Droomkunst: Henricus en The French Connection

Zoals toegezegd meer over Droomkunst én over Frans-Nederlandse culturele en schilderkunstige connecties. Wij lichten uit de Droomkunst-catalogus nummer 12: ‘Langs de kust’ (1900, krijt op papier, 46 x 71 cm) van Henricus Jansen. Een reuze aardig landschap. Mij doet het denken aan zoals dat heet een symbolistisch landschap en hoewel die suggestie wellicht tot stand komt door de context waarin het hangt, lijkt het me geen radicale misinterpretatie. Henricus is immers een kunstenaar die duidelijk in een symbolistische stijl werkt en dit werk lijkt me geen uitstapje.

Hoewel Henricus volgens Bettina Polak in haar beroemde Het symbolisme in de Nederlandse schilderkunst  ‘in zijn tijd vooral bekend [was] als schilder van naturalistische stads- en havengezichten, waar de invloed van Jacob Maris en Breitner zich niet verloochent’, zie ik die invloed hier niet zo terug. Niets zo veranderlijk als reputaties. Polak noemt Henricus ‘zo goed als vergeten’, maar wel vinden we bij hem omstreeks 1893 en 1894 ‘verreweg de interessantste – en ook de sterkst symbolistisch gekleurde – scheppingen’. En Henricus heeft ‘illustraties gemaakt, die tot de fraaiste en zuiverste voorbeelden van symbolistische kunst zijn te rekenen. Henricus’ verblijf in Parijs zal er zeker toe hebben bijgedragen, dat hij de invloed van Franse illustratoren onderging, van Eugène Grasset en Carloz Schwabe. Ook Walter Crane’s kunst heeft sporen in het oeuvre van Henricus nagelaten.’

Volgens mij is juist die naturalistische kant heden ten dage vergeten en geniet hij juist, mede dankzij Polak natuurlijk maar zeker dankzij het internet, een zekere solide faam als symbolist, getuige bijvoorbeeld dit bericht over een fraai boekwerk (ook op Droomkunst te zien overigens) dat gezien de prijs nog altijd naarstig gezocht wordt. Ook op veilingen worden zijn symbolistische tekeningen altijd wel afgehamerd, en onze ingewijde vrienden van het Louis Couperus Museum hadden de goede smaak om twee onbekende tekeningen van Henricus tentoon te stellen in hun expositie Couperus Culinair. (Over het Couperus Museum gesproken: bent u al naar de Reith-expo geweest? Snel doen hoor, erg mooi! Daarover alhier hopelijk spoedig meer.)

Wij focussen nu even op die Franse kant, want daar gaat de Prijsvraag van deze week over. Bekend is dat Henricus rond 1890 in Parijs woonde en werkte, waar hij dus de door Polak genoemde Franse invloeden onderging. Niet alleen van de grote symbolisten overigens, maar mijns inziens ook van  illustratoren als Steinlen, Robida of Cheret. Zie bijvoorbeeld de stijl van genoemde tekeningen in het Couperus Museum of zijn charmante illustraties voor Johan Gram’s ‘s-Gravenhage in onzen tijd uit 1893.

Vermoedelijk heeft Henricus niet alleen die illustratoren van hun werk in de diverse periodieken gekend, maar ook persoonlijk met hen in de kroeg gehangen. Hoe dat zo? Zie voor de bron van deze hypothese de opmerking in de catalogus The ‘Nieuwe Kunst’  Part II,  The Van Leeuwen Print BV uit 2001, cat. nr. 22 (Een Liedekin van Heer Halewijn in perkament, op Japans en gesigneerd, exemplaar nummer twee van slechts enkele) waarin Van Leeuwen meldt:

Lees ook:  Johan Thorn Prikker en De middagzon

In 1974 I was told the name of the Dutch nobleman who fathered Henricus and paid for his education, but I forgot to note the information. In an auction of Mak van Waay, Amsterdam, 1-10-1974, nr. 1974 (sic) was an autograph letter signed R. de Salis, the publisher of Le Chat Noir, Paris, dated 14-6-1890 stating that Henricus was an editor of that periodical (information that I have not come across elsewhere.)

