Janáček en Sibelius op BBC Proms 2006

Jean SibeliusGrote klassieken
Zaterdag 5 augustus kunnen de liefhebbers van de befaamde Britse Proms zich tijdens het avondconcert in de Royal Albert Hall in Londen weer laten meeslepen door vier klassieke composities uit de grote werken van het orkestrepertoire. Na de onderbreking staan twee stukken van de Finse grootmeester Jean Sibelius (1865-1957) op het programma van deze Prom, die tussen 20:00 en 22:00 uur Nederlandse tijd via de televisie op BBC2, en tegelijkertijd via BBC Radio 3, rechtstreeks te volgen zal zijn. In de pauze (Twenty Minutes tussen ca. 20:50 en 21:10 uur) zal de commentator in zijn speciale loge, met zicht op zo’n beetje de gehele zaal, ongetwijfeld weer gesprekken voeren met één der uitvoerenden en/of organisatoren, dan wel met een muziekjournalist of een andere ingewijde op het gebied van de klassieke muziek, over het programma en wellicht over eventuele plannen voor de volgende reeks Proms, of over de eerstvolgende concerten. Doorgaans begeeft zich nog een collega in de pauze tussen het publiek in de wandelgangen van de Albert Hall en voert daar korte gesprekken – normaliter met van tevoren vaststaande personen, die niet per se klassieke muziek in het algemeen, of het programma van die avond in het bijzonder, als thema hoeven te hebben.

Uitvoerenden
Het optreden zal worden gegeven door het National Youth Orchestra of Great Britain onder leiding van Colin Davis, die in vroeger jaren al vele concerten in de Albert Hall – waaronder ook de Last Night of the Proms – heeft gedirigeerd, met het BBC Symphony Orchestra waarvan hij jarenlang vaste dirigent is geweest. Er is deze keer sprake van een waar orkestconcert, omdat er geen solowerk geprogrammeerd is.
Begonnen wordt met de Symfonie in drie delen uit 1945 van Igor Stravinski (1882-1971). Bijzonderheid daarin is dat een piano en een harp een concertante functie vervullen. Er isPortret van Igor Stravinski door Jarko Aikens (1984). Collectie Heinz Wallisch wel eens gesuggereerd dat Stravinski met dit werk een poging heeft ondernomen om de symfonie en het concerto tot een eenheid samen te smeden. In dat geval heeft echter het concerto de meeste concessies moeten doen.

Janáčeks Rapsodie
De Tsjechische componist Leoš Janáček (1854-1928) koesterde een sterke voorliefde voor de Russische literatuur, en die is terug te vinden in diverse van zijn werken, zoals in twee opera’s: Katja Kabanova (1921), naar het toneelstuk Onweer van de grote dramaturg Aleksandr Ostrovski (1823-1886) (1), en Uit een dodenhuis (1927) naar Fjodor Dostojevski (1821-1881). Ook het sprookje voor cello en piano van dezelfde componist vindt zijn oorsprong in de Slavische literatuur van Moedertje Rusland. Datzelfde geldt voor Taras Boeljba uit de bundel Mirgorod (1835) van Nikolaj Gogolj (1809-1852), die zijn tekst in 1842 nog eens heeft omgewerkt. Het historische verhaal behandelt een periode uit de strijd tussen de Kozakken en de Polen aan het begin van de achttiende eeuw. Drie scènes uit Gogoljs verhaal zijn door Leoš Janáček in hun grote lijnen muzikaal uitgebeeld. Zijn aandacht is daarbij uitgegaan naar de algemene sfeer, zonder dat hij daarbij in details is getreden. Janáček heeft aan deze Rapsodie voor orkest (met orgelpartij) gewerkt van 1914-1918. Op 9 oktober 1921 werd Taras Boeljba voor het eerst uitgevoerd in Brünn, waar de componist zelf van 1876 tot 1888 dirigent van het stedelijk orkest was geweest, en waar hij in 1881 een orgelschool had gesticht. De Praagse première was op 6 november 1924.
Houtsnede van Nico Bulder (1947), voor  het omslag van Gogoljs 'Taras Boeljba' De geschiedenis van deze protagonist is in ons land prachtig uitgebeeld door de Groninger Nico Bulder (1898-1964), één van de belangrijkste houtsnijkunstenaars uit de Nederlandse geschiedenis. De uitgave van de Nederlandse vertaling van Nikolaj Gogoljs verhaal over de hetman Taras Boeljba – in 1948 verschenen in de reeks De Onsterfelijken van Uitgeverij Contact te Amsterdam – wordt opgeluisterd met diverse houtsneden, die Nico Bulder hiervoor speciaal heeft vervaardigd.

Lees ook:  Enige fin de siècle musici en enkele bon-mots van en over hen

Symfonisch gedicht
In Pohjola’s Daughter opus 49 (1906) valt vooral de invloed van Richard Strauss (1864-1949) te bespeuren, hetgeen reeds manifest is in de benaming die Jean Sibelius (2) oorspronkelijk in gedachten had: L’aventure d’un héros (vergelijk: Ein Heldenleben van Strauss). De compositie borduurt voort op Sibelius’ voorafgaande stukken omstreeks 1890, die eveneens waren gebaseerd op de Kalevala (3). In Pohjola’s Dochter wil de componist het harmonische idioom en de daarbij behorende orkestratie verder ontwikkelen.

Laatste symfonie
De Zevende Symfonie in C groot, opus 105 uit 1924, is tevens Sibelius’ laatste werk in die categorie. Hoewel het werk ruim drie decennia voor de definitieve afsluiting van het leven van Jean Sibelius werd geschreven, is het toch een zwanenzang. Simon Vestdijk (1898-1971) heeft een heel boek gewijd aan de symfonieën van Sibelius, en hij noemt daarin deze Zevende een typisch ‘ouderdomswerk’, al baseert hij die stelling meer op de doorgevoerde synthese en de geestelijke verdieping die erin naar voren komen, dan op stilistische abstractie.
Die Zevende Symfonie is aan de ene kant inderdaad een sterk levensbevestigend werk,Jean Sibelius, door Albert Edelfeldt (1901) doch tegelijkertijd is het doordrongen van een avondstemming, die qua polyfonie in de trombones haar hoogtepunt vindt. Dit sacrale element kan ertoe hebben geleid dat de befaamde bassist en dirigent Serge Koussevitzky (1874-1951) juist deze symfonie als Sibelius’ ‘Parsifal’ heeft geapostrofeerd.
Een hymnische coda zet de kroon op Sibelius’ symfonische scheppingen.

(1) Zie ook ons artikel over Nikolaj Rimski-Korsakov, van zondag 30 juli.
(2) Zie ook ons artikel over ‘De ultieme biografie van Jean Sibelius’, van woensdag 7 juni.
(3) De Kalevala is het nationale epos van Finland en vormt daarmee tevens de hoeksteen van de Finse identiteit. De arts Elias Lönnrot, die tevens een groot kenner van de Finse folklore was, stelde de eerste versie van de Kalevala in 1835 samen op basis van mondeling overgeleverde volkspoëzie, maar het zou nog tot 1849 duren voordat het zijn definitieve beslag zou krijgen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *