Maurice Ravels verklanking van Colette’s L’Enfant et les sortilèges

Maurice RavelFranse muziek
Zondag 22 april in de middag kunt u op de Belgische radiozender Klara tussen 15:05 uur en 17:05 uur luisteren naar drie werken van Franse componisten, waarbij Maurice Ravel de meest prominente plaats inneemt. Het middelste van de drie uit te voeren stukken wordt aangegeven met Ravel/Ibert/Roussel/Milhaud/Poulenc/Auric/Schmitt/Ferroud: L’éventail de Jeanne. Het laatste van de drie werken betreft de bijna tachtig jaar oude Boléro, de obsederende dans, die — vooropgesteld dat het presenterende orkest, vanzelfsprekend tevens afhankelijk van de kwalteiten van de dirigent, het vereiste niveau weet te creëren — altijd weer boeit [1]. Het concert van die middag wordt echter geopend met Ravels compositie uit 1925: L’enfant et les sortilèges.

Maurice Ravel als optie
Net nu Colette gedurende tien dagen tussen 15 en 25 april wat meer dan gewoonlijk in de belangstelling staat door de biografische speelfilm in twee delen, waarvan het eerste reeds is uitgezonden, en het tweede aanstaande dinsdagavond en woensdagmiddag op TV5 Monde te zien zal zijn, komt er een uitzonderlijk stuk van Ravel — dat door ingewijden wordt beschouwd als zijn meest virtuoos gecomponeerd en geïnstrumenteerd werk — dat op een tekst van deze schrijfster isColette in één van haar karakteristieke houdingen met wilde haardos, sjaal, bril en pen gebaseerd. Zij had de tekst [2] daarvoor reeds tijdens de Eerste Wereldoorlog aan de toenmalige directeur (1914-1945) van de Parijse Opéra, Jacques Rouché (1862-1957) [3], ter hand gesteld. De opera-directeur noemde flink wat namen van componisten, die in aanmerking zouden kunnen komen voor de toonzetting, doch alleen de naam van Maurice Ravel bleek in staat haar te enthousiasmeren. Ze herinnerde zich hem uit een periode, die alweer zo’n tien jaar terug lag, en hij eveneens met regelmaat op vrijdagen de literair-muzikale salon van Madame Beaugnies de Saint-Marceaux bezocht, waar naast Claude Debussy ook nog twee van Ravels vroegere leermeesters meer dan eens acte de présence hadden gegeven: Gabriel Fauré (1845-1924) en André Messager (1853-1929).

Vertragingen
In 1916 werd er een exemplaar van het betreffende gedicht aan Ravel gezonden, die toen onder de wapenen was, en niets heeft ontvangen. Een tweede exemplaar, een jaar later, onderging een beter lot, en Ravel stemde erin toe de tekst op muziek te zetten. In 1919 stond er echter nog niets op (noten)papier, maar door middel van een brief [4] aan Colette liet de componist weten dat hij eraan werkte en het stuk in ieder geval al wel in zijn hoofd gestalte kreeg. Twee jaar later had hij een gedeelte gereed, maar er kwam steeds weer iets anders tussen qua werk. Pas toen Ravel een contract kreeg voorgelegd, waarin hij zich verplichtte het werk binnen een paar maanden te voltooien, en hij dit had getekend, concentreerde hij zich volledig op L’Enfant et les sortilèges. Maar toen was het al wel 1924. De partituur was echter gereed vóór de inmiddels geplande première, op 21 maart 1925 in Monte Carlo.

De handeling
L’Enfant et les sortilèges
is het verhaal van een ondeugend kind dat wordt gestraft, maar zich daarna nog weer uitermate slecht gedraagt. Dan beginnen de magische gebeurentenissen: allereerst komen de materiële goederen, die hij heeft vernield, totVoorzijde van de LP-hoes van de versie onder leiding van Lorin Maazel leven en nemen het kind flink te grazen. In het tweede gedeelte komen daar nog eens de dieren bij die door het kind slecht zijn behandeld. Een spontane handeling ten goede van de zijde van dat kind bevrijdt het van al die spoken. Daarmee wordt meteen de moraal van het verhaal gepresenteerd, aan het slot van een driekwartier durende voorstelling.

Muzikaal materiaal
Het feit dat L’Enfant et les sortilèges niet zo vaak wordt uitgevoerd, heeft ongetwijfeld te maken met het grote aantal solopartijen, in totaal een kleine dertig, waarvoor tien solozangstemmen zijn vereist. Het Kind en een Herderin hebben elk één solist, maar diverse andere solisten zingen twee of zelfs drie partien, en de kleinere partijen worden gezongen door koorleden, zoals voor de poef, de bank, de sofa, de stoel, beeldjes, herders en herderinnetjes, kikkers en andere dieren, en tenslotte bomen. De zangeres, die de rol van de Moeder op zich neemt, zingt ook vaak die van het Porseleinen Kopje en van de Libelle, de tenor die de Wedgwoodtheepot moet vertolken, heeft meteen de taak om de Kleine Oude Man en een Groene Kikvors voor te stellen. De alt, die een Uil moet uitbeelden, mag dat ook met de figuur van een Herder. De Herderin vinden we terug in de sopraanstem, die ook de Vleermuis en de Poes is. Een coloratuursopraan wordt ingehuurd voor het Vuur en meteen ook voor de Nachtegaal. Grootvaders klok krijgt dezelfde vocale bezetting (tenor) als de flinke Kater. En het ligt wel voor de hand dat de Leunstoel en een Boom aan een bas wordenDirigent Lorin Maazel, aardig wat later dan ten tijde van de ‘Sortilèges’ toevertrouwd. De zangeres, die de Prinses mag zijn, is met haar sopraan meteen een Eekhoorn.
Er is een groot orkest vereist met drievoudige houtblazers en een toegevoegde Es-klarinet, 4 hoorns, 3 trompetten, 3 trombones en een tuba, aangevuld met een enorme batterij aan slagwerk, waaronder een piano en een celesta, en niet te vergeten: een kaasrasp. Voorts een harp en een groot bezet strijkkwintet. Desondanks is Ravel erin geslaagd een orkestrale tegenhanger te creëren bij het massieve geweld dat in zijn Dapnis en Chloë hier en daar tot uitdrukking wordt gebracht, en klinkt het ensemble in dit werk vooral doorzichtig als een kamerorkest. [5]

*****

[1] Zie daartoe ons artikel over Ravels Boléro, geplaatst op donderdag 8 juni 2006, onder de titel ‘Geen werkelijke vorm, geen ontwikkeling’.

[2] Toen droeg deze ‘fantaisie lyrique’, volgens de ene bron, de titel Ballet pour ma fille. Andere literatuur noemt als oorspronkelijke titel Divertissement pour ma fille.

[3] Jacques Rouché is in zijn functie van opera-directeur van het voorname Parijse instituut een relatief onbekende naam gebleven, ondanks zijn enorme inzet voor vernieuwingen in het muziektheater, reeds vanaf het begin dat hij directeur vanModerne elementen in de Parijse Opéra vanaf 1914 dat instituur was. Dat vergeten-zijn is ongetwijfeld te danken aan zijn bescheiden persoonlijkheid, zijn voorkeur voor verzwegenheid, en zal aan de andere kant te wijten aan het feit dat hij gedurende de Duitse bezetting in functie is gebleven, waardoor hij bij de Bevrijding in 1945. Dat alles laat onverlet dat hij een groot mecenas was en verder een uitstekend opera-regisseur. Er wordt dit jaar iets goedgemaakt, nu het een halve eeuw is geleden dat Jacques Rouché is overleden. Vaaf 5 juni tot en met 9 september is er een expositie onder de titel: La Modernité à l’Opéra: Jacques Rouché 1914-1945. (Vrij entree.)

[4] Op 27 februari 1919 liet Ravel vanuit Megève aan Colette de Jouvenal weten dat hij op hetzelfde moment dat Colette haar beklag over zijn zwijgen had gedaan aan opera-dircteur Rouché, hijzelf juist aan haar had willen vragen of zij nog wel met een zodanig in gebreke gebleven medewerker verder wilde. En in het verloop van die brief stelt de componist aan Colette voor om aan het theekopje en de theepot “en vieux Wedgwood noir” een te zingen neger-ragtime mee te geven, en vraagt haar om een reactie.
Die komt in een brief van Colette aan de componist, gedateerd 5 maart 1919 vanuit Parijs.
“Mais certainement, un ragtime! Mais bien sûr, des nègres en wedgwood! . . . Allez-y!” En ze voegt eraan toe dat het een schrikbarend effect zal hebben als een music-hall element het stof van de Opéra zal doen opwaaien. En dan vraagt ze aan Ravel of hij eigenlijk al wist dat er cinema-orkesten waren die zijn charmante verhalen uit Ma Mère l’Oye speelden bij films over “the Far West”, en ze besluit die alinea met de mededeling dat als zij de componist Maurce Ravel was, haar dat laatste feit enorm veel plezier zou verschaffen.

[5] De versie die dirigent Lorin Maazel — met het Koor en de Maîtrise van Radioduffusion Television Française (ingestudeerd door René Alix) en het Orchestre Nationa, Paris — in 1961 voor de (toen nog de) Deutsche Grammophon Gesellschaft heeft opgenomen, werd toegejuicht als een mijlpaal in de geschiedenis van de uitvoeringen, die van L’Enfant et les sortilèges zijn gegeven (en meteen voor het nageslacht bewaard via geluidsdragers). Daaraan voorafgaand was de uitvoering uit 1948 van Ernest Bour met hetzelfde orkest eenzelfde onthaal ten deel gevallen.

*****

Afbeeldingen

1. Maurice Ravel.
2. Colette in één van haar karakteristieke houdingen met wilde haardos, sjaal, bril en pen.
3. Voorzijde van de LP-hoes van de versie onder leiding van Lorin Maazel, uitgegeven door DGG. Het etiketje Grand Prix du Disque — Paris is daarop zichtbaar.
4. Dirigent Lorin Maazel, aardig wat later dan ten tijde van de ‘Sortilèges’.
5. Moderne elementen in de Parijse Opéra vanaf 1914. Expositie van 5 juni tot en met 9 september 2007.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *