.
** NB: zaterdagochtend 7 februari:
De impresario laat ons daarnet weten dat het concert in Den Haag niet doorgaat.
____________
Afbeeldingen
1. Sergej Rachmaninov. Geschilderd portret (1925) door Konstantin Somov (1869-1939).
2. Tenor Leonid Sobinov.
3. Auteur Niolaj Nekrasov.
4. Auteur Ivan Boenin diende ook als bron voor de liederen van Rachmaninov.