Een terugblik op de tentoonstelling Divine Decadence in Kasteel van Gaasbeek

Hoewel het bij rond1900 elke dag een viering is van het decadente verleden, heden en toekomst zal Bacchus
2016 bekend blijven staan als een vruchtbaar jaar voor liefhebbers van het fin de siècle. De jubileumtentoonstelling Van ZERO tot kleine zielen ter ere van het twintigjarig bestaan van het Louis Couperus Museum en de Jan Toorop-tentoonstelling in het Haags Gemeentemuseum spreken voor zich. Ook dit jaar nog opende Divine Decadence in het Belgische Kasteel van Gaasbeek, verborgen in het weelderige Brusselse Pajottenland. De expositie is spijtig genoeg al geëindigd. Wel kunt u de bijbehorende catalogus Divine Decadence met bijdragen van Luc Vanackere, Stef Lernous, Pol Dehert, Karel Vanhaesebrouck en Donald Kuspit online of in de winkel van het kasteel verkrijgen. Hier alsnog een korte terugblik op deze bijzondere tentoonstelling, en ik geloof dat u mijn, ahum, schitterende fotoskills wel wil vergeven.

Uw correspondent was aanwezig op de opening en bevond zich daar te midden van de jeunesse dorée als een ordinaire kasplant in een zee van orchideeën. Tussen de muren van de lichtjes decadente burcht die in een romantische stijl gerestaureerd werd kon men genieten van de vleeswording van J.K. Huysmans’ À Rebours. Als een moderne Des Esseintes dompelde curator Stef Lernous van het theatergezelschap Abattoir Fermé de bezoeker van kop tot teen onder in de languissante sfeer van het fin de siècle. Divine Decadence toonde werk van klassieke en moderne, bekende en minder bekende decadente of alleszins grensoverschrijdende kunstenaars waaronder Berlinde De Bruyckere, Odilon Redon, Jan Fabre, Erwin Olaf, Gérard Rancinan, Félicien Rops, Franz von Bayros, Kees van Dongen, Franz von Stuck en Jan van Oost. We bevonden ons dus in goed gezelschap. Bij binnenkomst grijnsden de fotoportretten van Michel Houellebecq, Luisa Casati en David Bowie de bezoeker vanuit de hoogte toe en kon de tocht door de kelders, erkers, zolders en balzalen van het ietwat onderkomen kasteel beginnen. Van een klassieke tentoonstelling was echter geen sprake, wel van een Gesamtkunstwerk. Ook audiovisuele meesterwerken en een eigen soundtrack van Abattoir Fermés huiscomponist Kreng kregen een plaats in het decadente universum en maakten de expositie tot een sensatie voor alle zintuigen.

Verder vielen ons op: de Archiefzaal met daarin een door MassesCarlos Schwabe geïllustreerde Les Fleurs du Mal uit 1900 met sierlijk ingelegde boekband van Charles Meunier en het prachtig gestileerde Pierrot Malade van Federico Beltran Masses. Het lichte coloriet van Masses’ odalisk en zieke pias stak aangenaam scherp af bij de overige, moroser getinte kunstwerken van deze zuiderling.

Lees ook:  Conference Friend or foe: Art and the Market in the Nineteenth Century

De kijkkasten voor een imaginaire theatertentoonstelling van À Rebours waren inventief en speels, maar mijn aandacht ging vooral uit naar de pelliculepareltjes die werden vertoond, waaronder Fellini’s Satyricon en Visconti’s Death in Venice, maar ook een modeshow van Dior uit 1998 en Greenaways The Cook, the Thief, his Wife and Her Lover. In de naar Des Esseintes’ funeraire banketten gemodelleerde Eetkamer en Keuken vonden we, naast het onvermijdelijke canonieke serviesgoed en wat opgezette ortolanen, Von Stucks Nautilusbeker en het geglaceerde lichaam uit Greenaways film.

Een volgend topstuk sierde de Rode Kamer, eigenlijk een hermetisch afgesloten boudoir: neree
Sortie van de hier veelbesproken Carel de Nerée tot Babberich. Het werk hing wat uit het zicht in een hoekje, maar ik herkende de zweepslagstijl meteen. Het is aangenaam om te zien dat het door Sander Bink verrichte studie- en schrijfwerk weerklank heeft gevonden. In dezelfde ruimte ook het wat brave vrouwenportret Désesperée van Alfred Stevens en een Faun van August Schädler. Het geinige absintkabinetje bevatte een aantal ‘moderne’ flessen van het groene spul. Daarmee is alles wel over deze kamer gezegd.

Bij het vertrekken trof me nog een laatste kunstwerk. Het borststuk van een wenende Bacchus (zie hierboven) sloot de tentoonstelling af. Een droeve Pan is een curieus zicht, maar ik geloof dat Divine Decadence haar bezoekers geen enkele reden tot grieven of bitterheid heeft gegeven.

Voor diegenen die de voorkeur geven aan een klassiekere tentoonstelling is er in het Kasteel tot eind oktober 2017 een selectie te bezichtigen van negentiende-eeuwse topstukken uit de collectie van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Werken van onder meer Alfred Stevens, Henri Leys, Henri de Braekeleer, Auguste Rodin, Jan Stobbaerts en Gustave de Jonghe sieren de Fruitkamer, aangekleed als een weelderig negentiende-eeuwse salon.

Eén gedachte over “Een terugblik op de tentoonstelling Divine Decadence in Kasteel van Gaasbeek”

Laat een antwoord achter aan Han$$en Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *