Droomkunst (3): Over Jacob Bendien en De Nerée

Welkom bij aflevering numero drie van Droomkunst. Vandaag gaan wij wat keuvelen over enkele wonderlijke dwarsverbanden en overeenkomsten naar aanleiding van enkele in de Droomkunsttentoonstelling geëxposeerde werken van Jacob Bendien. Bendien, zie ook de catalogus p. 17, behoort tot dat select groepje Nederlands kunstenaars dat ‘bezielde’  vroege abstracte werken maakte. Kunstbroeders waren bijvoorbeeld Herman Gouwe (zie cat. 85, Fantasie, 1919), Albert Plasschaert of Jan van Deene. Het betreffen, kort door de bocht gezegd, kunstenaars die een belangrijke schakel vormen tussen het symbolisme en de abstracte variant van het modernisme, waarvan Mondriaan het beroemdste voorbeeld is. Ook Mondriaans werken waren ‘bezield’; er zat veel, al dan niet theosofische, theorie achter of in – net hoe je het wilt zien. Bendien was tevens een groot Mondriaankenner.

Nu wil het geval dat uw studeerkamerdecadent een bijzondere interesse heeft in Bendien. Zo is zijn broer Johan, directeur van de Amsterdamse stadsschouwburg, degene aan wie Jacob Israël de Haan in 1908 een voorpublicatie in De Nieuwe Gids van Pathologieën opdroeg. De Haan kende Bendien via zijn zus Carry van Bruggen. (Dat laatste gegeven deelde Ype Koopmans mij eens mede.) Diezelfde heer Koopmans nu, heeft ook geschreven over een bijzondere parallel tussen het werk van Jacob Bendien en die andere Nederlandse decadente kunstenaar, Carel de Nerée tot Babberich, waarmee de dwarsverbanden tussen het symbolisme en modernisme andermaal onderstreept worden.

In Koopmans boek over Radecker komt ook diens makker Jacob Bendien uitvoerig voorbij. Zo onderstreept Koopmans het belang van ‘de lijn’: ‘De nieuwe schilderopvatting van
Bendien en Van Deene werd gekenmerkt door een spel van regelmatig door het schilderij golvende lijnen en van de door die  lijnen omsloten vlakken, die in afwisselende tinten naast elkaar zijn gezet.’  Bij ‘de lijn’ denken u en ik uiteraard direct aan jugendstil, waarvan de lijn in feite de kern vormt. Denkt u bijvoorbeeld aan het bekende boek Line and form van Walter Crane uit 1900. Wij denken vervolgens meer specifiek aan de kunst van De Nerée, dat één groot lijnenspel is. Een lijnenspel dat in zijn latere, bepaald onbekende expressionisme-achtige werken overigens ook gecombineerd wordt met grote kleurvlakken. Bendien blijkt goed vertrouwd met de lijnen van De Nerée, die dan ook een grote nawerking bij hem vonden. Koopmans schijft daarover:

Opvallend is dat Bendien ongeveer tegelijkertijd [circa 1916, SB] de abstractie liet voor wat dit was en dat hij zich gedurende een paar jaar vooral manifesteerde met groteske tekeningen met nachtmerries en andere droefgeestige thema’s. Voor een deel lijkt het om negatieve zelfportretten te gaan. Sommige doen denken aan het werk van De Nerée tot Babberich van omstreeks de eeuwwisseling, een kunstenaar die, zoals eerder ter sprake kwam, door d’Audretsch was ontdekt. Een voorbeeld is Bendiens Melancholie/Schwermut uit 1917, door de Duitse criticus F.M. Huebner afgebeeld in Die neue Malerei in Holland uit 1921, een beeldbepalend boekje waarin overigens ook een olijke blote fabrieksarbeidster van Rädecker is opgenomen.

En inderdaad, leg Bendiens Melancholie  naast het zelfportret van De Nerée uit 1901 dat in 1916 afgebeeld werd in La Revue de Hollande als illustratie bij de publicatie van enkele Franstalige gedichten van De Nerée en de gelijkenissen, de kleur, de enkele lijnen, het verdwijnen van het gelaat in de achtergrond en de compositie zijn werkelijk opvallend (zie hiernaast afbeelding een en twee). Bendien hoeft niet per se La Revue te hebben bekeken om het werk van De Nerée te kennen: in deze jaren was er immers haast jaarlijks wel ergens in Nederland een overzichtstentoonstelling van diens werk. Ik vermoed dat Bendien bij die tentoonstellingen, net zoals Hendrik de Vries, zijn ogen uit heeft gekeken. En hoewel Koopman stelt dat deze ‘De Nerée-fase’ bij Bendien een tijdelijke afstand tot de abstractie is, durf ik echter te stellen dat er wel degelijk een verband is te leggen met ook de abstracte werken van Bendien. Dat onderstreept wat P.N.H. Domela Nieuwenhuis in 1962 (serie 8, nr.1) in het Museumjournaal  over De Nerée schreef:

Lees ook:  Art Nouveau tijdens de laatste tsaren

De ontwikkeling van de kunstenaar ging toen [circa 1907, periode van genoemde latere werken, SB] nog verder, maar door zijn ziekte was hij langzamerhand op een dergelijke wijze verzwakt dat deze, toch nog vrij plotseling, werd afgebroken. De Nerée is wel eens de Louis Couperus van onze tekenkunst genoemd. Hij was een typische representant van het ‘fin de siècle’, dat in verschillende opzichten toch geen einde is geweest. Het symbolisme en een aantal ideeën die door zijn vertegenwoordigers werden aangehangen of ontwikkeld, zijn immers van de grootste betekenis geweest voor het ontstaan van de moderne kunst.

Aanschouwt u in deze context eens het op Droomkunst geëxposeerde Meditistische arabesk van Bendien uit 1917 (cat. 74) en daarna de wonderlijke tekening die De Nerée zo’n 15 jaar eerder maakte en die zich in een particuliere collectie bevindt (neen, niet de mijne helaas): afbeeldingen drie en vier hiernaast.  Het is weliswaar figuratief in die zin dat het een portret is, maar met de zichtbare werkelijkheid heeft het toch niet veel meer te maken. Het is eerder een wonderlijk lijnenspel à la Bendien. En dit is niet maar een toevallige overeenkomst, er zijn er meer te vinden. Eén daarvan, een tekening van De Nerée die ook sterk lijkt op de abstracte Bendien, zal bijvoorbeeld later dit jaar in het Louis Couperus Museum te zien zijn.

Tenslotte hoor ik u, tot in uw tenen gefascineerd door dit alles, vragen: ‘En Mondriaan dan? Hield die ook zo sterk van Careltje?’ Nu, dát durf ik niet te zeggen, maar dat Neerlands beroemdste twintigste-eeuwse kunstenaar het werk van zijn bepaald minder beroemde generatiegenoot mogelijk iets meer dan oppervlakkig kende, dat durf ik wel te beargumenteren. Maar dat is voor een andere keer.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *