Oproep
Een fraai uitgevoerde brochure met veel illustraties en een zinvolle tekst, die sedert heden in Noord-Nederland op tal van strategische punten verkrijgbaar is, en in een grote letter de oproep Kom Paula zien als leidmotief hanteert, attendeert de lezer meteen op maar liefst vijf tentoonstellingen, die geheel, gedeeltelijk of nog slechts zijdelings, worden gerelateerd aan de in november 1907 overleden, tamelijk lang onderschatte, kunstenares Paula Modersohn-Becker, die in 1876 was geboren. Van die verschillende exposities is er één in de voormalige kunstenaarskolonie Worpswede, en die is al meer dan drie maanden toegankelijk, maar de resterende vier moeten nog worden gestart: twee daarvan, in Bremen [1], zijn te bezichtigen vanaf 13 oktober, de Oldenburgse expositie start op 14 oktober en de Städtische Galerie in Delmenhorst opent haar deuren voor Parijs straalt op 28 oktober. Alle vijf exposities zijn te bezichtigen tot en met 24 februari 2008.
Onbegrepen grootheid
Zoals dat met veel kunstenaars het geval is, werd de persoon Paula Modersohn-Becker tijdens haar leven niet door een grote schare kunstminnaars begrepen, en was het aantal mensen dat grote waardering voor haar werk kon opbrengen, eveneens tamelijk begrensd. En ook in haar geval werd na haar vroege dood — ze was 31 jaar toen ze overleed — pas anders, en vond haar werk toch nog internationale erkenning. Ze werd zelfs beschouwd als één der belangrijkste beeldend kunstenaars van het fin de siècle en als pionier van de moderne kunst. Die status is thans, een eeuw na haar verscheiden, nog even prominent.
Tijdens de expositie Paula in Paris in de Bremer Kunsthalle valt niet alleen via haar belangrijkste werken te zien welke enorme invloed die bewuste perioden in Parijs, gedurende de laatste zeven jaar van haar leven, hebben gehad, maar kan men haar werk ondergaan in combinatie met uitzonderlijke stukken van schilders, die haar tijdgenoten waren — zoals Paul Cézanne (1839-1906) en Vincent van Gogh (1853-1890), van Henri Matisse (1869-1954) en Pablo Picasso (1881-1973) — en die eveneens zo modern waren dat de tijd in menig opzicht voor hen al evenmin rijp was. Doch gelukkig geldt, hier en daar ook heden ten dage nog, tempora mutantur et nos mutamur in illis [2].
Persoonlijke noot
Het is nu alweer bijna een halve eeuw geleden dat ik persoonlijk met het werk van Paula Modersohn-Becker werd geconfronteerd. Ik las een dun boekje over Rilke, kort daarna werken van hem, en in die context kwam ik met een zwart/wit-versie van haar portret van deze dichter in aanraking. Ze had hem in 1900 leren kennen toen ze opnieuw in Worpswede — in die tijd een zeer belangrijke kunstenaarskolonie bij Bremen — verbleef, waar ze zich steeds weer terugtrok, nadat ze deze plek vanaf de zomer van 1897 als een soort thuisbasis had gevoeld toen ze daar een kort oponthoud had ingelast tijdens een langer verblijf te Bremen. In dat jaar leerde ze er kunstenaars kennen, onder hen de in 1865 geboren Otto Modersohn, met wie ze zich drie jaar later zou verloven. In Worpswede heeft ze eveneens al haar indrukken van de vier Parijse bezoeken in kunst vertaald.
Dat Rilke-portret van omstreeks 1905 maakte ook deel uit van de 71 stukken — en nog vier nummers foto’s en brieven — omvattende expositie die in de laatste zes weken van 1958 in het Groninger Museum werd gehouden, en waarvoor de toenmalige directeur, Jos de Gruyter, heel wat werk had verzet en op diverse fronten en van vele kanten hulp had gekregen. Een begeleidend tekstboek met catalogus had een fraaie vormgeving gekregen in handen van Abe Kuipers.
__________
[1] Kunsthalle Bremen, Am Wall 207, D-28195 Bremen; www.kunsthalle-bremen.de.
De expositie Paula in Paris, welke van 13 oktober tot en met 24 februari 2008 aldaar wordt gehouden, is elke dinsdag geopend tussen 10:00 uur en 21:00 uur, en op elke woensdag tot en met zondag van 10:00 uur tot 18:00 uur. ’s Maandags is de tentoonstelling niet toegankelijk.
[2] De tijden veranderen en wij met (eig.: in) hen.
___________
Afbeeldingen
1. Paula Modersohn-Becker: zelfportret op groene achtergrond met blauwe iris. Dit is ontstaan rond 1905 en in bezit van de Kunsthalle Bremen en de Kunstverein in Bremen.
2. In de maanden mei en juni van 1906 is dit — stilleven met goudvis in kom — van Paula Modersohn-Becker ontstaan. In de Bremer Kunsthalle wordt tijdens deze expositie tevens een passende tegenhanger van Paul Cézanne getoond het befaamde: stilleven met appels in schaal (1879-82) dat zich normaliter in de Nye Carlsberg Glyptothek te Kopenhagen bevindt.
3. Kind in cape, lantaarns en trekpaarden, Parijs 1905/1906. Het is een houtskool-tekening op het klassieke Din A4-formaat: 21,9 x 29,4 cm. Deze afbeelding siert de voorzijde van de tentoonstellingscatalogus uit 1958 van het Groninger Museum.