Piet Mondriaan is als kunstenaar in zekere zin dé verpersoonlijking van de woelige tijdspanne die wij tot onderwerp van dit weblog hebben gekozen. Bijna alle belangrijke ontwikkelingen die zich rond 1900 in de schilderkunst hebben voltrokken, lieten in zijn werk hun sporen na: van impressionisme naar symbolisme, en van expressionisme naar volkomen abstractie. Doordat het modernisme — in de beeldende kunst nog in sterkere mate dan in andere kunstdisciplines — het pleit heeft gewonnen en zich tot op zekere hoogte tot op de dag van vandaag kon handhaven als dominante richting, is Mondriaan bij het grote publiek voornamelijk bekend om zijn minutieus en in overwegend primaire kleuren geschilderde, rechthoekige vlakken.
Maar Mondriaan heeft zoveel meer te bieden. Nergens is zijn ontwikkeling beter op de voet te volgen dan in het Gemeentemuseum in Den Haag, dat bijna 300 werken van de meester bezit, en daarmee verreweg de grootste collectie Mondriaans ter wereld beheert.
Bij uitgeverij Waanders verscheen de inmiddels vierde collectiecatalogus van het museum (de vorige dateert uit 1974). In het fraai en vooral handzaam uitgegeven boek heeft conservator Hans Janssen het voorzien op het modernistische cliché — vooral ontstaan door de Angelsaksische literatuur over Mondriaan — dat de kunstenaar vooral op eigen kracht zijn bestemming vond. Hij toont aan dat de Nederlandse traditie van de landschapsschilderkunst hem enorm heeft gehopen bij het zoeken en het uiteindelijk vinden van zijn volledig voorstellingloze kunst. Janssen laat hierbij de ingewikkelde theorieën over zijn werk grotendeels voor wat ze zijn en keert terug naar waar het allemaal om gaat: de kunstwerken zelf.
Hans Janssen, Mondriaan in het Gemeentemuseum Den Haag. Uitgeverij Waanders, ISBN 978 90 400 8443 0, € 24, 95, 288 pagina’s, met 270 kleurenreproducties.