Kijkt u eens, interessant!

Henricus als redacteur van het periodiek rondom de stamkroeg van Tout Paris Artistique, waar hij Toulouse-Lautrec, Willette, Jean Lorrain, Zola, Caran d’Ache, Satie, Catulle Mendès, Bruant kon ontmoeten. Sterker nog, hééft ontmoet, ontdekten wij al snel bij een beetje research voor dit stuk, getuige bijvoorbeeld het I.M. in De Tijd van 7 februari 1921: ’te Parijs werd hij een der intieme vrienden van Paul Verlaine, Anders Zorn en vele anderen, die toen nog het onvervalschte bohème-bestaan op Montmarte leidden. Henricus kon over dat leven der Parijsche kunstenaars als geen ander vertellen.’

Extra interessant is overigens zijn vriendschap met Paul Verlaine. In zijn onlangs verschenen en zeer lezenswaardige boekje De handel en wandel van de boekenjood doet Ewoud Sanders uit de doeken welke Haagse boekhandelaar Verlaine in 1892 naar Nederland heeft gehaald: dat is niet Blok sr., maar Blok jr. Klinkt triviaal, is het niet: zie hier de korte versie en koopt u dan het boek.

Ik vermoed, maar dat is voor een volgende prijsvraag, dat het Henricus, goed thuis in ook de Haagse culturele wereld, zal zijn geweest die Blok hierbij op z’n minst heeft geholpen. Een uitvoerige anekdote over dat Parijse bestaan, en over Salis en de Chat Noir, kunt u hier lezen.  Het blijkt overduidelijk dat Salis en Henricus elkaar meer dan goed kenden en de medewerking van de laatste aan diverse Franse bladen wordt ook genoemd. Maar níet de Chat Noir, en ik kan daar verder, net als Van Leeuwen, die ik vroeger wel eens tegenkwam in Mokum, maar de laatste tijd niet meer, ook niks over terugvinden.

Dus, wie o wie kan ons meer vertellen over Henricus en de Zwarte Kat? Wie heeft die brief of andere documentaire bronnen om het een en ander te verifiëren? Het lijkt maar een detail, maar dat  moeten wij, en dan bedoel natuurlijk ik gans Holland, voor de goede kunsthistorische orde natuurlijk weten. En wij willen ook de eventuele tekeningen zien die Henricus in 1890 voor dat blad heeft gemaakt.

De winnaar wordt beloond met een oorspronkelijk lithografisch bijvoegsel van De Kroniek uit 1895 of  1897 van – naar keuze – Jan Veth, Antoon Molkenboer of H.J. Haverman. Zet ‘m op!

2 gedachten over “Droomkunst: Henricus en The French Connection”

  1. Ik moest meteen denken aan “Quinze jours en Hollande”, het verslag van Verlaine zelf, waarvan ik een Waalse uitgave uit 1944 heb waarin ook fragmenten van Zilcken en Johan Thorn Pricker. Het papier is een beetje broos en voor- en achterzijde liggen los, dus ik neem het liever niet te vaak ter hand.

    Maar zoek en je vindt al snel een gedigitaliseerde versie van de editie van 1897 (https://archive.org/details/paulverlainecorr00verl) waar op het titelblad Maison Blok te La Haye als medeuitgever is aangeduid.

    Niet zo vaak dat je in een boekje een ruzie tussen de auteur en de uitgever van hetzelfde boekje ziet gedocumenteerd.

    Het biedt intussen geen nadere informatie over Henricus Jansen, maar aardig is het altijd.

  2. Kleine slordigheid: bedoelde “editie van 1897” behelst de correspondentie rond de uitgave, niet de uitgave zelf.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *