Aimez-vous Proust? Uiteraard! U bent immers zeer belezen en u heeft ook nog eens interesse in de kunst en literatuur van het fin de siècle. Beetje een open deur natuurlijk dat u dan de Verloren tijd heeft gelezen. Zegt u overigens en publique vooral La recherche, dat staat wel zo netjes en snobistisch. Hoewel, Proust wordt te pas en te onpas met het fin de siècle in verband gebracht maar diens magnum opus verscheen natuurlijk later, in meer modernistische tijden. Voor ons was dat altijd een reden om gepaste afstand te houden, met ruw gemeen als Joyce of Döblin wensen wij niet geassocieerd te worden en bij de onbetwistbare kwaliteit van het werk van Mann hebben wij ook zo onze twijfels. Wij lazen Proust ooit wel, maar eigenlijk maar half. Daarnaast is ons Frans weliswaar heel redelijk, maar echt niet zo goed dat we Proust in die taal op het nachtkastje kunnen leggen.
Een jaar of twee geleden sleepten we echter de hele Proust nogmaals onze decadente villa in Amsterdam-Noord in. Dat was nog niet zo makkelijk want we zijn immers in Nederland waar goede moderne vertalingen van klassiekers uit de wereldliteratuur vaak niet bestaan, of als die wel bestaan je daar gerust tussen de 50,- of 100,- voor neer kan tellen bij uw lokale boekhandel. Als calvinistisch decadent zijn wij echter sowieso meer van antiquarisch en tweedehands maar ook daar gaat een complete Proust in Nederlandse vertaling, als je hem al vindt, voor honderden euro’s over de toonbank. Maar met een beetje boekensneupen hadden we, deels in het Engels, in enkele weken een lees-Proust compleet. Beetje een, nog steeds prijzig, gedoetje, maar zeer de moeite waard bleek al snel. Proust is prachtig, zo ongeveer het beste en mooiste wat we ooit lazen. Punt uit.
Maar waarom heeft men het toch altijd over de omvang van het werk Proust? Kijk hoe dik de meeste boeken zijn die tegenwoordig verschijnen, Harry Potter of die Knausgard: duizenden pagina’s! Dan kan je net zo goed Proust lezen, als je gestaag doorleest heb je hem zoals wij in een jaartje uit. Deels dubbel zelfs want aan het eind van dat leesjaar verscheen de superbe nieuwe vertaling die we meteen ook nog lazen evenals Tegen Saint Beuve, L’Indifferént en Les Plaisirs et les Jours. Nu ja, die laatste twee deels, want die zijn echt niet zo goed. Biografieën haalden we ook in huis, maar daar zijn we nog niet aan toegekomen. Tenslotte lazen we de door Geerten Meijsing vertaalde en verzorgde Privé-domein-uitgave Brieven 1885-1906. Hoewel geen literaire pareltjes an sich was het toch leuke lectuur, een soort Proust-dessert.
Naar aanleiding van die brieven nu de prijsvraag van de week. Zoals u misschien weet hebben wij een bijzondere interesse in de schilderkunstige en literaire verbanden tussen Parijs en Nederland rond 1900. Die interesse hebben we al redelijk lang en wat we reeds vonden komt zo nu en dan goed van pas bij de biografie van Carel de Nerée, die we vlijtig aan het pennen zijn. Dat pennen betekent ook dat we ons qua andere zaken flink moeten beperken en we niet alles mogen uitzoeken en uitwerken van onszelf. Naar onderstaande hebben we toch stiekem wel even gezocht, maar zijn op een dood spoor gekomen. Dus, trouwe lezers, als u Le Monde wilt halen met een Proust-ontdekking, let u goed op. Let u ook goed op of wij ons niet op genânte wijze vergissen of bekende gegevens over het hoofd zien. Er is immers zoveel over Proust geschreven en wij lazen daar nog geen fractie van.
Brief nummer 72, gedateerd ‘tegen de eerste januari 1897’, is er een aan Laure Hayman naar wie Proust (deels) Odette de Crécy uit het fenomenale Un amour de Swann zou hebben gemodelleerd In die brief nu lezen wij in de vertaling van Meijsing:
Mijn eerbiedige groeten voor prince Alexis als die op dit moment bij u is. Zie hoezeer ik gelijk had om u op die dag dat ik u ontmoet heb te spreken over voorgevoelens en samenloop van omstandigheden. U herinnert zich dat wij alleen maar gesproken hebben over Monsieur de Modène. Diezelfde avond heb ik met hem kennis gemaakt. Overigens als hij u misschien alles gezegd hebben wat ik hem over u hebt verteld. Gisteren nog tegenover Monsieur de Stuers, die naar het schijnt een aquarelportret van u gemaakt heeft buiten uw medeweten, had ik gelegenheid ‘mijn godsdienst te belijden.’
Ha! De Stuers, klinkt Nederlands, een Nederlandse connectie van Marcel P.? Wij weten uiteraard dat Proust Nederland bezocht heeft, maar of hij ook sociale contacten met Nederlanders had is ons niet bekend. Over een in Parijs vertoevende Nederlandse schilder uit de kringen rond Proust hebben wij ook nimmer iets gelezen. Wie zou deze De Stuers zijn? Een voetnoot over hem ontbreekt in de Nederlandse uitgave en bij navraag wist heer Meijsing dit heerschap ook niet thuis te brengen (dank voor nagaan nogmaals!). Proustvertaler De Haan zocht vervolgens voor ons in de meer complete Franse brievenuitgaven maar vond ook daar behalve de naam niets (ook dank nogmaals!). Bij De Stuers denk je natuurlijk meteen aan Victor de Stuers, die immers ook liefhebberde in de beeldende kunsten én in de hoogste kringen verkeerde. Uit de biografie Perry maakten wij op dat hij, wie niet?, wel in Parijs kwam maar waar en wanneer is ons niet helemaal duidelijk.
Dankzij het R.K.D. konden wij vervolgens de personen die diens nalatenschap beheren aanschrijven. Deze hadden daarin geen portret van Hayman door De Stuers (of iets wat dat zou kunnen zijn) maar zouden gaan zoeken. We mochten helaas, ondanks navraag, niets meer horen. Wel uitten zij het vermoeden (bij deze ook dank!) dat het zou kunnen gaan om een andere De Stuers: Alphonse de Stuers, de oudere broer van Victor. Als wie diens levensloop bekijken lijkt hij ons inderdaad de meest waarschijnlijke kandidaat, aangezien hij zowel diplomaat als kunstenaar was. Moet hem zijn!
Máár waar is dan, ervan uitgaande dat het geen gerucht was maar hij het echt schilderde, zijn aquarelportret van Hayman? Dat zouden wij, en denkelijk ook anderen, graag willen weten. Er bestaan natuurlijk wel portretten van haar, zoals dat van LeBlanc Stwewart uit 1882 of de hier afgebeelde foto van Nadar uit 1879. Maar dit portret zou dan immers stammen uit wat je de conceptie-periode van de Recherche zou kunnen noemen. Als de oorlel van Van Gogh belangrijk is, dan is een onbekend portret van de liefde van Swann dat uiteraard ook. En ook voegt het dus iets toe aan onze kennis van de artistieke uitwisseling tussen Nederland (= Den Haag) en van Parijs rond 1900. Wie het weet mag het wederom zeggen. Merci à vous!
Beste Sander Bink,
Aangaande ridder de Stuers kan ik je zeggen dat hij gevolmachtigd minister van Nederland in Parijs was. En ja, hij was ook de broer van de schrijver van ‘Holland op zijn smalst’, die (dit is wel leuk te weten) met een vriend op een veiling ‘Het meisje met de parel’ heeft ontdekt en voor fl 1,- plus opcenten heeft gekocht. Nee, de Stuers eigenlijk niet, want omdat de vriend het eerste bood en zij niet tegen elkaar zouden opbieden, kwam het schilderij aan de vriend toe.
Je kunt het een en ander over ridder de Stuers, de gevolmachtigd minister, vinden als het je mogelijk is via Gallica het dagblad Le Figaro van het eind van de 19e eeuw te doorzoeken.
Ik schrijf je deze reactie ook, omdat ik, wat met het onderwerp weinig te maken heeft, van 1946 tot 1964 bij je in de buurt heb gewoond, namelijk op Meeuwenlaan 19.
Met vriendelijke groet,
Tony Volger.
P.S. Een titel die je zou kunnen interesseren: ‘Iets anders dan het niets | Een lezing van Prousts œuvre’, om eens van de eindeloze, tot niets leidende biografische lezingen van de Recherche af te komen en de vraag die aan de lezer van de Recherche wordt gesteld tot je door te laten dringen.