Over Aubrey Beardsley en zijn Chinese verzamelaars in 1898.

scannen0001De Jan Toorop-tentoonstelling is ondertussen afgelopen en op weg naar München en Parijs. Wij moeten het nu dus doen met de fraaie catalogus die ook u ongetwijfeld aandachtig heeft bestudeerd. Mogelijk hebt u net als wij de loep gepakt bij een van de afbeeldingen op pagina 103. Daar is namelijk een prentbriefkaart te zien met een foto van het Arnhemse Velpervoortviaduct, omstreeks 1904. Dat samensteller Van Wezel goed kan speuren is welbekend maar dit is wel een heel fenomenale vondst: hoe vindt je zoiets? Alleen met het allergrootste geluk en toeval. Op het viaduct is namelijk Toorops affiche voor de Levensverzekering Maatschappij Arnhem uit 1899 te zien. Geweldig! We zijn zo copyrightschendend geweest om het plaatje te scannen. Als u erop klikt ziet u het iets beter. Nu wéét je wel dat de nu onbetaalbare affiches ontworpen door Toorop, Cheret, Toulouse-Lautrec, De Feure en noem maar op rond 1900 gebruiksvoorwerpen waren en werkelijk als affiches bedoeld maar dat ze gewoon op straat hingen blijft moeilijk voor te stellen. Die ritst elke art nouveau-fan toch meteen van de muur? De bushokjes hadden immers toch nog niet van die glazen beschermkasten? Deze ansicht lijkt ons, althans wat Toorop betreft, de eerste documentaire illustratie van dit affichegebruik.

Wel is gedocumenteerd dat wanneer rond 1895 de affiches van Aubrey Beardsley in het Londense straatbeeld verschijnen de hele Engelse hoofdstad zogenaamd ‘geel kleurde.’ Dat veroorzaakte veel afschuw, de meer conservatieve kunstminnaars vonden Beardsley’s tekeningen en affiches verschrikkelijk slecht en onzedelijk. Maar ook toen zullen veel (jongere) liefhebbers hebben getracht deze affiches heel van de muur te halen om veilig binnen op te hangen. Dat dit Londense verschijnsel ook in Nederland is opgemerkt bleek ons onlangs dankzij het voortschrijdende Delpher.  Op 2 mei 1898, enkele maanden na Beardsley’s dood, werd in de Haagsche Courant een geestige anekdote erover gemeld. Het is van de zeer weinige meer uitvoerige vroege, voor 1900, vermeldingen van de jonggestorven Engelse tekenkunstenaar maar in ons bescheiden overzicht van Beardsley’s ontvangst in Nederland ontbrak hij nog. Dat hij juist in een Haagse krant stond is waarschijnlijk niet helemaal toevallig. Juist in de hofstad was men beter op de hoogte van de buitenlandse avant garde-kunst dan waar ook in Nederland rond 1900.
Het lijkt wel een verhaal van Jacob Israël de Haan, iets als Het monster van China, maar dan met een kunststuk in de hoofdrol.

Een Amerikaan, die toevallig te Londen vertoefde, kocht daar een van de zonderlinge reclame-biljetten, zooals de onlangs overleden Engelsche artist Aubrey  Beardsley tot verbazing van zijne landgenooten ontwierp. Hij betaalde er fl.1,25 voor en zond het affiche naar een zijner vrienden in Amerika, als staaltje ‘van de meest moderne Engelsche kunst.’ De vriend had blijkbaar geen smaak in dit kunstproduct, want hij gebruikte het stevige papier om er linnengoed in te pakken, dat naar de wasscherij ging van een Chinees, Sam-Li geheeten. Nauwelijks had Sam-Li het geminachte reclame-biljet gezien, of zijn oogen begonnen te schitteren en hij vroeg aan den brenger van het pak, of hij den omslag mocht houden, ’t geen gereedelijk werd toegestaan. Sam-Li hing dadelijk het affiche in zijn bleekerij op en noodigde zijn landgenooten uit om het moois te komen bewonderen. Er kwamen er een paar, toen drie, toen een dozijn en eindelijk honderden, naarmate de mare van het wonderlijke aanplakbiljet zich verspreidde. Een van de bezoekers, Wan-To-Li, directeur van een Chineeschen schouwburg te Kanton, kocht het voor f 250 en liet het zien tegen entree; daarmee verdiende hij meer dan f 1000.
Eindelijk kocht een schatrijke Chinees uit Californië het biljet voor f 1250,-. Het versiert nu het paleis van dezen millionair en dag en nacht brandt er een lamp voor als voor een huisgod. Aubrey Beardsley heeft nooit geweten, dat zijn werk onder de zonen van het Hemelsche rijk zulke hartstochtelijke bewonderaars vond. ’t Opent in elk geval een nieuw kansje voor onbegrepen kunstenaars. scannen0002

Voor f. 1,25 kon je rond 1900 een populaire roman kopen, dus geen gebonden Couperus met gedecoreerd omslag of iets dergelijks. De f. 1250,- die de schatrijke Chinees ervoor betaalde representeert tegenwoordig, we zochten het na, zo’n 16.000 euro. Interessant natuurlijk dat Beardsley’s werk toen al zoveel op kon brengen. Wie zijn wij, maar ook dat wisten we niet, meenden altijd te begrijpen dat er maar een heel klein beetje animo voor was. Of deze anekdote in de Beardsley-literatuur is opgemerkt is ons evenmin bekend. We konden het niet terugvinden in de biografieën van Weintraub en Benkovitz. Dat het geen Nederlandse primeur is was wel gemakkelijk terug te vinden via het internet. Ook buitenlandse kranten berichten er over, zoals de Amerikaanse Salt Lake Tribune 19 juni 1898.

Lees ook:  Over een vroeg fictief optreden van Piet Mondriaan

The late Aubrey Beardsley little suspected what the fate of one of his curious, weird pictures would be. According to a contemporary, one of these bizarre posters was purchased by an American in London for the modest sum of 25 cents, and sent to a friend in America as a specimen of the latest thing in English art. The friend’s appreciation of the English art was such that he used the poster for wrapping up some linen that was sent to a Chinese laundry kept by Sam Li. Sam’s eyes brightened as he smoothed out the crumpled paper, and he fastened it on the laundry wall and invited his compatriots to come and look at it. They came by twos and threes, until the  fame of the poster spread abroad; then they came in crowds. One of the visitors, Wan-fo-Li, director of the Chinese theater in Canton, bought it for $100 and soon made $400 by charging a small entrance fee for seeing the poster. Finally, a rich Chinaman of San Francisco bought it for $500 and today it decorates the palace of this millionaire, and before it burns, day and night, a lamp, as before some domestic divinity.

Het blijft tenslotte gokken om welk affiche het zou kunnen gaan. Misschien Ali Baba (1897)? Of is het fout en eurocentrisch om te denken dat ze dat in China misschien mooier hebben gevonden dan een van zijn Yellow Book-affiches? Wie het weet mag het wederom zeggen.

 

3 gedachten over “Over Aubrey Beardsley en zijn Chinese verzamelaars in 1898.”

  1. Heel mooi weer tevoorschijn gehaald. Maar dit klinkt als een redelijk clevere persiflage op het verhaal hoe de Japanse prenten in Europa werden ontdekt en ook nog eens de art nouveau (en Beardsley dus) op weg hielpen: in Parijs ontving men in de jaren 1870/1880 het Japans porselein gewikkeld in prenten van Hokusai en Hiroshige – die waren in het land van herkomst common as dirt, vandaar. En zo ontdekte men de Japanse prentkunst, en zo ontstond de art nouveau, aldus die ietwat mythische verklaring.

  2. Hm, ja, dat zóu kunnen een persiflage. Maar betwijfel dat, daar deden de NLse kranten niet aan. Maar inderdaad, het spiegelt precies de vermeende manier waarop de Japanse kunstprenten naar Europe zouden zijn gekomen..

  3. Overigens had je wél Chinese verzamelaars van Westerse zaken. Onder meer de heel fatsoenlijke en leesbare auteur Lu Hsun (tegenwoordig schijn je dat Lu Xun te moeten schrijven – nee dus), die Lu Hsun was een gretig verzamelaar van onder meer Masereel en de Duitse expressionistische houtsnijders.alles zo jaren 20. Ik was jaren her in zijn voormalig woonhuis in Shanghai, en er hingen nog enkele wat smoezelige werkjes.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *